anatomie: celstructuren en functies Flashcards

1
Q

wat zijn de 4 onderdelen van celtheorie

A
  1. kleinst functionerende levende eenheid
  2. basisbouwsteen planten en dieren
  3. product van celdeling
  4. elke cel heeft homeostatische mechanismen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is LM

A

lichtmicroscopie
minst sterk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is EM

A

elektronenmicroscopie

TEM
SEM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is TEM

A

transmissie elektronenfoto’s (sterkste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is SEM

A

scanning elektronenfoto’s
3D beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is Interstitiële stof

A

extracellulaire vloeistof (zit rond cellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat his het celmembraan (kort)

A

vetbarrière tussen celinhoud en omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

synoniem celinhoud

A

cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waaruit bestaat cytoplasma

A

cytosol (intracellulaire vloeistof)
organellen (intracellulaire structure)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de eigenschappen van het celmembraan

A

fysieke barrière tussen buiten- en binnenkant (homeostatisch milieu)

reguleert uitwisseling met de omgeving

heeft contact met buitenwereld door receptoren

geeft structurele stevigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn zaken die zoal in en uit de cel gaan

A

in: ionen, voedingsstoffen
uit: ionen, afvalstoffen, klierproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waaruit bestaat het celmembraan

A
  • fosfolipide dubbellaag
  • membraaneiwitten
  • koolhydraten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waaruit bestaat de fosfolipide dubbellaag

A

hydrofiele koppen
hydrofobe staarten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de eigenschap van het celmembraan

A

selectief permeabel
hangt af van grootte/vorm molecule, elekrische lading en oplosbaarheid in vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is passief transport

A

geen energie nodig
met concentratiegradiënt mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is actief transport

A

energie nodig (ATP)
tegen concentratiegradiènt in

17
Q

wat zijn de soorten membraantransport

A
  1. diffusie
  2. osmose
  3. filtratie
  4. gefaciliteerde diffusie
  5. actief transport
  6. vesiculair transport
18
Q

wat is diffusie

A

passief
Beweging deeltjes door membraan van plaats hogere concentratie naar lagere.
Gelijkmatige verdeling van moleculen/ geen concetratieverschil

19
Q

wat is osmose

A

Passief
Beweging water door membraan van plaats lagere concentratie deeltjes naar hogere.

Gelijkmatige verdeling van moleculen/ geen concetratieverschil

20
Q

wat zijn de soorten oplossingen bij osmose

A

isotone oplossing
hypertone oplossing
hypotone oplossing

21
Q

wat is crenatie

A

Hypertone oplossing: cel verliest water = cel krimpt/kartelt

22
Q

wat is lysis

A

Hypotone oplossing: cel neemt water op = cel zwelt op -> lysis

23
Q

wat is filtratie

A

Passief
Hydrostatische druk forceert water doorheen membraan (v.b. bloeddruk, nieren)

24
Q

wat is gefaciliteerde diffusie

A
  • Passief
  • Via dragerstof
  • Essentiële voedingstoffen te groot voor membraankanalen
  • Volgens concentratiegradiënt
    Zijn maar een beperkt aantal eiwitten dus het gaat traag
25
Q

hoe gaat gefaciliteerde diffusie te werk

A

Deeltjes binden aan receptor op dragereiwit (deze veranderd dan van vorm en geeft het deeltje in de cel terug af)

26
Q

wat is actief transport

A

a. Actief (met ATP)
b. Via dragerstof (ionenpomp) (natrium-kaliumpomp)
c. Onafhankelijk van concentratiegradiënt
d. Zorgt voor homeostase in de cel

27
Q

wat is vesiculair transport

A
  • actief (ATP)
  • verpakking in membraanblaasjes
  • endocytose of exocytose
28
Q

wat zijn de soorten endocytose

A
  • opname via receptoren (selectief)
  • pinocytose
  • fagocytose
29
Q

wat is pinocytose

A

niet selectief, cel neemt extracellulaire vloeistof op

30
Q

wat is fagocytose

A

vreemde voorwerpen worden ingekapseld en verteerd (d.m.v. lysosomen)

31
Q

wat is exocytose

A

Afgifte van hormonen/afvalstoffen/etc