Behavior modification: Hoofdstuk 15 Flashcards

1
Q

Respondent conditioning

A

Automatische reactie. Een neutrale stimulus is het zien van de hond. Ongeconditioneerde stimulus: het omver gegooid worden door de hond, wordt een ongeconditioneerde reactie: angst. En zo wordt de neutrale stimulus vervolgens een geconditioneerde stimulus bij het zien van de hond, wat leidt tot angst (een geconditioneerde respons)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Operant behavior

A

Een stimulus: het zien van de hond. Deze stimulus roept een reactie op. Het kind benadert de hond. Straf: het kind wordt omvergegooid door de hond. Hierna kan het zijn dat het kind nu in het vervolg bij het zien van een hond angstgevoelens krijgt of dat de reactie die het opriep niet meer voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Operant conditioning

A

Wat je leert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Conditioned sensing

A

Ervaring kan je krijgen door het horen, voelen, ruiken en zien van stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly