9.2 – Interventie- en designwetenschap Flashcards

1
Q

Wat is de interventie- en designwetenschap?

A

Dit is een aparte tak van wetenschap gericht op het ontwikkelen van artefacten (dat wil zeggen, interventies of organisatiestructuren) of het verbeteren van processen en deze vervolgens evalueren op effectiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar wordt doorgaans gebruik van gemaakt bij interventie- en designwetenschap?

A

Hierbij wordt doorgaans gebruikgemaakt van een regulatieve cyclus (zie ook studietaak 1.2), waarbij de resultaten van de evaluatie van een interventie doorgaans weer leiden tot verdere aanpassingen van de interventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn 3 belangrijke onderzoeksvormen van interventie en designwetenschap?

A
  1. Casestudies
  2. Actieonderzoek
  3. Evaluatieonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het primaire doel van casestudies? 2x

A
  1. zeer geschikt voor probleem-verkenning
  2. resultaten geven aanleiding voor selecteren juiste theoretische kaders voor interventie-ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de sterke punten van casestudies? 2x

A
  1. relatief goedkoop en snel uit te voeren
  2. flexibel (data-verzameling is een iteratief proces)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de zwakke punten van casestudies? 3x

A
  1. afhankelijk van analyse-unit (zoals single case vs. hele organisatie) en methodiek (zoals interviews vs. survey)
  2. lage externe validiteit en betrouwbaarheid
  3. slechte controleerbaarheid en data-analyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het doel van actieonderzoek? 2x

A
  1. het verwerven van kennis over sociale systemen en dynamiek in participatieve veranderings-projecten
  2. kwaliteit van situatie verbeteren en handvatten bieden voor grootschaligere interventie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn sterke punten van actieonderzoek? 2x

A
  1. flexibel
  2. gemeenschappelijk proces met deelnemers draagt bij aan continuïteit van verandering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de zwakke punten van actieonderzoek? 3x

A
  1. vooral gericht op verandering en draagt daarmee relatief weinig bij aan wetenschappelijke kennis
  2. kan door situatie-specifieke problemen beperkt generaliseerbaar zijn
  3. moeilijk om de effecten van een interventie vast te leggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het doel van evaluatieonderzoek?

A

De effecten van een interventie vastleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de sterke punten van evaluatieonderzoek? 2x

A
  1. biedt sterke evidentie voor effectiviteit van een interventie
  2. proces-evaluaties dragen bij aan wetenschap van gedrags-verandering door werkende mechanismen in kaart te brengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de zwakke kanten van evaluatie onderzoek? 3x

A
  1. vastleggen van verandering is een complex proces
  2. ontwerp-problemen kunnen conclusies over causaliteit bedreigen
  3. risico voor uitblijven effecten doordat relevante derde variabelen niet in kaart zijn gebracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke twee aspecten moeten in acht worden genomen bij elke vorm van dataverzameling in interventieonderzoek ? Licht dit toe.

A
  1. De informatiewaarde van de techniek: de informatiewaarde van verschillende technieken varieert in kwaliteit, validiteit en betrouwbaarheid (zie ook studietaak 9.1). Zo geven interviews een dieper begrip van relevant aspecten, maar deze zijn weinig generaliseerbaar.
  2. De veranderkundige aspecten van de techniek: de gebruikte techniek heeft invloed op de mogelijke verwachtingen of het gedrag van de doelgroep. Bijvoorbeeld, observatief onderzoek kan ervoor zorgen dat mensen hun gedrag aanpassen waardoor informatie onjuist of onvolledig is. Door de doelgroep te betrekken in vragenlijstonderzoek kunnen juist verwachtingen ontstaan die niet waargemaakt kunnen worden. Daarnaast speelt de grootte van de betrokken steekproef een rol. Teveel mensen betrekken bij een onderzoek kan ook hoge verwachtingen neerzetten. Ook kan dit te intrusief zijn voor een organisatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Appreciative Inquiry is een vrij recente onderzoeksmethode die ingezet wordt binnen de A&G-psychologie. Uit welke stroming komt deze techniek en wat zijn sterke en zwakke eigenschappen?

A

Appreciative Inquiry (AI) is een techniek die voortkomt uit de positieve psychologie. Het is actieonderzoek waarbij organisaties zich verbeteren door de zaken die al heel goed lopen verder te optimaliseren. De focus ligt hierbij op wensen in de toekomst en hoe deze te realiseren. Deze techniek werkt in de praktijk vrij motiverend. Een belangrijk nadeel is dat teveel focus op positieve aspecten kan afleiden van de negatieve aspecten die op dat moment spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Positieve psychologische interventies (PPI’s) – zoals appreciativy inquiry (zie opdracht 9.2.1) – vormen een nieuwe belangrijke stroming binnen de psychologie en worden ook graag ingezet binnen de arbeids- en organisatiepsychologie. Toch staan deze type interventies onder druk. Waarom? 2x

A

Meta-analyses laten slechts een beperkte effectiviteit van deze interventies zien.

Ook laten enkele replicatiestudies geen effecten zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vaak worden deze null-effecten weggewuifd als de invloed van designfactoren, derde-variabeleproblemen of de complexiteit van menselijk gedrag, zonder dat er good practice guidelines worden opgesteld voor vervolgonderzoek. Van Zyl et al. (2019) proberen het roer om te slaan door best practice guidelines op te stellen voor toekomstig PPI-onderzoek.

Van Zyl et al. benoemen vijf hoofdgebieden waar het mis kan gaan bij de implementatie en evaluatie van PPI’s. Benoem deze vijf categorieën en beschrijf kort waar deze over gaan

A
  1. Intervention design
    Intervention design gaat over de methodologische besluiten die zijn gemaakt voor het evalueren van de effectiviteit van de interventie. Een adequaat design is cruciaal voor het succes van een PPI. Of anders gesteld, een slecht onderzoeksdesign is schadelijk voor de wetenschap, omdat het enerzijds veel tijd en geld kost en onnodig gebruikmaakt van schaarse bronnen, en omdat null-effecten toe te wijzen aan een slecht design onterecht bij kunnen dragen aan de ontkrachting van wetenschappelijke theorie. Helaas leidt PPI-onderzoek vaak nog onder slechte onderzoeksdesigns.
  2. Recruitment and retention
    Dit betreft het includeren van representatieve deelnemers (recruitment) aan een onderzoek en deze vervolgens ook betrokken houden binnen een onderzoek (retention). Representatieve deelnemers zijn deelnemers voor wie de interventie uiteindelijk ook bedoeld is. Het werven van een te selectieve steekproef kan leiden tot verminderde statistische power, het vroegtijdig beëindigen van een trial, beperkte externe validiteit en verminderde mogelijkheid tot replicatie.
  3. Adoption
    Adoptie beschrijft de overname van een effectief bewezen interventie in de praktijk. Er zijn verschillende factoren die de adoptie van een interventie negatief kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld, als een interventieprogramma te complex is, te veel sessies heeft of te intensief is, kunnen managers van een bedrijf besluiten dat het zich niet loont om een bepaalde interventie te implementeren. Ook kan het zijn dat de interventie niet past bij de doelgroep in de praktijk, of dat mensen geen interesse hebben in een dergelijke interventie. Een goede nets assessment vooraf is daarom cruciaal.
  4. Fidelity
    Fidelity beschrijft of de interventie wordt geïmplementeerd zoals bedoeld. Hiervoor is het belangrijk dat er voldoende getraind personeel is die het programma aanbiedt volgens een gestandaardiseerd protocol.
  5. Evaluation
    Tot slot moet goed geëvalueerd worden wat de effecten van een interventie in de praktijk zijn. Hiervoor moet het juiste design en instrumentaria gekozen worden (zie ook studietaak 9.1). Ook moeten alternatieve verklaringen zo goed mogelijk uitgesloten worden. Daarnaast moet geëvalueerd worden of het toegenomen welzijn van de deelnemers in verhouding staat met de gemaakte kosten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe mooi een onderzoeksidee ook is, onderzoek valt of staat bij de methodologische keuzes die gemaakt worden en de professionele houding van de onderzoeker. Veel van de methodologische fouten en ‘questionable research practices’ kunnen voorkomen worden door het onderzoek te pre-registreren. Wat is pre-registratie en waarom is dat zo belangrijk?

A

Bij preregistratie maakt een onderzoeksteam het onderzoeksdesign en interventieprotocol bekend voordat de interventie getoetst wordt. Dit is een cruciale stap in open wetenschap en in het eerlijk toetsen van de effectiviteit van een interventie. Een pre-registratie dwingt een onderzoeksteam zorgvuldig te kiezen voor een onderzoeksdesign en duidelijke hypothesen op te stellen. Een groot voordeel hiervan is dat deze openbaarheid ook de mogelijkheid biedt tot het ontvangen van constructieve feedback van medewetenschappers.

Daarnaast verminderd preregistratie de kans op ‘questionable research practices’, zoals het verwijderen van ongunstige data, het niet meenemen van niet significante resultaten, of het opstellen van hypothesen nadat de resultaten bekend zijn. Doordat van tevoren bekend is gemaakt hoe het design en protocol eruitzien en welke hypothesen getoetst zullen worden met welke instrumenten, kan er niet meer met de data gesjoemeld worden als de resultaten tegenvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Een randomized controlled trial wordt over het algemeen als gouden standaard gezien in interventieonderzoek. Maar, met name bij PPI’s heeft deze onderzoeksopzet het risico om null-effecten uit te wijzen terwijl de interventie mogelijk wel effectief is. Leg dit uit.

A

Bij een randomized controlled is het cruciaal dat de deelnemers at random worden toegewezen aan de interventiegroep of de controlegroep. Conclusies over effectiviteit worden bepaald door de interventiegroep te vergelijken met de controlegroep. Positieve psychologie is een techniek die voor sommige mensen heel goed kan werken, voor anderen geen effect heeft en voor een derde groep juist negatieve effecten kan hebben. Een extreem voorbeeld is dat het focussen op positieve aspecten iemand kan realiseren dat er niets positiefs is in het leven van deze persoon en juist gevoelens van depressie in de hand werkt.

Stel dat deze drie groepen gelijk verdeeld in de interventiegroep zitten. Een onderzoeker concludereert dan dat het programma niet effectief is, terwijl het voor een derde van de groep juist veel kan bijdragen. Het in kaart brengen van dergelijke profielen is daarom cruciaal voor het bepalen van de effectiviteit van de interventie. Het is belangrijk dat een PPI past bij de waarden van een persoon om zo de maximale effectiviteit te behalen (‘person-activity fit’).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Er zijn allerlei typen interventies mogelijk om de gezondheid en het welbevinden van mensen in organisaties te
verbeteren of ten minste op een gezond peil te houden. Globaal gesproken zijn er twee benaderingen. Welke 2?

A
  1. Individuele aanpak
  2. Organisatiegerichte aanpak
20
Q

Waar bestaat de ontwerp- en interventiewetenschappen uit?

A

technische wetenschappen, delen van de geneeskunde en
de organisatieadvieskunde.

21
Q

Bij de ontwerp- en interventiewetenschappen gaat het om het oplossen van 2 soorten problemen. Welke?

A
  1. Bij constructieproblemen worden niet
    bestaande artefacten ontworpen en gerealiseerd (vaak door ingenieurs).
  2. Verbeterproblemen hebben betrekking op
    het verbeteren van de prestatie en kwaliteit van bestaande entiteiten en processen.
22
Q

Welke 3 soorten ontwerp zijn er mogelijk?

A
  1. Objectontwerp  ontwerpen van de ingreep/interventie
  2. Realisatieontwerp  ontwerp voor wijze van doorvoeren van de ingreep
  3. Procesontwerp  het af te leggen traject van begin tot eind toegepast op interventies
23
Q

Elk onderzoek brengt zekere risico’s met zich mee. Bij het uitvoeren van statistische toetsen wordt
gewaarschuwd voor twee soorten fouten. Welke 2?

A

Type I fout: houdt in dat onterecht geconcludeerd wordt dat er een verband is tussen twee variabelen

Type II fout: het ten onrechte concluderen dat er geen effect bestaat, terwijl er in werkelijkheid juist wel een
effect is – dat helaas statistisch niet wordt aangetoond

24
Q

Wat is interne validiteit?

A

Interne
validiteit is het uitsluiten van plausibele alternatieve verklaringen voor een (mogelijk) causaal verband. Hoe meer
alternatieve verklaringen uitgesloten zijn, hoe hoger de interne validiteit

25
Q

Wat is externe validiteit?

A

Externe validiteit is de
generaliseerbaarheid van onderzoeksbevindingen naar andere tijden, plaatsen en personen dan in de situatie van
het onderzoek

26
Q

Wat is begripsvaliditeit?

A

Ook bestaat er begripsvaliditeit waarbij het gaat om het correct operationaliseren van variabelen.
Geven de operationalisaties de abstracte theoretische concepten wel goed weer?

27
Q

Wat is de beste manier om mogelijke bedreigingen van de interne validiteit te voorkomen?

A

uitvoeren van een zuiver experiment. Het
kenmerk is daarvan dat proefpersonen of respondenten volstrekt willekeurig (random) worden toegekend aan een
conditie, experimentele of controlegroep. Bij quasi-experimenten is er geen random toekenning en loopt interne
validiteit gevaar.

28
Q

Wat is actieonderzoek?

A

Actieonderzoek is geschikt voor het verwerven van kennis over complexe sociale systemen (groepen/organisaties)
via participatieve veranderingsobjecten.

29
Q

Wat zijn de 7 belangrijkste elementen van actieonderzoek?

A
  1. Participatie
    nauwe samenwerking onderzoekers en personen/groepen in het veld
  2. Veranderingsbenadering:
    actieonderzoekers willen de situatie veranderen zodanig dat de kwaliteit van de
    situatie is verbeterd na het beëindigen van het onderzoeksproces
  3. Wetenschap
    actieonderzoek verschilt van de klassieke manier van wetenschap. Het kan niet van de situatie
    worden losgekoppeld waarin de interventie moet plaatsvinden. Er vindt zo een wederzijds leerproces plaats
    tussen onderzoekers en ‘gebruikers’ in het veld. Essentieel is dat een propositie gevalideerd moet worden door
    de realiteit waarop deze propositie betrekking heeft te veranderen.
  4. Sociale constructie van werkelijkheid
    actieonderzoekers beseffen dat waarneming van de realiteit sterk
    neerkomt op sociale constructie, waarbij sociale processen zoals groepsbelangen een rol spelen. Door
    actieonderzoek zullen betrokkenen beter in staat zijn hun waarden te realiseren. Meestal ontwikkelen
    betrokkenen en actieonderzoekers een visie op de toekomstige situatie en realiseert het onderzoek dit.
  5. Zelfstudie door lerend systeem
    actieonderzoekers proberen het leervermogen te versterken van het sociale
    systeem. Het is een cyclisch proces van onderzoek en verandering waarbij actieplannen worden opgesteld,
    uitgevoerd en geëvalueerd. Dit gebeurt in nauw onderling overleg tussen onderzoekers en leden van het sociale
    systeem. Na vertrek van de onderzoekers kunnen de leden zelf zorg dragen voor continuïteit
  6. Leren via het oplossen van problemen
    leren via het oplossen van problemen door sociale interactie in
    groepen toont overeenkomsten met ‘action learning’. Dit is een vorm van ‘leren door te doen’ waarbij uit echte
    casussen een reflectieproces plaatsvindt in kleine groepen. Actieonderzoek kan gezien worden als zelfsturend
    leren in het eigen werk. Leden leren in interactie met elkaar complexe vaardigheden en competenties op het
    gebied van probleemdiagnose, probleemoplossing en implementatie via kritische reflectie- en
    evaluatiemomenten in het veranderingsproces.
  7. Groepsdynamica  actieonderzoekers moeten kennis en vaardigheden hebben over groepsdynamica. Ze
    moeten oog hebben voor de effecten van bepaalde vormen van gedrag bij andere personen en partijen in
    organisaties. Ook moeten ze macht- en invloedbronnen lokaliseren en via taakinterventies, overleg en sociale
    interventievaardigheden, groepsprocessen kunnen beïnvloeden.
30
Q

Welke 3 vormen van verandering zijn er mogelijk door een interventie bij evaluatieonderzoek/effectonderzoek?

A

 Alfaverandering  waargenomen, gemeten verandering in objectieve omstandigheden

 Bètaverandering  eenzelfde type verandering als alfaverandering, waarbij normen voor individuele
interpretatie veranderen

 Gammaverandering  radicale verschuiving in basisassumpties over causale relaties, de waarden die aan
diverse dimensies van de werkelijkheid worden toegekend en de gehanteerde referentiekaders

31
Q

Wat is procesevaluatie?

A

Naast het onderzoeken van de effecten van interventies is het ook gewenst inzicht te verkrijgen in de factoren die
het proces van invoering van de interventie versnelden of juist vertraagden. Daarbij spreekt men van
procesevaluatie en daarbij staan ‘hoe’ vragen centraal. H

32
Q

Wat is een ex post facto-quasi experiment?

A

. In een organisatie waar
geen interventie plaatsvindt dienen
gelijktijdig deze gegevens verzameld te
worden. Dit lijkt een beetje op het
experimentele design. Soms is het echter niet
zo ideaal omdat achteraf pas besloten wordt
tot evaluatieonderzoek waardoor een
gebrekkige reconstructie van het proces dient
plaats te vinden. Daardoor is de kans op
vertekening en foutieve conclusies groot en
dient daarom vaak een achterafvergelijking nodig te zijn met een overeenkomstige organisatie waarin geen
interventie heeft plaatsgevonden: ex post facto-quasi experiment

33
Q

Wat is een one group pretest posttest design?

A

Als er niet vergeleken wordt met een externe
organisatie maar alleen met de eigen organisatie voor- en na de meting noemen we dit one group pretest posttest design

34
Q

De belangrijkste effecten van klassieke onderzoekstechnieken zijn als volgt te typeren: 2X

A

 Observaties, vooral systematische, kunnen leiden tot onrust bij de geobserveerden. Dit leidt mogelijk tot
pogingen de waarneming van de onderzoeker te beïnvloeden.

 Documentenanalyses kunnen relatief onafhankelijk van de organisatie worden uitgevoerd en zullen daarom in
eerste instantie weinig beroering veroorzaken. Voor het afnemen van vragenlijsten en interviews is
medewerking van organisatieleden nodig. Doordat men hierbij expliciet gevraagd wordt om over allerlei zaken
na te denken zullen vragenlijsten en interviews reacties oproepen en verwachtingen wekken t.a.v. vervolgacties
en n.a.v. de verstrekte informatie. Deze verwachtingen worden altijd gewekt, het blijft te professionele plicht
van de onderzoekers om een realistisch mogelijk beeld te schetsen van het onderzoek en gegevensverwerking

35
Q

Welke speciale technieken van gegevensverzameling worden gebruikt in interventieonderzoek? 4x

A
  1. Verbeterde nominale groepstechniek
  2. Surveyfeedback
  3. Logboeken
  4. Benchmarking
36
Q

Wat houdt de techniek gegevensverzameling ‘verbeterde nominale groepstechniek in?

A

ook wel de kaartjesmethode. De aanwezige groepsleden schrijven
anoniem en individueel ideeën, suggesties en observaties op kaartjes. Consultant verzamelt ze en vat samen op
flap-overvellen waarna gezamenlijk met de groep nadere clustering en analyse plaatsvinden. Zo wordt ook aan
ideeën van mensen met een lage status aandacht geschonken

37
Q

Wat houdt de techniek gegevensverzameling ‘surveyfeedback’ in?

A

houdt in dat de (gekwantificeerde) resultaten van een vragenlijstonderzoek worden
teruggekoppeld naar de betrokkenen in een groepsbijeenkomst, waarbij onderzoekers toelichting geven. Stel
een onderzoeker heeft in een organisatie in diverse afdelingen vragenlijsten afgenomen, bij de terugkoppeling zal hij op elke afdeling vragen of de resultaten overeenkomen met verwachtingen, of er aanvullingen nodig zijn
of dat er suggesties nodig zijn om problemen op te lossen.

38
Q

Wat zijn de voordelen van surveyfeedback?

A

o Controle op en aanvulling van vragenlijstresultaten. Dit is tegelijk een methode om data te verkrijgen en een
kwalitatieve analysemethode. Er worden gegevens geïnterpreteerd, verbanden gelegd en verklaringen
opgesteld.

o Resultaten zetten werknemers aan het denken, vooral als zij afwijken van wat velen dachten

o Diagnose wordt eerder geaccepteerd

o Resultaten van onderzoek worden op aansprekende manier onder aandacht gebracht van betrokken
werknemers

o Eventuele groepsbeslissingen worden makkelijker gerealiseerd dan van bovenaf opgelegde beslissingen

o Als surveyfeedback in gezelschap van de afdelingschef plaatsvindt krijgt deze een duidelijk beeld van wat er
leeft in zijn afdeling, zo nodig kan hij zaken meteen doorspelen of misverstanden ophelderen

o Werknemers worden betrokken bij het gezamenlijk ontwikkelen van actiepunten, dit geeft een impuls aan
het monitoren van de uit de actiepunten voortvloeiende veranderingsprocessen

o Brengt leerproces op gang. Organisaties en leden worden competenter in opsporen en oplossen van
problemen

o Vorm van ‘methode triangulatie’, door het combineren van diverse methoden worden de betrouwbaarheid
en validiteit verhoogd. Zwakke punten van ene methode gecompenseerd door de kracht van andere.

39
Q

Wat houdt de techniek gegevensverzameling ‘logboeken’ in?

A

kunnen worden bijgehouden tijdens het uitvoeren van interventies. Per dag
worden de formele en informele contacten en gebeurtenissen feitelijk en neutraal opgeschreven. Daarna
worden die contacten en gebeurtenissen gewaardeerd op hun theoretische betekenis en veranderkundige
implicaties. Er wordt gepoogd een zorgvuldig onderscheid aan te brengen tussen objectieve beschrijvingen en
subjectieve interpretaties. Die interpretaties zijn een soort hypothesen. Door een logboek bij te houden houdt
de onderzoeker overzicht zonder vertekening van mentale en motiverende mechanismen

40
Q

Wat houdt de techniek gegevensverzameling ‘benchmarking’ in?

A

s een managementtechniek die gebruikt wordt om producten, diensten en processen te
verbeteren in de praktijk van kwaliteitsmanagement. Het meten en vergelijken van prestaties werkt als
interventie. De kern van ‘best practice’-benchmarking is samen te vatten als volgt:
o Stel het verschil tussen normale en uitstekend presterende organisatie of afdeling vast
o Stel normen (‘standards’) op voor uitstekende prestatie
o Zoek uit hoe de beste organisaties (of afdelingen) deze normen weten te halen
o Pas ervaringen van anderen en eigen kennis en inzicht toe om nieuwe normen te kunnen halen
De toporganisatie is een soort rolmodel, de prestaties van de top op een aantal criteria zijn ‘benchmarks’ voor
andere organisaties die proberen deze prestatie te evenaren. Er is weinig aandacht voor de theoretische
verklaring maar dit lijkt in praktijk uitstekend te werken bij bijv. verzuimverlaging.

41
Q

Wat zijn hulpstructuren?

A

In organisaties zorgt de dagelijkse hectische situatie ervoor dat er weinig gelegenheid is om voldoende aandacht te
schenken aan de voor het project noodzakelijke activiteiten. Dan is het gewenst een tijdelijke hulpstructuur in te
stellen. Meestal bestaat die uit een commissie die eventueel gekoppeld wordt aan stuur- en begeleidingsgroepen of
aan subgroepen ter uitwerking of voorbereiding van bepaalde onderwerpen.

42
Q

Wat zijn de voordelen van hulpstructuren? 3x

A

 Een zekere garantie dat er extra aandacht aan een interventieproject besteed wordt
 De mogelijkheid om expertise te bundelen
 Het draagvlak voor het interventieproject wordt vergroot door diverse partijen in de hulpstructuur op te nemen

43
Q

Onderzoek van een reeks casestudies waarin het verbeteren van de relatie werk-gezondheid centraal stond heeft
geleid tot veranderkundige aanbevelingen. Welke 4?

A

 Zorg dat verschillende partijen in de organisatie in de hulpstructuur vertegenwoordigd zijn

 Geef partijen gelegenheid tot intern vooroverleg indien gewenst

 Laat de hulpstructuur zo veel mogelijk werken aan concrete, specifieke taken en opdrachten. Dit bevordert
duidelijkheid over de doelen en biedt uitzicht op concrete resultaten, wat motiverend werkt. Deze concreetheid
vergemakkelijkt het uitvoeren van evaluaties. Duidelijkheid van beoogde doelen maakt het eenvoudiger om vast
te stellen of een doel wel/niet bereikt is

 Zorg voor geode faciliteiten (tijd, ruimte, scholing etc.)

44
Q

Wat is appreciative inquiry?

A

Dit is actieonderzoek waarbij wordt
uitgegaan van sterke kanten van een organisatie. Je kunt organisaties verbeteren door het verder uitwerken van
dingen die al goed lopen, de kern van AI. Via een focus op reeds aanwezige, door leden van de organisatie ervaren
sterktes kun je de goede kanten van werkinhoud, groepen, organisaties krachtig uitbouwen.

45
Q

Wat zijn de 4 fases van appreciative inquiry?

A

 Discovery: de gewaardeerde aspecten van organisatie in kaart brengen met groepsgesprekken en individuele
interviews. En deze ervaringen met elkaar delen.
 Dreams: deelnemers stellen zich in een grote groep de gewenste toekomst van de organisatie voor
 Design: planning en prioritering activiteiten
 Destiny: implementatie

Deze processen worden wijds over de tijd verspreid. Bij de Appreciative Inquiry Summit worden de 4 fasen in enkele
dagen doorlopen. Ook wordt vaak voor de discoveryfase nog een definefase toegevoegd waarin het centrale thema
wordt vastgesteld. AI werkt stimulerend maar er is een risico dat te weinig aandacht aan uitvoeringsproblemen
geschonken wordt. Gebrek aan aandacht voor belemmerende factoren kan leiden tot vertraging van
implementaties, teleurstelling en verlies van draagvlak.