Class 3.2 Flashcards
1
Q
Como te llamas?
A
Hoe heet jij?
2
Q
Como vienes a la escuela?
A
Hoe kom jij naar school?
3
Q
Cuantos idiomas hablas?
A
Hoeveel talen spreek jij?
4
Q
Donde vives?
A
Waar woon jij?
5
Q
Cuanto tiempo tienes en Belgica?
A
Hoelang woon jij in Belgie? Al tien jaar / Nog maar vijf maanden
6
Q
De que pais vienes?
A
Uit welke land kom jij?
7
Q
Cual lengua hablas?
A
Welke taal spreek jij?