Bewegingen Flashcards

1
Q

Definitie / verschil van anatomie en fysiologie.

A

Anatomie is de studie van de bouw en de locatie van de lichaamsdelen.

Fysiologie is de studie van de functie van deze delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de anatomische houding?

A

De anatomische houding is de internationaal afgesproken uitgangshouding bij topografische beschrijvingen.

In deze houding:
•staat de persoon rechtop;
•houdt de persoon het hoofd rechtop;
•houdt de persoon de armen gestrekt naast het lichaam;
•zijn de handpalmen naar voren gekeerd;
•zijn de voeten iets gespreid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De 3 vlakken:

A
  • frontale vlak
  • sagitale vlak
  • transversaal vlak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Transversaal vlak + as

A

verdeeld lichaam in boven en onder (superior en inferior)
-> draaibewegingen mogelijk
longitudinale as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sagittaal vlak + as

A

verdeelt het lichaam in een linker -en rechterkant
-> maakt bewegingen naar voren mogelijk
transversale as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Frontaal vlak

A

verdeelt het lichaam in voor -en achterkant (anterior en posterior)
-> maakt zijwaartse bewegingen mogelijk
sagittale as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Belangrijke systemen van het menselijk lichaam? (10)

A
  • bewegingsstelsel
  • cardiovasculair stelsel
  • ademhalingsstelsel
  • zenuwstelsel
  • spijsverteringsstelsel
  • urogenitaal stelsel
  • inwendige klieren
  • afweerstelsel
  • zintuigen
  • huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Functie bewegingsstelsel?

A

overeind staan + bewegen
-> skelet, spieren, gewrichten werken samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functie cardiovasculair stelsel?

(bloedvatenstelsel)

A

hart pomp bloed door netwerk van vertakte bloedvaten

  • > zuurstof, bouwstoffen, energie rondvoeren
  • > afvalstoffen afvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Functie ademhalingsstelsel?

A

aanvoer van zuurstof en afvoer van koolstofdioxide
-> via luchtwegen en longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functie zenuwstelsel?

A

opgebouwd uit hersenen en zenuwen
alle signalen worden via de zenuwen doorgegeven aan de hersenen (computer) om opgeslagen of verwerkt te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functie spijsverteringsstelsel?

A

mond tot einde dikke darm
-> voedingsstoffen uit eten opnemen
-> onverteerbare stoffen verwijderen
aan de hand van spijsverteringklieren (zoals lever en pancreas)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functie urogenitaal stelsel?

A

opgebouwd uit nieren, urineleiders, blaas = urinaire stelsel

  • > zuiveren bloed -> afvalstoffen afscheiden en afvoeren
  • > waterhuishouding en zoutbalans

genitale stelsel = voorplanting

beiden maken gebruik van structuren in de onderbuik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functie inwendige klieren?

A

in het bloed stoffen afscheiden
-> regelen van lichaamsfuncties zoals groei, voorplanting en suikergehalte bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Functie afweerstelsel?

A

beschermen tegen indringers zoals virussen, bacteriën en schimmels

  • > bescherming tegen ziektes + immuun maken voor bepaalde aandoeningen
  • –> immuunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Functie zintuigen?

A

prikkels en signalen uit omgeving waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Functie huid?

A

beschermen tegen schadelijke invloeden van buitenaf
zoals bacteriën en zonnestralen
+ verantwoordelijk voor warmtebehoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Functie skelet? (6)

A
  • Het geeft vorm aan het lichaam
  • Het geeft steun aan het lichaam
  • Het is de aanhechting voor spieren, pezen en banden
  • Het geeft de mogelijkheid tot bewegen binnen de gewrichten
  • bescherming aan de inwendige organen (hersenen, ruggenmerg, hart en longen)
  • Zorgt voor vorming van bloedcellen. In het rode beenmerg van de
    lange pijpbeenderen worden rode bloedlichaampjes, witte bloedlichaampjes en bloedplaatjes gevormd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bot opbouw

A

beenweefsel: kalk en lijmstof
kalk -> stevigheid
lijmstof -> buigzaamheid

baby’s -> botten bijna puur kraakbeen
wordt tijdens de groei vervangen door botweefsel (tot ong. 25 jaar)
-> kinderen breken bijna nooit iets

20
Q

3 soorten beenderen

A

1) platte beenderen
- > plat en breed (schedel, schouderbladen, ribben, borstbeen, heupbeen)

2) pijpbeenderen
- > lang en dun (scheenbeen, dijbeen, vingerkootjes)

3) onregelmatige (korte) beenderen
- > in alle richtingen ong. even groot

21
Q

Skeletonderverdeling beenderen, locatie

A
  • beenderen van de romp
  • beenderen van de ledematen
  • beenderen van het hoofd
22
Q

Beenderen van de romp

A
  • wervelkolom
  • ribben
  • borstbeen
23
Q

Onderverdeling wervelkolom

A
  • halswervels: 7 (cervicale wervels)
  • borstwervels: 12 (thoracale wervels)
  • lendenwervels: 5 (lumbale wervels)
  • heiligbeenwervels: 5 (sacrum)
  • staartbeenwervels: 3 (coccygis)

in totaal 32 wervels

24
Q

Lordose

A

natuurlijke kromming wervelkolom in sagittale vlak
-> holle kant wervelkolom naar voor gericht

(vaak bij gymnasten)

25
Q

Kyfose

A

natuurlijke kromming wervelkolom in sagittale vlak
-> bolle kant wervelkolom naar achter gericht

(naar voor buigen, bv bij veel computerwerk)

26
Q

Flat back

A

afname van krommingen in wervelkolom

27
Q

Scoliose

A

abnormale S-vorm van wervelkolom in frontale vlak

28
Q

Tussenwervelschijven

A

(disci intervertrebalis)
schijven van bindweefsel tussen elke 2 opeenvolgende wervels
-> stevige buigzame wervelkolom

29
Q

Wat is een hernia?

A

tussenwervelschijf vervormd en naar achter gedrukt
-> uitpuiling disci tegen zenuw -> pijn

oefeningen juist uitvoeren ter preventie

30
Q

Wat is de atlas?

A

eerste wervel
-> grenst aan onder -en achterkant van schedel

31
Q

Wat is de axis?

A

tweede wervel, draaier

32
Q

Onderscheid tussen de soorten wervels?

A

halswervels: klein wervellichaam en groot wervelgat
- > grote beweeglijkheid

borstwervels: hechten aan rechter -en linkerkant een rib vast
lendenwervels: groot wervellichaam en klein wervelgat, geen ribben

heiligbeenwervels: samen vergroeid tot heiligbeen
- > stevig, driehoekige structuur
staartbeenwervels: klein en dikwijls vergroeid tot staartbeentje

33
Q

Opbouw ribben

A

(costae)
platte halfsoepelvormige beenderen: organen buikholte beschermen
in totaal 12: 7 paar echte, 3 paar valse, 2 paar zwevende
ribben verbonden met wervels en borstbeen met kraakbeen
valse aan echte verbonden met kraakbeen
zwevende enkel aan wervelkolom -> voorover buigen

34
Q

Opbouw borstbeen

A

(sternum)
zwaardvormig, plat beenstuk vooraan de borstkas
bovenaan het handvat (manubrium) -> hechting sleutelbeen + eerste paar ribben

in het midden het lichaam (corpus) -> hechting 6 paar ribben

onderaan zwaardvormig aanhangsel (proccesus xiphoideus)
meestal bot, soms kraakbeen

35
Q

Waarom worden oude mensen kleiner?

A

tussenwervelschijven drogen uit, worden dunner
-> minder plek tussen wervels

36
Q

Beenderen van de ledematen

A
  • schoudergordel
  • bekkengordeel
37
Q

Beenderen schoudergordel

A
  • shouderblad
  • opperarmbeen (humerus)
  • spaakbeen en ellepijp (radius en ulna)
  • 8 handwortelbeentjes
  • 5 middelhandsbeentjes (ossa meta carpalia) = korte pijpbeenderen
  • vingerkootjes (phalanges), 3 en duim 2
38
Q

Eigenschappen, opbouw schouderblad

A

plat, driehoekig been
punt beneden, breedste deel bovenaan
ter hoogte van 2e tot 8e rib
door spieren aan ribben en wervels verbonden

39
Q

Beenderen bekkengordel

A
  • bekken
  • dijbeen (femur), grootste pijpbeen in het lichaam
  • knieschijf (patella)
  • scheenbeen en kuitbeen (tibia en fibula) kuitbeen aan buitenzijde been
  • 7 voetwortelbeentjes (ossa tarsi) -> welving, anders platvoeten
  • 5 middelvoetbeentjes (ossa meta tarsalia)
  • teenkootjes (falangen) 3 en dikke teen 2
40
Q

Eigenschappen, opbouw bekken

A
  • 2 darmbeenderen (ossa coxae)
  • kraakbenig stuk vooraan (symfysis)
  • heiligbeen achteraan (sacrum)
  • > bovenrand van de heupen, bekkenkam = aanhechtingspunt buikspieren
41
Q

Verschil bekken man vs vrouw?

A

vrouwelijk bekken breder en groter
-> plaats voor baby

42
Q

Beenderen van het hoofd

A

1) hersenen -schedelbeenderen
2) aangezichtsbeenderen

43
Q

3 soorten verbindingen tussen beenderen?

A

1) kraakbeen weefselverbinding
(tussenwervelschijven, verbinding rib en borstbeen)

2) bindweefsel verbinding
-> geen of minimale beweging tussen beenderen (schedelverbindingen)
weinig beweging = vliesverbindingen (verbinding spaakbeen en ellepijp)

3) gewrichten (articulatio)

44
Q

Opbouw gewricht

A
  • 2 uiteinden botstukken bekleed met glad kraakbeen
  • daartussen zit gewrichtsvocht
  • gewrichtskapsel rond het geheel -> botten samenhouden
  • > langs binnenkant slijmvlieslaag (synoviale laag)
  • > smeermiddel voor kraakbeen aanmaken
  • in kapsel veel bloedvaten en zenuwen
  • > metertjes voor spanning op gewricht: anti slechte bewegingen

-gewrichtsbanden: passieve stabiliteit ​

45
Q

De 6 types van gewrichten
+ hoeveelheid bewegingsassen, vb

A
  • scharniergewricht, 1 (elleboog)
  • kogelgewricht, 3 (schouder, heup)
  • rolgewricht, 1 (ulna-radius)
  • eigewricht, 2 (pols, enkel)
  • zadelgewricht, 2 (duim)
  • vlak gewricht, 3 (wervellichaam)
46
Q

Spieren cijfers

A
  • 40-50% lichaamsgewicht
  • 501 verschillende soorten spieren