Basisprincipes Flashcards

1
Q

Definitie training

A

doelbewust en doelgericht proces
-> adhv geschikte oefenmethodes prestatieniveau verbeteren/onderhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschil trainen & oefenen

A
  • oefenen
  • > beweging leren
  • > niet snel verleerd
  • trainen
  • > intens oefenen
  • > verleerbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

FITT- regel

A

belangrijkste trainingsvariabelen

  • frequentie
  • intensiteit
  • tijdsduur
  • type
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschil absolute & relatieve intensiteit

A
  • absolute intensiteit
  • > geen rekening met externe of persoonlijke factoren
  • relatieve intensiteit
  • > uitgedrukt in percentage eigen maximale capaciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

5 trainingszones op basis van hartslag

A

50-60%: gewichtscontrole
60-70%: fitheid
70-80%: aeroob
80-90%: anaeroob
90-100%: uitputting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Trainingsduur

A
  • heel persoonlijk
  • beginners: lichte intspanning: zo lang mogelijk
  • intervalbelasting
  • trainingsduur progressief verhogen (max 10%/week)
  • > lage intensiteit: 45-60min.
  • > hoge intensiteit: 25-60min.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Trainingsfrequentie

A

3-5 sessies per week
-> bepaald duur en intensiteit

  • na 2 weken effecten gedeeltelijk weg
  • na 8-10 weken effecten ong volledig weg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De 3 energiesystemen

A

1) fosfaatsysteem
2) melkzuursysteem
3) zuurstofsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken fosfaatsysteem

A
  • snelst beschikbaar voor spier
  • onafhankelijk van zuurstof
  • ATP & CP bij spieren die deze nodig hebben
  • herstel duurt enkele uren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerken melkzuursysteem

A
  • afbraak koolhydraten (glycogeen) tot melkzuur
  • melkzuur -> spiervermoeidheid
  • onafhankelijk van zuurstof
  • 1 tot 3 min. bij maximale inspanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kenmerken zuurstofsysteem

A
  • afbraak koolhydraten, vetten, eiwitten
  • gebruikt zuurstof -> geen melkzuur
  • onvermoeibaar
  • geeft voor lange tijd energie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Overloadprincipe

A

aka progressive overload
= training vermoeilijken -> geen adaption spieren

  • trainingsfrequentie
  • trainingsduur
  • trainingsintensteit

=> in deze volgorde aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Supercompensatie

A

trainen
-> lichaam wordt beter tijdens rust

4 fases

  • vermoeidheid
  • herstel
  • supercompensatie
  • daling tot beginsituatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Supercompensatie fase 1

A

vermoeidheid

  • > inspanning -> mechanismen aanspreken
  • > overbelasting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Supercompensatie fase 2

A

herstel
-> normaliseren celmilieu

  • > herstel neuromusculaire stimulatie
  • > aanpassen concentraties & activiteit hormonen en enzymen
  • > aanvullen verbruikte brandstoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Supercompensatie fase 3

A

supercompensatie
-> systeem verstevigen voor toekomstige inspanningen

-> meer inspanning mogelijk dan ervoor

17
Q

Supercompensatie fase 4

A

daling tot beginsituatie
-> geen toekomstige inspanningen?

=> lichaam terug naar begintoestand

18
Q

Overtraining

A
  • trainingsprikkels volgen elkaar te snel op

=> geen tijd voor herstel
-> systematisch minder presteren

19
Q

Factoren die moment van supercompensatie beïnvloeden

A
  • atleet zelf
  • ervaring, getraindheid
  • voeding
  • aard van de training
  • kwaliteit van recuperatie
  • leeftijd
20
Q

Ochtendpols

A

indicator van de mate van herstel

-> onvolledig herstel?

=> ochtendpols 5-10 hoger dan normaal

21
Q

Voorwaarden succesvolle supercompensatie

A
  • gezond lichaam
  • adequate trainingsintensiteit -en omvang
  • voldoende (actieve) rust
  • verminderde meeropbrengst
  • omkeerbaarheid
  • individualisatie
  • specificiteit
  • egalisatie
  • variatie