Aristoteles Flashcards

1
Q

Invloed/kern Aristoteles

A

Leerling van Plato. Leerwerk reactie op de filosofie van Plato, zowel acceptatie als afkeer. Ethiek en politiek. Wat is de ideale polis? Hoe versterk en verzeker je instituties?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Overeenkomsten filosofie Plato en Aristoteles

A
  1. het centraal staan van de polis in de politieke filosofie
  2. hoe de polis dient als educatieve institutie met het oog op het opvoeden van burgers
  3. de nostalgie naar het verleden, waar de ultieme staatsvorm heeft plaatsgevonden
  4. de gelijkenissen tussen de latere werken van Plato en de aanvang van de politieke werken van Aristoteles.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Twee premissen waarop verschillen tussen Plato en Aristoteles gebaseerd zijn

A
  1. Politiek is een autonoom fenomeen dat los bestudeerd kan worden en niet te veel gelinkt moet worden aan metafysica.
  2. Politiek is iets wat in de praktijk en niet in de theorie bestudeerd moet worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onderscheid theoretische kennis Plato en praktische kennis Aristoteles

A

Plato ziet ethische en politieke kennis dus als iets theoretisch en Aristoteles als iets praktisch. Dit onderscheidt kun je maken op basis van vijf veronderstellingen:
1. Aard van de studie: intrinsiek vs instrumenteel
2. Veranderlijkheid van objecten: onveranderlijk vs variabel
3. Precisie van onderzoeksobjecten: algemeen vs specifiek
4. Nodige kennis: abstract en objectief vs wijsheid uit ervaring
5. Precisie van onderzoeksresultaat: heel exact met een hoge externe validiteit vs niet zo exact, maar gericht op een specifiek geval (niet makkelijk te generaliseren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar bestaat de natuur uit volgens Aristoteles?

A

Combinatie van materie en vorm.
Materie bestaat nooit zonder een toepassing van vorm, maar in een onafhankelijke staat zou het geen karakteristieken hebben en compleet variabel zijn. Vorm daarentegen is concreet en dus kenbaar. Om die reden is wetenschap gebaseerd op vorm: het is immers kenbaar. Vorm kan worden opgelegd aan een bepaalde materie, omdat materie is ondergeschikt aan de perfectie van vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Participatie Plato

A

Volgens Plato bestaat de vorm apart van de objecten die de vorm aannemen. Ze bestaan volgens hem in de verstandelijk-kenbare wereld en kunnen dus ook losstaan van de empirische wereld. Dit noemt Plato ‘participatie’. Op dezelfde manier gelooft Plato dat de vorm van ‘het goede’ ook in de menselijke geest kan worden aangenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Theorie van substantie Aristoteles

A

Volgens deze theorie bestaat alles in de wereld uit een combinatie van materie en vorm en bestaat vorm niet buiten deze concrete voorwerpen. Als vorm alleen bestaat in de natuurlijke objecten, dan kan het alleen te kennen zijn door het te bestuderen, wat Aristoteles tot een empirist maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Teleologie

A

De natuurlijke tendens van een object om zijn eigen einddoel na te streven. Je kunt dit ook wel beschouwen als de tendens van een object om zijn eigen volledige potentieel na te streven. De teleologie is ook wel de tendens van de vorm om uit de materie te ontstaan of om de materie naar zich te vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kan een mens zijn volledige perfectie bereiken?

A

De menselijke perfectie is dus te bereiken door de menselijke vorm te bereiken (vorm is immers altijd perfect). Dit betekent dus het bereiken van de volledige potentie. Men kan dit bereiken door gebruik te maken van zijn meest kenmerkende eigenschap: rationaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt een mens rationeel/deugdelijk?

A

De geest moet geordend zijn en moet de rede de controle hebben. Dit doet men door oefening. Er moet in elke situatie een midden gevonden worden tussen twee uitersten (zoals een midden tussen spilzucht en gierigheid; gulheid) om een deugdelijke ziel te krijgen. Door middel van ervaring, praktische wijsheid en rede kan men dit midden bepalen. Dit midden is afhankelijk van omstandigheden. Voor het overgrote deel van de mensen is dit niet mogelijk, tenzij ze in de goed geordende polis opgroeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is de polis ontstaan volgens de politieke filosofie van Aristoteles?

A

De polis is noodzakelijk voor individuele burgers om een deugdelijk leven te leiden. De polis is in het leven geroepen door de noodzaak van levensbehoeften, maar blijft bestaan door de drang naar een goed leven. Om deze reden is de polis natuurlijk –> hoogste potentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is een mens deugdelijk?

A

Door deel te nemen aan de polis. Dit zorgt ervoor dat de polis tot het natuurlijke behoort en dat de mens van nature een politiek dier is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Compound whole

A

Het individu is onderdeel van de polis. De mens heeft de polis nodig en dus bestaat de polis dus al voor het individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eisen aan de polis

A

De polis moet alle leden in staat stellen om deel te nemen in de polis en dus een directe, niet al te omvangrijke democratie zijn. De polis moet bovendien vrije tijd beschikbaar stellen aan het volk om de hoogste kwaliteiten uit te kunnen oefenen, maar omdat er ook gewerkt moet worden in de polis, is deze vrije tijd niet voor iedereen weggelegd. Daarom is niet iedereen lid van de gemeenschap, zoals de slaaf en in mindere mate de vrouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is iets natuurlijk?

A

Als het een functie heeft/er met een reden is. Dit is hoe Aristoteles slavernij goedkeurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is slavernij goed volgens Aristoteles?

A

De aard van een slaaf is anders dan de aard van zijn meester. Zijn meester mag dan baat hebben bij de slaaf, omdat hij een living tool voor hem is, maar de slaaf heeft ook baat bij zijn eigen ondergeschiktheid. Hij is anders dan zijn meester en heeft niet de capaciteiten om zichzelf rationeel te ontwikkelen. Hij moet daarom onder de heerschappij van zijn meester staan.

17
Q

Waarom is de vrouw ondergeschikt aan de man volgens Aristoteles?

A

De noodzaak van voortplanting. Bij het voortplantingsproces hebben mannen immers een actieve rol en vrouwen een passieve; de man creëert het nieuwe leven en de vrouw verschaft louter de materie. De vrouw is daarom een imperfecte, incomplete man. De vrouw staat wel hoger dan de slaaf. Zo heeft zij wel de potentie om zichzelf rationeel te ontwikkelen, maar niet de autoriteit. Omdat vrouwen tevens de helft van de vrije bevolking vertegenwoordigen, hebben zij ook onderwijs nodig om hen naar een hoger deugdelijk niveau te tillen (nog altijd ondergeschikt aan de man).

18
Q

Kritiek van Aristoteles op Plato

A
  1. Keert zich tegen het idee van een ideale staat als een staat die nog niet bestaat; Aristoteles’ ideale staat bestaat al en het nastreven van Plato’s utopie is in zijn ogen dan ook een afbraak van de ideale staat.
  2. Keert hij zich tegen het gemeenschapsdenken van Plato: het is inefficiënt, omdat mensen een prikkel of drijfveer nodig hebben en een persoonlijke beloning (nml: meer welvaart) dit kan bieden. Daar komt bij, als je zou observeren, dan zou je ook merken dat mensen hier ongelukkig van worden.
  3. In sociaal opzicht gelooft Aristoteles dat de natuur van de mens vaststaat en dat het veranderen van de sociale verhoudingen, zoals Plato voor ogen had, tegen de menselijke natuur is. Plato wil niet zoiets als een eigen familie, maar een complete gemeenschap. Dit zou leiden tot meer solidariteit. Volgens Aristoteles ondermijnt dit juist solidariteit en broederschap en maakt het mensen ongelukkig.
  4. Rechtvaardigheid is bij Plato een overkoepelende deugd, maar bij Aristoteles is dit een deugd als iedere andere. Het is eveneens een praktische deugd, die ons bij de verdeling van welvaart moet helpen (distributieve rechtvaardigheid).
19
Q

Wanneer ben je vrij volgens Aristoteles?

A

Als je jezelf actief bestuurt

20
Q

Ideale staatsvorm volgens Aristoteles

A

Republikeinse “democratie”. Hier maakt het niet uit hoeveel mensen de stad besturen, als zij zich maar richten op het algemene belang.

21
Q

Welke staatsvorm is het meest waarschijnlijk om te slagen?

A

Eerst politeia, dan aristocratie en dan monarchie. In aristocratie en monarchie laten de heersers zich waarschijnlijk laten leiden door het eigenbelang. Als een deel van de burgers de macht krijgt, is een groot deel van de burgers dus niet betrokken bij de politiek, wat betekent dat die zelfverwerkelijking als politiek dier en het naleven van de menselijke aard mislukken.

22
Q

Wie moet de stad besturen in de politeia?

A

De middenklasse, dit zorgt voor verkleinen van het verschil tussen arm en rijk, omdat de belangen van de middenklasse het dichtste bij die van de stad zit.