Afweer - Pathologie Flashcards
aspecifiek afweer
- aangeboren, tegen alle pathogenen
- 1ste linie: huid en slijmvliezen (wapen = barriere)
- 2de linie: witte bloedcellen (wapen = cytotoxie (cel dood maken) en fagocytose (cel opeten)
- -> fagocyten
- -> basofielen
- -> natural killer cellen
- geen geheugen
specifieke afweer
- verworven, tegen specifieke pathogenen
- 3e linie: witte bloedcellen
–> lymfocyten (B en T lymfocyt)
Wapen = herkenen, mobiliseren, aanvallen –> antistoffen (B) en cytotoxie (T)
lymfocyten
- 20-40% van de lymfocyten bevinden zich in de bloedsomloop
o De rest bevindt zich in de lymfoïde organen en andere weefsels (ongeveer 1 biljoen)
T-cellen
- T-cellen (T = Thymus)
De lymfocyten in het bloed bestaan voor 80% uit T-cellen - Cytotoxische T-cellen
a. Vallen virussen aan of cellen die injecteert zijn met virussen
b. Zijn de belangrijkste cellen in cellulaire/celgemedieerde immuniteit - T-helpercellen
a. Stimuleren de activiteit van T- en B-cellen - T-suppressorcellen
a. Remmen de T- en B-cellen
1 + 2 zijn regulerende T-cellen (= Immuunresponse)
T-cellen verdedigen tegen afwijkende cellen en ziekteverwekkers (= celgemedieerde
immuniteit)
B-cellen
o De lymfocyten in het bloed bestaan voor 10-15% uit B-cellen
o B-cellen verdedigen tegen antigenen en ziekteverwekkers in lichaamsvloeistoffen o Kunnen plasmacellen worden. Plasmacellen zorgen voor de afgifte van antistoffen o Zorgen voor antistof gemedieerde immuniteit en/of humorale immuniteit
Humoraal betekent ‘in lichaamsvloeistof aanwezig’
Nk-cellen
o De lymfocyten in het bloed bestaan voor 5-10% uit NK-cellen
o Vallen lichaamsvreemde stoffen, normale cellen geïnjecteerd met virussen en
tumorcellen (in gezonde weefsel ontstaan) aan
o Bewaken perifere weefsels (= Immunologische surveillance)