College 10: Asthma and psychosocial factors Flashcards

1
Q

Astma wordt gekenmerkt door

A

Chronische inflammatie van de luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Th1/Th2

A

Sprake van Th2 hypersensitiviteit (humorale IS, zorgt voor symptomen (eosinofielen voor chronische inflammatie en IgE voor mucus en bronchoconstrictie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onset in kinderen

A

Genen, allergenen (TRIGGER), prenatale omgeving en psychopathologie van verzorgenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onset in volwassenen

A

Allergenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oorzaak astma

A

Inhaleren van allergenen, waardoor er een kettingreactie van biochemische veranderingen en weefselveranderingen in gang wordt gezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Symptomen (4)

A
  • Bronchiale inflammatie
  • Bronchoconstrictie
  • Mucus vorming
  • Wheezing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Triggers van astma

A

Allergenen, infecties en andere triggers (mist, stoom?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Triggers zorgen in de longen voor

A

Bronchiale hyperresponsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Twee hoofdkenmerken van astma

A

Reversibele inflammatie, obstructie van de luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Triggers zorgen voor de activatie van

A

T-helper cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Th1 cellen

A

Tegen intracellulaire pathogenen - CELLULAIRE IS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Th2 cellen

A

Tegen extracellulaire pathogenen - HUMORALE IS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Th1 en Th2 hebben

A

Invloed op elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Th2 bestaat uit twee factoren

A
  • Eosinofielen: chronische inflammatie

- IgE: bindt aan mestcel die daardoor histamine gaat afgeven, zorgt voor mucus vorming en bronchoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de invloed van SES bij astma

A

SES kan worden onderverdeeld in prestige SES (opleiding) en resource SES (geld/schulden).
Prestige SES: gerelateerd aan astma gerelateerde gedragingen
Resource SES: gerelateerd aan cytokinen productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de invloed van stress bij astma

A

Stress, vooral prenatale stress, kan zorgen voor het uitlokken van astma, doordat de HPA-as van het kindje hypergevoelig is. Hierdoor vindt er een Th2 shift plaats, waardoor Th1 onderdrukt wordt en Th2 hyperactief is en waardoor astma kan ontstaan.
Pro-inflammatoire cytokinen geproduceerd bij astma zorgt weer voor de verdere activatie van de HPA-as, waardoor er meer cortisol wordt geproduceerd. Dit kan zorgen voor het eerder ontstaan van depressie (en cytokinen zorgen ook voor depressieve stemming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Prevalentie oud/jong

A

Kinderen meer bij meisjes, volwassenen meer bij vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Omgevingsfactoren die kunnen bijdragen aan astma

A

Prenatale omgeving, familie functioneren (cohesie) en SES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bij astma en DM allebei sprake van

A

Gen x omgeving interactie en ontstaan door trigger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Roken zorgt voor

A

Bronchoconstrictie, mucus vorming en inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij astma rookt men

A

Meer dan in de gezonde populatie, SHS is net zo slecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Comorbiditeit adolescenten

A

Angst, gedrag en stemming

23
Q

Comorbiditeit volwassenen

A

Angst, paniek en depressie

24
Q

Psychische problematiek zorgt voor

A

Slechtere QoL, meer medicatiegebruik, meer ziekenhuisopnames, slechte astma controe

25
Q

Psychische problematiek en astma

A

Delen biologische mechanismen, waardoor ze elkaar kunnen versterken/verslechteren

26
Q

Van astma naar depressie

A
  1. Ziekteburden
  2. Medicatie bijwerkingen
  3. Biologische mechanismen
27
Q

Medicatie bijwerkingen astma en depressie (2)

A
  • Glucocorticoïden: synthetische cortisol, als je dit vaker slikt geeft het net zo’n reactie als bij chronische stress (systeem wordt ongevoeliger, anti-ontstekingseigenschappen verzwakken, IS omhoog). Door stress is het systeem nog ongevoeliger, waardoor je nog meer moet nemen om een effect te krijgen.
  • Albuterol: verhoogd paniekgevoel (overarousal), waardoor paniek en astma moeilijker uit elkaar te houden zijn > bevestiging van cognitie
28
Q

Factoren die zowel kunnen zorgen voor astma als depressie

A
  • Genen
  • Pre/postnatale omgeving
  • Gedeelde pathofysiologie
29
Q

Twee factoren die invloed hebben op bronchiolen

A
  • Inflammatie: door eosinofielen
  • IgE: mucusvorming en bronchoconstrictie
  • ANS: door ORGAANSPECIFICITEIT zorgt PS voor bronchoconstrictie en SP voor bronchodilatatie (bij stress dus meer SP
30
Q

PS op de longen

A

Bronchoconstrictie, muscarine receptoren

31
Q

SP op de longen

A

Bronchodilatatie, via beta receptoren

32
Q

ANS bij astma

A

Sprake van overgevoelige PS - dus meer bronchoconstrictie!

33
Q

Th2 shift/biased IR

A

MEER anti-inflammatoire cytokinen: IL-4, 5, 6, 10, 13 - extracelluaire IS, aanzetten eosinofielen en IgE > SYMPTOMEN
MINDER pro-inflammatoire cytokinen: TNFalfa, INFgamma - doden intracellulaire parasieten en aanzetten tot auto-immuun respons

34
Q

Komt door

A

Prenatale stress

35
Q

Cascasde IgE

A

Irritant > IgE respons > anti-inflammatoire cytokinen afgifte > bronchoconstrictie en mucusvorming

36
Q

Waarom albuterol als medicatie gebruik

A

Is een beta-agonist, dus aanzetting van het SP, dus bronchodilatatie. Maar ook een SP reactie in de rest van het lichaam, dus hartslag omhoog, vasoconstrictie > zenuwachtig gevoel

37
Q

ANS als link tussen astma en depressie

A

Vagal bias door prenatale stress - in de prenatale periode worden organen op een verschillende manier ingesteld (ORGAANSPECIFICITEIT), ook HPA-as ingesteld in deze periode. Bij astma is er dus een overgevoelige PS en depressie bij astma is geassocieerd met verandering van de vagale longreactie in vergelijking tot alleen astma.

38
Q

Aanpassing HPA-as door prenatale stress zorgt voor

A
  • Meer gevoeligheid voor stress

- Minder regulatie van IR: Th2 shift (!!)

39
Q

Th2 shift in baarmoeder

A

Cortisol en CRH kunnen bij grotere hoeveelheden door de placenta heen > IgE respons omhoog (Th2) > meer remming Th1 (Th1/Th2 disbalans) > cytokine afgifte > bronchoconstrictie/mucusvorming

Cytokinen: ZIEKTEGEDRAG

40
Q

Dus door HPA-as

A

Th2 shift in IS, daardoor meer cytokinen en meer ziektegedrag en door verandering in HPA-as ook gevoeliger voor stress

41
Q

Twee effecten van prenatale stress zijn dus

A
  • Verandering HPA-as: meer gevoelig voor cortisol, op lange termijn cortisol resistentie daardoor ontstekingen minder goed geremd doordat negatieve feedback loop niet goed werkt
  • Verandering humorale IR: Th2 shift

> VERHOOGD RISICO ASTMA EN DEPRESSIE (beide factoren zorgen voor meer cytokinen, dus meer ziektegedrag)

42
Q

Dyspneu

A

Subjectieve verschillen, air hunger

43
Q

Dyspneu kan door drie factoren worden uitgelokt

A
  1. Mechanoreceptoren: worden gereguleerd door hersenstam, dyspneu door discrepantie tussen wat de hersenstam en wat de receptoren zeggen
  2. Receptor functie: stretch en airflow receptoren kunnen overgevoelig worden > verhoogde respons
  3. Chemoreceptoren: overgevoelig, geven signalen van hypercapnia af.
44
Q

Brochoprovocatie test

A

Histamine inhaleren, is een betere voorspeller van dyspneu dan longfunctie zelf

45
Q

Dyspneu beïnvloed door

A

Emoties, stemming, angst, anticipatie op dyspneu, verhoogde aandacht op ademhaling

46
Q

Onderzoek achtbaan

A

Koude lucht achtbaan zou dyspneu moeten triggeren, maar na achtbaan hadden astmapatiënten even hoge longfunctie als controle groep
> DUS: subjectieve reacties hebben grote invloed op benauwdheid!

47
Q

Perceptie van dyspneu en activatie in de hersenen

A

Signaal komt binnen via de insula en in ACC wordt besloten of er emotioneel gereageerd moet worden of niet, OFC matching van affect en fysieke staat

48
Q

Hersengebieden astma en depressie

A

Zowel insula als ACC hypergevoelig bij astma en depressie

49
Q

Cognitieve theorie astma > depressie

A
  • Herhaalde blootstelling van astma zorgt voor koppeling van angst en dyspneu
  • Aangeleerde hulpeloosheid door onvoorspelbaarheid van aanvallen
50
Q

Biologische theorie astma > depressie

A

Hypoxia en hypercapnia leiden tot hyperreactiviteit van angstcircuits in de hersenen

51
Q

Van dyspneu naar paniekaanval

A

Hypercapnia zorgt voor

  • LC: NE omhoog > verhoging hartslag
  • Ventrale medulla > verhoging ademhaling

Ventrale medulla zorgt ook voor aansturing van het limbische systeem, waardoor een gevoel van angst ontstaat.

Bij CO2 sensitiviteit bij astma: elke keer als CO2 boven een grens komt, wordt deze hele reactie op gang gebracht, zowel fysiologische als emotionele reacties

52
Q

SES zorgt voor

A

Verhoging HVZ, autoimmuunziekten, respiratoire ziekten, kanker

53
Q

Lage SES in volwassenen zorgt voor

A
  • Verhoging adrenaline/noradrenaline
  • Cortisol
  • Inflammatie

> HVZ / astma