AFP 5 Orgaanstelsels Flashcards

1
Q

Wat is het uitwendige milieu en wat hoort erbij?

A

Het uitwendige milieu is de buitenwereld, de omgeving buiten het lichaam maar ook de holten die met de buitenwereld is contact staan. Bijvoorbeeld: darmholte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het inwendige milieu en wat hoort erbij?

A

Het inwendige milieu verwijst naar de omgeving binnen in het lichaam.

Tot het inwendige milieu behoren het weefsel vocht (interstitiële vloeistof) rondom de weefselcellen als ook het bloed en de lymfe

Deze vloeistoffen voorzien de cellen van voedingsstoffen, hormonen en zuurstof en vervoeren afvalstoffen af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is homeostase?

A

Elk organisme streeft er altijd naar de samenstelling van het inwendige milieu constant te houden of zo snel mogelijk maken.

  • Lichaamstemperatuur 37
  • Ph licht basisch 7,4

Homeostase = stabiele toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is er voor nodig om alle stofwisseling processen goed te kunnen uitvoeren

A

Elke cel moet omgeven zijn door een waterige omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kenmerken en functies van water?

A
  1. Oplosbaar
  2. Heeft een lage viscositeit (stroperigheid) waardoor het snel stroomt
  3. Goede warmtebuffer
  4. Water kan hoge temperatuurschommelingen in hoge mate opvangen (bufferen)
  5. Veel warmte kan worden afgevoerd zonder een groot warmteverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer kunnen lichaamscellen alleen goed functioneren?

A

Als hun directe omgeving, de insterstitiële vloeistof, tijdig word ververst.

Als dit niet het geval is: als er meerdere cellen bij elkaar zitten raken de binnenste cellen in de problemen. Er dreigt een zuurstof en voedsel te kort en de cellen dreigen vergiftigd te worden als ze hun afvalstoffen niet op tijd kwijtraken en daarom is het van belang dat de interstitiële vloeistof op tijd word vervangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe word de interstitiële vloeistof ververst?

A

Door het transportsysteem (circulatie systeem). Dat is het bloed die transporteert gassen, voedingsstoffen en afvalstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit hoeveel % en liter water bestaat het lichaam?

A

Het menselijk lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit water. Dat komt bij een standaard mens (70kg) neer op 42 liter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is het water verdeeld in het lichaam?

A

Intracellulair/cytoplasma = 25 liter
Interstitieel/weefselvocht (vocht en lymfe) = 12 liter
Bloed = 5 liter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de 5 vegetatieve functies van het lichaam?

A
  1. Transport
  2. Voedselvoorziening
  3. Uitscheiding
  4. Gaswisseling
  5. Begrenzing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij welk stelsel hoort transport en welke organen horen hierbij?

A
  1. Circulatiestelsel
  2. Hart, bloed en vaten

Het circulatiestelsel bestaat uit het bloedvaten stelsel, lymfe vaatstelsel en het afweersysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij welk stelsel hoort voedselvoorziening en welke organen horen hierbij?

A
  1. Spijsverteringsstelsel

Het bestaat uit het spijsverteringskanaal, de spijsvertering klieren en de spijsvertering organen (mondholte, slokdarm, maag, dunne en dikke darm, lever, alvleesklier en galblaas)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij welk stelsel hoort uitscheiding en welke organen horen hierbij?

A
  1. Urineweg stelsel
  2. Nieren en de blaas

Dit stelsel voert afvalstoffen, opgelost in water naar het uitwendige milieu af. (Zout)

De nieren zuiveren/filteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welk stelsel hoort gaswisseling en welke organen horen hierbij?

A
  1. Ademhalingsstelsel
  2. Longen en luchtwegen

De meeste energie in het lichaam word geleverd door aërobe dissimilatie (verbranding)

Het Ademhalingsstelsel maakt gaswisseling tussen het uit en inwendige milieu mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welk stelsel hoort begrenzing en welke organen horen hierbij

A
  1. Stelsel huid
  2. Organen: huid

De huid beschermd tegen uitdroging, hitte en kou, mechanische krachten, chemische stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De 5 orgaanstelsels worden ook wel het …. orgaanstelsel genoemd?

A

Vegetatieve orgaanstelsel

17
Q

Wat betekend integratie?

A

De vijf vegetatieve orgaanstelsels moeten in werking nauwkeurig op elkaar af stemmen.

Voorbeeld: zuurstof en energie rijke stoffen naar cellen transporteren en afvalstoffen moeten worden afgevoerd worden

18
Q

Wat betekend vegetatieve integratie?

A

Voor de interne afstemming van de onderlinge vegetatieve functies

Bijvoorbeeld: wanneer een orgaan veel energie nodig heeft, moeten snel zuurstof/energierijke stoffen naar de cel getransporteerd worden en de afvalstoffen moeten afgevoerd worden

19
Q

Welke twee stelsels zijn verantwoordelijk voor de vegetatieve integratie?

A
  1. Hormonale stelsel
  2. Vegetatieve zenuwstelsel
20
Q

Hoe werkt het hormonale stelsel op de vegetatieve functies?

A

Hormoonklieren geven chemische regelstoffen af via het circulatiestelsel naar de organen. Werking is nogal langzaam en de werkzaamheid kan langere tijd aanhouden.

21
Q

Hoe werkt het vegetatieve zenuwstelsel op de vegetatieve organen?

A

Een deel van het zenuwstelsel dat de vegetatieve functies beïnvloed en regelt. Met behulp van impulsen worden de vegetatieve organen geactiveerd of geremd. De werking is heel snel maar duurt kort.

22
Q

Wat is het animale zenuwstelsel?

A

Deel van het zenuwstelsel dat de animale functies beïnvloed en regelt (denken, willen, herinneren, zelfbewustzijn)

*interactie tussen jezelf en de buiten wereld

23
Q

Wat kun je waarnemen met het sensorisch stelsel en benoem de betreffende zintuigen

A

Je kunt de omgeving waarnemen

  1. Neus
  2. Tong
  3. Ogen
  4. Oren
  5. Huid
24
Q

Welke 3 onderdelen vallen onder het motorisch stelsel?

A
  1. Skeletspieren
  2. Het skelet
  3. De gewrichten

(Animale zenuwstelsel)

25
Q

Hoe word de vegetatieve integratie verzorgd?

A

Door het:

  1. Hormonale stelsel
  2. De vegetatieve sensoriek
  3. Vegetatieve zenuwstelsel
26
Q

De animale functies zorgen voor de interactie tussen mens en buitenwereld. Hoe word dit geregeld?

A
  1. Animale sensoriek
  2. Animale zenuwstelsel
  3. Animale motoriek