Behavior modification: Hoofdstuk 3 Flashcards
Operante gedragingen
Gedrag dat voortkomt uit de omgeving (milieu) en gedrag dat consequenties genereert en vervolgens worden gecontroleerd door deze consequenties.
Respondent behavior
Respondent behavior: Gedragingen die voortkomen uit eerdere stimuli en niet voortkomen uit consequenties (reflexen).
Respondent conditioning
Is gebaseerd op een ongeconditioneerde reflex.
Ongeconditioneerde reflex
Een stimulus-respons relatie waarin een stimulus automatisch een respons afgeeft, die niet gebaseerd is op eerdere leerervaringen (deze reflexen zijn aangeboren).
Ongeconditioneerde stimulus
Een prikkel die een reactie uitlokt, zonder dat leren daaraan vooraf is gegaan.
Ongeconditioneerde respons
Een reactie die is uitgelokt door een ongeconditioneerde stimulus.
Geconditioneerde reflex
Een stimulus-respons relatie waarin een reactie wordt opgewekt door een eerdere respondent conditioning.
Geconditioneerde stimulus
Een prikkel die een reactie uitlokt, omdat die prikkel werd gekoppeld met een andere stimulus of een soortgelijke reactie uitlokt.
Geconditioneerde respons
Een respons die wordt opgewekt door een geconditioneerde stimulus of een operante respons die is versterkt door bekrachtiging.
Neutrale stimulus
Stimuli die de respons niet oproepen.
Higher-order conditioning
Een procedure waarbij een stimulus een geconditioneerde stimulus wordt, door te worden gekoppeld met een andere geconditioneerde stimulus in plaats van met een ongeconditioneerde stimulus. De tweede geconditioneerde stimulus neemt dan de functie over van de eerst geconditioneerde stimulus.
Respondent extinctie
Er wordt een geconditioneerde stimulus gepresenteerd terwijl de ongeconditioneerde stimulus wordt achterhouden met als gevolg dat de geconditioneerde stimulus wordt achterhouden met als gevolg dat de geconditioneerde stimulus geleidelijk zijn vermogen tot het opwekken van de geconditioneerde respons verliest.
Counterconditioning / systematic desensitization
Positieve ervaring wordt gekoppeld aan negatieve stimulus. Waardoor de positieve ervaring evenzo een beetje wordt gekoppeld aan de beangstigende stimulus. De angst voor de negatieve stimulus verdwijnt.
Aversie therapie
Iets koppelen aan een negatieve stimulus.
Conditioned taste aversion
Hele specifieke vorm van respondent conditionering, waarbij misselijkheid wordt gekoppeld aan eten.
Conditioned place preference/ aversion
Hele specifieke vorm van respondent conditionering.
Bijvoorbeeld: Een plek waar je fijne herinneringen aan hebt, daar voel je je altijd fijn, daar kom je graag (= conditioned place preference). Een plek waar je een nare herinnering aan hebt, daar voel je je niet fijn en kom je liever niet (= conditioned place aversion).
Respondent gedrag
Gebeurt automatisch op voorgaande stimuli en zijn typisch onvrijwillig.
Operant gedrag
Gecontroleerd door de consequenties en is typisch vrijwillig.
Pavlovian conditioneren
Bestaat uit het koppelen van een neutrale stimulus met een ongeconditioneerde stimulus of geconditioneerde stimulus in higher order conditioneren, voordat de respons plaats vindt. Het resultaat is dat de geconditioneerde stimulus de mogelijkheid heeft om een geconditioneerde respons uit te lokken.
Operante extinctie procedure
Bestaat uit het achterhouden van een bekrachtiger gevolgd door een vorige bekrachtigde respons. Het resultaat is dat de respons zal afnemen in frequentie.
Respondent stimulus generalization
Houdt in dat een bepaalde geconditioneerde stimulus een geconditioneerde respons oproept, en dan een soortgelijke geconditioneerde stimulus diezelfde geconditioneerde respons uitlokt.
Bijvoorbeeld: Het kind ontwikkelt angst voor grote honden als gevolg van het zien van een grote hond die luid blafte. De kans is zeer waarschijnlijk dat het kind ook angstig is bij het zien van andere honden.
Respondent stimulus discrimination
Een stimulus functioneert als een geconditioneerde stimulus om een geconditioneerde respons op te wekken omdat die stimulus is gepaard met een ongeconditioneerde stimulus die de geconditioneerde respons oproept, maar een vergelijkbare stimulus functioneert niet als een geconditioneerde stimulus voor die geconditioneerde respons omdat de tweede stimulus gepaard is gegaan met extinctie.
Bijvoorbeeld: Je bent bang voor de tandarts omdat hij ooit in je tand heeft moeten boren. Dat boorgeluid roept pijngevoelen bij je op. Wanneer je bij de slager komt en eenzelfde soort geluid hoort, kan je dit geluid associëren met pijn (= generalisatie) of dit niet associëren met pijn (=discriminatie).