BONES 2 Flashcards

1
Q

neustussenschot

A

septum nasi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

neusschelpen

A

conchae nasales superiores/mediae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gaten in het zeefbeen

A

ethmoïdale sinussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bovenkaak

A

maxilla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gaten in bovenkaak

A

sinus maxillares

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

harde gehemelte

A

palatum durum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar moet je met de onderkaak mee oppassen

A

het is zeer beweegelijk dus kan makkelijk ontwrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gehemeltebeenderen

A

ossa palatina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

van welk been is het voorste deel van het harde gehemelte deel, en van welke het achterste?

A

voorste: maxilla

achterste: ossa palatina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ploegschaarbeen, onderste deel neustussenschot

A

os vomer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

neusbeenderen

A

ossa nasalia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat vormen de ossa nasalia

A

neusbrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

traanbeenderen

A

ossa lacrimalia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onderste neusschelpen

A

conchae nasales inferiores

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bij welk bot hoort het bovenste en onderste del van het neustussenschot

A

bovenste: os ethmoidale

onderste: os vomer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

neusbijholten

A

paranasale sinussen

17
Q

wat zijn de paranasale sinussen

A

frontale sinus
sphenoïdale sinus
ethmoïdale sinus
maxillaire sinus

18
Q

wat zijn de functies van de sinussen

A

schedel lichter maken en vormen slijmvlies

19
Q

tongbeen

A

os hyoideum

20
Q

wat is een fontanel

A

plaatsen waar schedel nog niet is gegroeid, met tijd zal dit bindweefsel bot worden (intramembreus) duurt +/- 4 jaar

21
Q

fontanel

A

fonticulus major (of anterior)

fonticulus minor (of posterior)

22
Q

wervelkolom

A

columna vertebralis

23
Q

halswervels en hoeveelheid

A

vertebrae cervicales (C1-7)
cervicale wervels

24
Q

borstwervels en hoeveelheid

A

vertebrae thoricae (T1-12)
thoracale wervels

25
Q

lendenwervels en hoeveelheid

A

vertebrae lumbales (L1-5)
lumbale wervels

26
Q

heilig been

A

os sacrum (5 wervels, vergroeid)

27
Q

staartbeen

A

os coccygis (4 wervels, vergroeid)

28
Q

wat is de functie van de wervelkolom

A

steunpilaar, drager van gewicht (en dit overbrengen naar bekken/benen)

29
Q

primaire kromming

A

kyfose
-thoracaal
-sacraal

30
Q

secundaire kromming

A

lordose
- cervicaal
- lumbaal

31
Q

wanneer ontwikkelen de lordoses zich

A

cervicaal: bij het hoofd rechtop te leren houde

lumbaal: bij recht te leren staan

32
Q

wat zijn afwijkende krommingen (te bol, hol of scheef)

A
  • scoliose (zijdelings)
  • hyperkyfose
  • hyperlordose