AFP 6 Circulatiestelsel Flashcards

1
Q

Uit welke twee buizenstelsels bestaat het circulatie stelsel?

A
  1. Bloedvatenstelsel (hart en bloedvaten)
  2. Lymfevatenstelsel (lymfevaten en lymfatisch weefsel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Begin- en eindpunt van de grote bloedsomloop

A

Linkerventrikel
Aorta
Arteriën
Arteriolen
Capillairen (organen en weefsels)
Venulen
(v. portae)
Vena cava inferior/ superior
Rechter atria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Begin- en eindpunt van de kleine bloedsomloop

A

Rechterventrikel
Truncus pulmonales
a. pulmonalis dextrae
a. pulmonalis sinistrae
Longen
v. pulmonalis dextrae
v. pulmonalis sinistrae
Linker atria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De grootte van het hart en de ligging in de thorax te benoemen

A

Het hart ligt in de borstholte, direct achter het sternum (borstbeen) in het mediastinum (ruimte tussen de longen)

Het hart is zo groot als een vuist en ligt enigszins gekanteld op het diafragma. De apex (hartpunt) wijst naar links.

Het hart ligt achter het sternum maar doordat het linkerventrikel van het hart een dikke wand heeft dan de rechterventrikel steekt het hart naar de linkerkant verder uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het septum cordis?

A

Scheidingswand tussen de linker en rechter hart helft (harttussenschot)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat het septum cordis?

A
  1. Septum interatriale cordis = vrij dun en bestaat uit bindweefsel (verdeelt atriumspier in linker/rechter atrium
  2. Septum interventriculare cordis = is dikke en bestaat uit hard spierweefsel (verdeelt de ventrikelspier in linker/rechter ventrikel
  3. Anuli fibrosi Cordis = bindweefsel ring met kleppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke twee grote vaten monden in het rechteratrium uit?

A
  1. V. Cava superior
  2. V. Cava inferior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Loopt er zuurstof arm of rijk bloed het rechteratrium in via de v. Cava superior/inferior?

A

Zuurstof arm bloed loopt het rechteratrium in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vervoeren de a. Pulmonalis zuurstof arm of rijk bloed naar de longen?

A

Zuurstof arm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In het linker atrium monden 4 venae pulmonales (longaders) uit. Twee uit elke long. Bevat dit zuurstof arm of rijk bloed?

A

Zuurstof rijk bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar zitten de hartkleppen?

A

Aan de binnen randen van de twee anuli fibrosi zitten bindweefselvliezen vast. Dat zijn de hartkleppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van de hartkleppen?

A

In gesloten toestand verhinderen ze dat er bloed tegen de stroomrichting instroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe heten de twee hartkleppen tussen atria en ventrikels

A

Atrioventriculaire kleppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe heet de klep tussen rechteratrium en rechterventrikel?

A

Valva tricuspidalus of tricuspidalisklep (drieslippige klep). Zit aan de rechterkant

= atrioventriculaire kleppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe heet de klep tussen linkeratrium en linkerventrikel?

A

Valva bicuspidalis of mitralisklep (twee slippige klep). Zit aan de linker kant

= atrioventriculaire klep (AV kleppen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe heet de klep tussen ventrikel en truncus pulmonalis?

A

Valva trunci pulmonalis (pulmonalisklep)

= arteriële kleppen of semilunair kleppen (halvemaanvormige)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe heet de klep tussen linker ventrikel en de aorta?

A

Valva aortae (aorta klep)

= arteriële klep of semilunair kleppen (halvemaanvormige)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waaruit bestaat de hartwand?

A
  1. Endocardium: endotheel, dun laagje elastisch bindweefsel, zodat bloedcellen zonder te beschadigen erlangs kunnen glijden
  2. Myocardium (hartspier): hartspiervezels, dikste laag van hartwand
  3. Pericardium + epicardium: dubbele laag van het sereuse vlies, met bindweefsel verbonden aan het myocardium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is de hartwand aan de linkerkant dikker?

A

De linker kant moet veel krachtiger pompen want dat is het begin van de lichaamscirculatie

Rechter hart helft pompt bloed naar de longen, is minder kracht voor nodig daarom dunner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe verloopt het hart prikkelgeleidingssysteem?

A
  1. Sinus knoop, ligt in het myocardium van het rechteratrium
  2. AV - knoop (atrioventriculaire knoop)
  3. Bundel van His
  4. Bundel takken
  5. Purkinjevezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat trekt als eerst samen, de atria of ventrikels?

A

De atria, de impulsen van de sinus knoop veroorzaken de contractie van beide atria en daardoor stroomt er bloed naar de ventrikels en prikkelen tegelijkertijd de tweede zenuwknoop (AV-knoop)

De AV knoop vertraagt de impulsen iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wie zorgt voor de contracties van beide ventrikels?

A

De purkinjevezels. De prikkelingen door de purkinjevezels activisten de hart spiercellen en veroorzaken de feitelijke contracties van beide ventrikels waardoor het bloed in de grote arteriën word gestuwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De bloed voorziening van het hart te beschrijven

A

Via het linkerventrikel pompt het hart het bloed in de arteriën van de lichaamscirculatie naar de capillaire netwerken in de periferie van het lichaam.

Via de venen keert het bloed terug naar het hart, in het rechteratrium. Van hieruit gaat het bloed naar de longcirculatie, waarna het vervolgens terug stroomt in het linker atrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe bereken je het hart minuut volume?

A

Frequentie x slagvolume = HMV

70x70ml = ongeveer 5 liter/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de functie van de coronaire circulatie?

A

De coronaire circulatie is bedoeld om het niet door bloede endocard te voorzien van zuurstof en voeding.

Het myocardweefsel heeft een zeer intensieve stofwisseling en heeft dan ook zijn eigen doorbloeding nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe gaat de coronaire circulatie?

A

Begint bij aa coronaria sinistra & dextra (kransslagader) vervolgens ontspringen ze in de aortawand net voorbij de aortaklep.

Beide kransslagaders verdelen zich over beide hart helften en voorzien van bloed

De capillairen verversen het inwendige milieu van de spiercellen en vervoeren het bloed naar de vv coronaria (kransaders)

Komen in de sinus coronarius (wijd bloedvat), ligt aan de achterkant van het hart en mondt uit in het rechter atrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Benoem de 3 lagen van de vaatwand van binnen naar buiten (+ welk soort weefsel heeft invloed op de functie)

A

Tunica intima: endotheel, dun laagje elastisch bindweefsel, zodat bloedcellen zonder te beschadigen erlangs kunnen glijden

Tunica media: glad spierweefsel en elastisch bindweefsel

Tunica adventitia/ externa: losmazig bindweefsel (opvulfunctie). Liggen kleine bloedvaatjes die de bloedvatwand voorzien van zuurstof en voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke twee grote arteriën ontspringen uit het hart?

A
  1. Aorta
  2. Truncus pulmonalis
29
Q

In welke delen kan je de aorta onderscheiden?

A
  1. Aorta ascendens (opstijgend)
  2. Arcus aortae (aortaboog)
  3. Aorta descendens (afdalend)
  4. Aorta thoracica (borstaorta)
  5. Aorta abdominalis (buikaorta)
30
Q

Wat behoort tot de aorta thoracica?

A
  1. Aorta ascendens
  2. Arcus aortae
  3. Aorta descendens
31
Q

Welke drie vertakkingen lopen op de arcus aortae

A
  1. Truncus brachiocephalicus
  2. Carotis communis sinistra (gemeenschappelijke halsslagader)
  3. a. subclavia sinistra (ondersleutelbeenslagader)
32
Q

Benoem de drie aftakkingen van de aorta abdominalis die onder het diafragma ontspringen

A
  1. Truncus coeliacus (bovenbuik)
  2. A. mesenterica superior (dunne darm en eerste helft dikke darm)
  3. A. mesenterica inferior (laatste helft dikke darm)
33
Q

Vertakking van de aorta abdominalis die de maag, het duodenum, de pancreas, lever en milt voorziet van bloed

A

Truncus coeliacus

34
Q

Vertakking van de aorta abdominalis die de nieren voorziet van bloed

A
  1. A. renalis sinistra
  2. A. renalis dextra
35
Q

Vertakking van de aorta abdominalis die de duodenum, jejunum, ileum, caecum en colon ascendens voorziet van bloed

A

A. mesenterica superior

Verzorgt de dunne darm en de eerste helft van de dikke darm

Ligt iets onder de truncus coeliacus

36
Q

Vertakking van de aorta abdominalis die de colon transversum, colon descendens en colon sigmoïdium voorziet van bloed

A

A. mesenterica inferior

Voorziet de tweede helft van de dikke darm van bloed

37
Q

Op welk punt splitst de aorta abdominalis in de a. iliaca communis sinistra & dextra?

A

De bifurcatio aortae

38
Q

Welke arterie voorziet het rectum van bloed?

A

A. iliaca interna

Verzorgt de bekkenorganen (blaas) en de spieren en huid van de bilstreek

39
Q

Welke arterie voorziet de onderste extremiteit van bloed?

A

Iliaca externa

Verlaat over de voorste bekkenrand de bekkenholte naar bovenbeen

40
Q

Waar loopt de a. tibialis posterior?

A

Achterzijde, grote teen kant

41
Q

Waar loopt de a. tibialis anterior?

A

Kruist naar voren in knie over voorzijde

42
Q

Waar loopt de a. fibularis?

A

Achterzijde, kleine teen kant. (kuitbeenslagader)

43
Q

Waar loopt de a. dorsalis pedis?

A

Op de voetrug, grote teen kant

44
Q

Wat is de functie van de grote arteriën (+ welk soort weefsel heeft invloed op deze functie)

A

Egaliserende transport doormiddel van polsgolf. Doordat

Het bloed verplaatst zich in golven door de ventriculaire systole (pomp bloed in arteriën) en ventriculaire diastole veert elastische vaatwand weer terug)

Voornamelijk elastisch bindweefsel om de druk op te vangen

45
Q

Wat is de functie van de arteriolen (+ welk soort weefsel heeft invloed op deze functie)

A

Distribuerende functie = verdelen bloed bij behoefte doormiddel van vasoconstrictie (vernauwing) en vasodilatatie (bloedvatverwijding)

Geleidelijk minder elastisch bindweefsel en meer glad spierweefsel

46
Q

Wat is de functie capillairen (+ welk soort weefsel heeft invloed op deze functie)

A

Uitwisseling van bloedgassen

Alleen tunica intima, dun endotheel zodat diffusie goed kan plaatsvinden

47
Q

Wat is de functie venulen en venen (+ welk soort weefsel heeft invloed op deze functie)

A

Depotfunctie
Transportfunctie richting het hart

Groter lumen, relatief dunnere wand en kleppen, de kleppen zorgen dat het bloed de juiste richting op gaat

48
Q

Wat heeft invloed op het terugstromen van het bloed naar het hart? (6)

A
  1. Zwaartekracht
  2. Kleppen
  3. Spierpomp
  4. Hartpomp
  5. Adempomp
  6. Arteriële pomp
49
Q

Benoem een aandoening van de arteriën waarbij vernauwing optreedt door vetafzettingen aan de binnenzijde (atheromateuze plaques=kalk en vetten)

A

Atherosclerose

Arterie wanden worden hard en onbuigzaam (sclerose)
Slagadervernauwing

50
Q

Souffle

A

Hartruis

51
Q

De atria van het hart trekken onregelmatig en versneld samen

A

Atriumfibrilleren (AF)

52
Q

Een versneld ritme (150-200) dat in de ventrikels ontstaat. De snelle frequentie zorgt voor een kortere vullingstijd van het hart.

A

Ventrikeltachycardie (VT)

53
Q

Regelmatige zeer versnelde hartslag (160-240) aanvalsgewijs ontstaan in de atria

A

Supraventiculaire tachycardie (SVT)

54
Q

Ongecontroleerde elektrische prikkels op meerdere plaatsen in de ventrikels tegelijkertijd. De ventrikels kunnen zich niet meer gecoördineerd samentrekken en gaan fibrilleren. Geen efficiënte pompfunctie.

A

Ventrikelfibrilleren (VF)

55
Q

Geleidingsstoornis, geleiding van sinusknoop naar ventrikels wordt verstoord. De ventrikels zullen zelf prikkels gaan genereren = escaperitme. Atria en ventrikels gaan onafhankelijk van elkaar contraheren. Geen efficiënte pompfunctie.

A

AV-blok

56
Q

Waar ontspringt de bloedvoorziening van het hart zelf

A

Het zuurstofrijke bloed voor de hartspier wordt aangevoerd via de aa. coronariae (kransslagaders). Vertakkingen van de aorta en ontspringen direct achter de aortakleppen. De beide arteriën bedekken het hart als een krans, op de grens van de atria en de ventrikels.

57
Q

Waar mondt de bloedvoorziening van het hart zelf in uit

A

De bloedvoorziening van het hart mondt direct uit in het rechter atrium sinus coronarius

58
Q

Welke ader zorgt ervoor dat de lever van zuurstofrijk bloed wordt voorzien? Waarvan is dit een aftakking?

A

A. hepatica

Aftakking van de truncus coeliacus

59
Q

Welke ader zorgt ervoor dat het weefsel van de hoofdbronchiën, bronchiën en bronchiolen van zuurstof wordt voorzien? Waarvan is dit een aftakking?

A

A. bronchiales

Aftakking van de aorta

60
Q

Seminulaire kleppen

A

Aortaklep
Pulmonaalklep

61
Q

Waar is een irregulaire pols een aanwijzing voor?

A

Als het tempo onregelmatig is, is dat een aanwijzing voor een hartaandoening

62
Q

Waar is een inequale pols een aanwijzing voor?

A

Als alle slagen niet even hard zijn, is dat een aanwijzing voor een vulling probleem

63
Q

Waar komen de a. radialis, a. ulnaris en a. interossea samen?

A

Arcus palmaris

64
Q

Door welke 4 factoren word de arteriële bloeddruk bepaald?

A
  1. Vullingstoestand van het bloedvat
  2. Slagvolume (hoeveelheid bloed die het hart wegpompt)
  3. Elasticiteit van de vaatwand
  4. Perifere weerstand (de weerstand die de bloedstroom ondervindt door vasoconstrictie of vasodilatatie
65
Q

Wat is de systolische druk + normaal waarde

A

Bovendruk (120 mmHg)

66
Q

Wat is de diastole + normaal waarde

A

Onderdruk (80 mmHg)

67
Q

Grijpt in op hartfunctie (hormonen bijv. adrenaline)
Grijpt in op vaateigenschappen (vasoconstrictie)
Grijpt in op vulling (nieren, vocht vasthouden)

A

Hormonale regulatie

68
Q

Door wat word histamine geproduceerd?

A

Word geproduceert door beschadigde weefselcellen. Histamine zorgt voor vasodilatatie van de arteriolen in het beschadigd gebied waardoor tensie daalt

69
Q

Op welke twee centra werkt neurale regulatie?

A

Hartregulatiecentrum: hartfunctie reguleren, impulsen worden naar hartspier gestuurd

Vasomotorisch centrum: invloed op vaateigenschappen d.m.v. glad spierweefsel van vaatwand/weerstand verhogen of verlagen door vasodilatatie of vasoconstrictie