Behavior modification: Hoofdstuk 9 Flashcards

1
Q

ABC

A

Antecedent stimuli, behaviour en consequence.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stimulus

A

dit kunnen mensen, objecten en gebeurtenissen zijn in iemands directe omgeving die gedrag kan beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stimulus control

A

De mate van correlatie tussen een antecedent stimulus en een volgende reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Discriminerende stimulus (SD)

A

is een stimulus die in de aanwezigheid van een respons wordt bekrachtigd. Ookwel stimuli voor bekrachtiging genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Discriminerende stimulus (SA)

A

is een stimulus die in de aanwezigheid van een respons niet zal worden bekrachtigd. Ookwel stimuli voor extinctie genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Discriminerende stimulus (DP)

A

is een stimulus die in de aanwezigheid van een respons zal worden gestraft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stimulus discrimination training

A

Verwijst naar de procedure van het reinforcen van een gedraging in de aanwezigheid van een SD en het doven van die gedraging in de aanwezigheid van een SA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stimulus discriminatie

A

Dit is een procedure van bekrachtiging waarbij een reactie die optreedt bij een SD wordt bekrachtigd en bij een SA niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Good stimulus control

A

Een sterke correlatie tussen het voorval van de stimulus en de daarop volgende specifieke gedraging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stimulus generalisatie

A

Dit is procedure van bekrachtiging van een reactie in de aanwezigheid van een stimulus, waar het effect van de respons steeds waarschijnlijker wordt in aanwezigheid van een andere stimulus. Met andere woorden, in plaats van discrimineren tussen twee stimuli en op verschillende manieren reageren daarop, zal een persoon op één manier reageren op twee verschillende stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Unlearned stimulus generalisatie door fysieke gelijkheid

A

Deze stimulus generalisatie komt voor wanneer een situatie vergelijkbaar is met een andere situatie waarin je het gedrag hebt aangeleerd. Je zal dan sneller in de nieuwe vergelijkbare situatie hetzelfde gedrag gaan vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Unlearned stimulus generalisatie door minimale fysieke gelijkheid

A

Het generaliseren van stimuli die geleerd zijn door middel van common-element stimulus klasse. Dit is een reeks stimuli, die een aantal fysische kenmerken gemeen hebben. Een kind zal tegen een grote herder een hond zeggen, maar tegen een chihuahua nog niet. Dit kan een kind pas wanneer deze de stimulus klasse van een hond heeft geleerd. Ook wel een concept genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Unlearned stimulus generalisatie door equivalence class

A

Het generaliseren van stimuli die geleerd zijn door middel van stimulus equivalence class. Dit is een set van volledig ongelijke stimuli die een individu heeft geleerd om te groeperen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Contingency-shaped gedrag

A

Hier is gedrag ontstaat door de onmiddellijke gevolgen daarvan. Wanneer men regels opstelt, stelt men een verklaring die een drie-termijn contingentie van bekrachtiging (antecedent - gedrag - gevolg) beschrijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rule-governed gedrag

A

Gedrag gecontroleerd door de presentatie van een regel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly