Behavior modification: Hoofdstuk 16 Flashcards

1
Q

Gegeneraliseerd gedrag

A

Wanneer het getrainde gedrag getransformeerd is van de training situatie naar de natuurlijke omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stimulus generalisatie

A

De procedure van de bekrachtiging van een reactie in de aanwezigheid van een stimulus of situatie en waar het effect van de respons steeds waarschijnlijk wordt in aanwezigheid van een andere stimulus of situatie. Hoe meer de stimuli op elkaar lijken hoe meer kans er is op stimulus generalisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Common-element stimulus klasse

A

Fysieke gelijkheid van twee stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Equivalence klasse

A

Aangeleerd gedrag dat twee stimuli bij een groep behoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Respons generalisatie

A

is de procedure wanner een gedrag vaker voorkomt als gevolg van een bekrachtiging van een ander gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Unlearned response generalisatie

A

houdt in dat de meer fysiek gelijk de twee responsen zijn, de meer ongeleerde respons generalisatie er zal voorkomen tussen deze.
Bijvoorbeeld: wanneer iemand een backhand kan slaan bij tennis dan kan hij dat ook bij squash.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Learned response generalisatie

A

Hierbij geldt dat er twee responsen op veel gebieden van elkaar verschillen, maar door een geleerde overeenkomst zal er generalisatie voorkomen tussen deze twee responsen.
Bijvoorbeeld: een kind dat heeft geleerd om achter woorden ‘en’ te zetten en er dan mee wordt bedoeld dat er meerdere van zijn, zal achter woorden waar dit niet moet ook en plakken want dat heeft het kind geleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Functionally equivalent response

A

Hiermee wordt bedoeld verschillende reacties waar dezelfde consequenties aan vastzitten. Bijvoorbeeld: vraag iemand om vuur aan te steken. De persoon kan een aansteker pakken of lucifers of twee vuurstenen, enz. Het resultaat van alles is dat het vuur aan is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behavior maintenance

A

Het getrainde gedrag blijft voorkomen in de target situaties na langere tijd; Nieuw aangeleerd gedrag in stand houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behavioral trapping

A

Een situatie waarin gedrag dat is ontwikkeld door geprogrammeerde bekrachtigers is ‘opgesloten’ of onderhouden door natuurlijke bekrachtigers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

self-management, self-modification, behavioural self-control

A

Laat een individu zelf gedrag modificatie toepassen op het eigen gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Good behavior game (=timer game)

A

Combinatie van variable interval en limited hold (LH is 0). Bijvoorbeeld: Als de eierwekker afgaat en jullie zijn stil, krijgen jullie een beloning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly