anatomie: het moleculaire organisatieniveau Flashcards

1
Q

wat is een atoom

A
  • Elementaire deeltjes van materie
  • Kleinste stabiele eenheid van materie
  • Afmetingen in Nm (nanometer)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de 3 types van subatomaire deeltjes

A

o Protonen: positieve elektrische lading (p+)
o Neutronen: neutraal/ongeladen (n°)
o Elektronen: negatieve elektrische lading (e-)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat betekend elektrisch neutraal? bij atomen

A

Alle atomen bevatten normaal evenveel protonen en elektronen = evenveel positieve ladingen als negatieve ladingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe worden moleculen gevormd

A

gevormd door chemische bindingen tussen atomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een ion

A

elektrisch geladen atoom of molecuul doordat ze elektronen bijkrijgen of verliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een kation

A

Ion met positieve lading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn voorbeelden van kationen

A

Natrium (NA+), kalium (K+), calcium (Ca2+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een anion

A

ion met negatieve lading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorbeeld van een anion

A

Chloride (Cl-)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waaruit bestaat de kern van een atoom

A

neutronen + protonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat noemt het deel waarop de elektronen ronddraaien

A

elektronenwolk
elektronenschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de 3 types van fysiologische reacties

A

katabolisme
anabolisme
reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is katabolisme

A

afbraakreactie

een product valt uit elkaar in afzonderlijke elementen

energie komt hierbij vrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is anabolisme

A

synthesereactie

twee aparte componenten worden één product

hiervoor is energie nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is reversibel

A

omkeerbare reacties

product kan zowel opsplitsen in componenten als samenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat doet een enzym

A

zorgen ervoor dat chemische reacties starten of versnellen, dit onder andere door de activeringsenergie voor een specifieke chemische reactie te verlagen.

Het zijn katalysatoren.

17
Q

wat is activeringsenergie

A

energie die nodig is om chemische reactie te starten

18
Q

wat zijn de eigenschappen van water

A
  • Belangrijk reagens bij chemische reacties in levende systemen
  • Houdt goed temperatuur vast, lichaamstemperatuur blijft stabiel
  • oplosmiddel voor moleculen
19
Q

Hoe wordt de zuurtegraad bepaald

A

door aantal vrije waterstofionen (H+)

20
Q

wat zijn de eiegenschappen van waterstofionen

A

ze zijn zeer reactief

  • kunnen complexe moleculaire verbindingen in het lichaam afbreken
  • nauwkeurige regulatie is noodzakelijk
21
Q

wat is een neutrale ph en wanneer is iets zuur of base

A
  • neutraal = 7
  • lage pH = zuur (veel H+)
  • hoge pH = base (veel OH-)
22
Q

wat als bloed te zuur is

A

acidose: coma

23
Q

wat als bloed te base is

A

alkalose: spiercontracties, dood

24
Q

wat is een zuur

A

stof die in een oplossing uiteenvalt en H+ vrijgeeft

25
wat is een base
stof die in een oplossing OH- vrijgeeft
26
wat is een zout
stof die in een oplossing uiteenvalt in anion en kation die fungeren als elektrolyten
27
wat is een buffer
stof die pH-waarde stabiliseert (H+ opnemen of afgeven)
28
wat doen elektrolyten
geleiden elektrische stroom
29
wat zijn de soorten organische verbindingen
koolhydraten vetten eiwitten nucleïnezuren adenosinetrifosfaat (ATP)
30
wat zijn koolhydraten
Suiker en zetmeel (opgebouwd uit C, H, O) Rol: energiebron
31
wat zijn soorten koolhydraten
monosachariden disachariden polysachariden
32
wat zijn monosachariden
kleinste bouwsteen van koolhydraten enkelvoudige suiker (glucose, fructose) makkelijk oplosbaar in bloed
33
wat zijn disachariden
o Verbinding van 2 monosachariden o Makkelijk oplosbaar in water/bloed o Enzymen splitsen deze in monosachariden (energie komt vrij bij splitsen
34
wat zijn polysachariden
o Verbinding van meerdere mono- of disachariden (zetmeel (plant) glycogeen (dier)) o Onoplosbaar in water/bloed o Glycogeen = koolhydraatreserve in het lichaam (lever en spieren) o Gesplitst in monosachariden (energie komt vrij)