anatomie: lymfestelsel en immuniteit 2 Flashcards

1
Q

wat zijn lymfoïde weefsels

A

lymfefollikels
MALT
tonsillae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de kenmerken van lymfefollikels

A
  • Geen vezelig kapsel
  • Centraal kiemcentrum: actief delen van lymfocyten
  • Ziektes kunnen zich vestigen in lymfefolikkels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de volledige naam van MALT

A
  • Mucosa geassocieerd lymfoïd weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de eigenschappen van MALT

A
  • Epitheelbescherming (want staat in contact met buitenkant)
    o Spijsvertering, ademhaling, etc
  • Bestaat uit groepen lymfefollikels
    o Bv platen van Peyer
  • Bv appendix vermiformis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de kenmerken van de tonsillae

A
  • Grote lymfefollikels
  • Bewaken toegang spijsverteringskanaal en luchtwegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de soorten tonsillae

A

o Keelamandel: tonsilla pharyngealis
o Gehemelte amandelen tonsillae palatinae
o Tongamandelen: tonsillae linguales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn lymfoïde organen

A

lymfeknopen, thymus, milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de latijnse naam voor lymfeknopen

A

nodi lymphatici

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de kenmerken van lymfeknopen

A
  • Vezelig kapsel
  • Cervicaal, axillair, inguinaal
  • Functie: filtering/zuivering van lymfe
    o 99% antigenen worden verwijderd
    o Stimuleren T- en B-cellen voor immuunreactie te starten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een gevolg van de aanmaak van T- en B-cellen

A

zorgt voor opzwelling lymfeknopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn Afferente lymfevaten

A

aanvoer vanuit perifere weefsels naar lymfeknoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn efferente lymfevaten

A

afvoer vanuit lymfeknoop naar veneuze systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de kenmerken van de zwezerik

A
  • In mediastinum achter sternum
  • Hier vormen en rijpen T-cellen zich (onder invloed van thymosinen)
  • Verkleint na puberteit
  • Linker- en rechtrkwab (lobi + septa)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de kenmerken van de milt/splen/lien

A
  • Grootste hoeveelheid lymfoïd weefsel
  • Rode pulpa: erythrocyten
  • Witte pulpa: lymfocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is functie van milt

A

o filtratie van bloed (verwijderen van afwijkende bloedcellen)
o Start reacties B-en T-cellen op antigenen
o Ijzer opslaan uit rode bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een andere naam van de miltpoort en wat gebeurt hier

A

hilus lienalis
o Hier komen arteria lienalis, vena lienalis en lymfevaten binnen

17
Q

wat zijn de kenmerken van niet specifieke afweer/immuniteit

A

a. Aangeboren
b. Onafhankdelijk van aard bedreiging

18
Q

wat zijn de 7 niet specifieke afweer/immuniteit delen

A
  1. fysieke barrières
  2. fagocyten
  3. immunologische surveillance
  4. interferonen
  5. complementsysteem
  6. ontstekingsreactie
  7. koorts
19
Q

wat zijn de eigenschappen van fysieke barrières

A
  1. Houden gevaarlijke stoffen/organismen buiten
    a. Uitwendige lichaamsoppevlakten (heel effectief): Huid: keratine, meerdere lagen, haren, klieren
    b. Inwendige lichaamsoppervlakte: Spijsvertering, luchtwegen: slijmvlies, maagzuur,
20
Q

wat zijn de kenmerken van fagocyten

A
  1. Opeten cellen (sluiten ze in en verteren lichaamsvreemd materiaal)
  2. Eerstelijn cellulaire verdediging
  3. Vooral: neutrofiele granulocyten en macrofagen
  4. Leukocytose = ontstekingsparameter
    a. Toename totaal witte bloedcellen in totaal
21
Q

wat zijn de zijn de eigenschappen van “mobiele” fagocyten

A

a. Chemotaxis: worden aangetrokken tot chemische prikkels van ziekteverwekkers
b. Diapedese: emigreren door bloedvatwand naar omringde weefsels

22
Q

wat is immunologische surveillance, door wat wordt het gedaan (en wat zijn de taken hiervan)

A
  1. Voortdurende bewaking gezonde weefsels
  2. NK-cellen
    a. Herkennen + vernietigen viraal geïnfecteerde cellen en tumorcellen
    b. Sneller maar minder selectief van T en B cellen
23
Q

wat is immunologische ontsnapping

A

nk cellen herkennen niet dat cel gemuteerd is dus tumorcellen kunnen verspreiden

24
Q

wat zijn interferonen

A
  1. Chemische signaalstoffen
    a. Verdediging tegen virale infecties coordineren
  2. Worden afgegeven door lymfocyten, macrofagen en viraal geïnfecteerde cellen
  3. Vertragen verspreiding virale infecties
  4. Interferonen = cytokinen met invloed op lichaam (hormonale werking)