ATP Flashcards

1
Q

ATP-synthase

A

enzym in de binnenmembraan van het mitochondrium, synthetiseert ADP en Pi tot ATP, ten koste van de instroom van H+-ionen in het mitochondrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de motor van ATP-synthase

A

bestaat uit F1 en F0
- F0 draait rondjes, elke keer als hij 360 graden gedraaid is vindt er een reactie plaats in F1
- F1 bindt uiteindelijk echt ADP aan Pi waarbij de protonengradiënt gebruikt wordt (3 protonen de matrix in)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de functie van NADH in de productie van ATP?

A

als er ATP verbruikt wordt, neemt ook de NADH-concentratie af, want dit wordt gebruikt tijdens oxidatieve fosforylering; NADH staat elektronen af aan de ademhalingsketen, waardoor de protonengradiënt ontstaat waardoor de fosforylering van ADP mogelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom gaan de citroenzuurcyclus sneller bij sterker ATP-verbruik?

A

omdat de NADH-concentratie dan ook sneller afneemt en er dus meer NAD+ is; de belangrijkste functie van de citroenzuurcyclus is het omzetten van NAD+ naar NADH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

AMP

A

allosterische activator van phosphofructokinase (reguleert begin van de glycolyse) en glycogeen phosphorylase (activeert glycogeenfosforylering en zo zijn er meer grondstoffen voor de glycolyse)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe wordt glucose vrijgemaakt uit glycogeen?

A

afsplitsing van glucose-1-fosfaat mbv Pi en het enzym glycogeen phosphorylase; omzetting naar glucose-6-fosfaat en dit gaat de citroenzuurcyclus al in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom kan de omzetting van ADP en CrP naar ATP en Cr zo snel plaatsvinden?

A

omdat CrP zich bevindt waar het ATP-verbruik ook plaatsvindt: in het cytosol; het gevormde ADP hoeft dus niet eerst helemaal te diffunderen naar het mitochondrium voor oxidatieve fosforylering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarvoor de concentratie van het enzym creatine-phosphokinase meten?

A

kan iets zeggen over het beloop van een hartinfarct; normaal zit CPK in de cel, maar na celdood lekt het de bloedbaan in; bij een groot hartinfarct is veel celdood dus een hogere concentratie CPK in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fosforylering mbv creatinefosfaat: snelheidsbepalende metaboliet en bijbehorend enzym

A
  • ADP
  • CPK
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

glycolyse: snelheidsbepalende metaboliet en bijbehorend enzym

A
  • AMP
  • phosphofructokinase (PFK-1)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

glycogenolyse: snelheidsbepalende metaboliet en bijbehorend enzym

A
  • AMP
  • glycogeen phosphorylase (GP)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

citroenzuurcyclus: snelheidsbepalende metaboliet en bijbehorend enzym

A
  • ADP
  • ATP-synthase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

oxidatieve fosforylering: snelheidsbepalende metaboliet en bijbehorend enzym

A
  • ADP
  • ATP-synthase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2 soorten enzymreacties:

A
  • volgen de michaelis-mentenkinetiek: verlopen dicht bij hun evenwicht; netto reactie wordt bepaald door de concentraties substraat en product
  • irreversibele reacties: lopen niet dicht bij hun evenwicht, productvorming wordt bepaald door de activiteit van de enzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

netto productvorming

A

verschil tussen de reactie naar rechts en naar links van een evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

allosterische enzymen

A

ook wel sleutelenzymen, door het activeren en inactiveren hiervan kunnen metabole paden gereguleerd worden

17
Q

eindproduct remming

A

het eindproduct van een metabool pad van een allosterisch enzym zorgt voor een negatieve terugkoppeling, het eindproduct remt dus zijn eigen synthese

18
Q

welke reactie katalyseert PFK-1?

A

reguleert de snelheid van de glycolyse:
fructose-6-fosfaat + ATP -> fructose-1,6-bifosfaat + ADP

19
Q

allosterische remmer van PFK-1

A

ADP, want dit is ook het eindproduct van de glycolyse (dus eindproduct remming)

20
Q

gevolg van ischemie voor de energiehuishouding

A
  • eerst stopt de oxidatieve fosforylering
  • door een te veel aan ADP ontstaat AMP
  • anaërobe glycolyse vindt plaats -> lactaatvorming
  • ATP opbrengst is veel kleiner, dus anaërobe glycolyse moet veel vaker gebeuren en de protonen die hierbij vrijkomen kunnen niet meer worden gebufferd -> verzuring