6.1 – Duurzame inzetbaarheid Flashcards
Wat is de definitie van duurzame inzetbaarheid?
Het doorlopend beschikken over daadwerkelijk realiseerbare mogelijkheden en voorwaarden om te kunnen (blijven) functioneren in het huidige en toekomstige werk, met behoud van gezondheid en welzijn.
Welke stakeholders zijn bij duurzame inzetbaarheid betrokken volgens professor de Lange en wat zijn hun verantwoordelijkheden
- Werknemers: inzetbaar blijven nu en in de toekomst: nadenken over eigen loopbaanstappen en eigen vitaliteit
- Werkgever: zorgdragen voor goede arbeidsvoorwaarden, een goed werkklimaat en goed werkgeverschap laten zien
- Overheid: bepaalt de verschillen tussen sectoren als het gaat om regelgeving, hoogte van de transitiebudgetten etc.
Professor de Lange legt uit dat duurzame inzetbaarheid een containerbegrip is. Welke componenten van duurzame inzetbaarheid onderscheidt professor de Lange om dit concept meetbaar te maken en concreet inhoud te geven? Geef bij elk begrip een korte toelichting die je kunt vinden in het tekstboek. 3x
Dit is volgens de Sociaal Economische Raad
- werkvermogen: de mate waarin iemand fysiek, psychisch en sociaal in staat is om te werken
- employability: het vermogen om verschillende functies en taken nu en in de toekomst adequaat te blijven vervullen
- vitaliteit: energiek, veerkrachtig, fit en onvermoeibaar door kunnen werken met een groot doorzettingsvermogen
Welke componenten van duurzame inzetbaarheid worden genoemd in het tekstboek? 3x
- vitaliteit
- werkvermogen
3.employability
het optimaal gebruiken van competenties = employability
behoud en herstel van (subjectieve) gezondheid, werkvermogen en motivatie en een fit houden met de werkomgeving (de Lange en van der Heijden, 2016).
functioneren in het werk met behoud van gezondheid en welzijn (van der Klink et al., 2011).
Voor werkenden die hetzelfde werk blijven doen, is het belangrijk om gemotiveerd te blijven, om de mogelijkheid te krijgen verder te groeien en dat hun ambities ondersteund worden. Welke motiverende vragen kan een leidinggevende stellen om een werknemer te ondersteunen in zijn of haar ambities? Wat zou jij de leidinggevende vanuit jouw functie van vitaliteitscoach adviseren?
- Welke ambities heb je in je werk?
- Wat zijn je sterke kanten en hoe zou je die in je huidige werk graag verder willen ontwikkelen?
- Welke ondersteuning wens je daarbij?
- Hoe zou je dit concreet inhoud kunnen geven in je huidige functie?
- Wat zou je graag willen bereiken in de komende vijf jaar?
Welke negatieve veranderingen laat onderzoek zien bij ouder wordende werknemers? 7x
- hogere verzuimcijfers
- een hogere kans op chronische gezondheidsproblemen
- meer psychische klachten
- een vermindering van vaardigheden die samenhangen met het vloeiende cognitieve vermogen
- een lagere employability
- een vermindering van werkvermogen
- een lagere motivatie om te werken tot aan de pensionleeftijd
Bekijk het model van huis van werkvermogen. Gebruik hiervoor het rapport Achtergronden rond trends & ontwikkelingen werkvermogen 2020.
Beschrijf wat wordt verstaan onder de vier etages van het huis van werkvermogen? Waar staat het trappenhuis symbool voor en wat betekent het balkon op de derde verdieping?
- Begane grond: De dimensie gezondheid bevindt zich op de begane grond en staat symbool voor de basis van een goed werkvermogen. Onder gezondheid wordt verstaan de lichamelijke en psychische gezondheid.
- 1e verdieping: De eerste verdieping staat voor adequate competenties en vaardigheden die een voorwaarde zijn voor een goede gezondheid.
- 2e verdieping: De tweede verdieping staat voor de sociale en morele normen en waarden van medewerkers. Het gaat hier bijvoorbeeld om waardigheid, respect, waardering, rechtvaardigheid, maar ook om het arbeidsethos: binding met de organisatie, motivatie en betrokkenheid.
- 3e verdieping: De derde verdieping staat voor de werkomstandigheden, de sociale werkomgeving en de organisatie. Het management en de leidinggevenden nemen een belangrijke positie in omdat zij het werkvermogen van hun medewerkers beïnvloeden.
De verdiepingen zijn verbonden met een trappenhuis. Daarmee wordt aangegeven dat de verdiepingen een relatie met elkaar hebben en dat de factoren, die op de verdiepingen te vinden zijn, elkaar beïnvloeden.
Op de derde verdieping is ook een balkon. Ook factoren buiten de werkomgeving hebben namelijk een directe of indirecte invloed op werkvermogen zoals familie, vrienden en bekenden, maar ook factoren binnen de bredere sociale en politieke omgeving.
Hoe beschrijft professor de Lange in het interview de push- en pullfactoren? Welke concrete voorbeelden noemt ze van pushfactoren bij oudere werknemers?
Pushfactoren duwen je weg van het werk en zijn negatief. Pullfactoren zijn positief en trekken je in het werk.
Voorbeelden van pushfactoren zijn: ouderenklimaat in een bedrijf dat wordt gekenmerkt door stereotypering, leeftijdsdiscriminatie, en fysiek en mentaal zwaar werk met weinig herstel mogelijkheden.
Welke voorbeelden noemt professor de Lange om de pushfactoren over negatieve beeldvorming van ouderen in een team te verminderen? 7x
- het bespreekbaar maken van de vooroordelen door een leidinggevende of in een team.
- het reflecteren op de gevolgen van negatieve beeldvorming.
- het door werknemers laten benoemen wat ze nodig hebben om succesvol te blijven werken.
- het benoemen van positieve voorbeelden van de inbreng van ouderen.
- het inzetten van ambassadeurs die een positief beeld kunnen laten zien van wat de meerwaarde is van oudere werknemers.
- het opnemen van een integrale aanpak van succesvol ouder worden in het beleid van een organisatie.
- Ook de media kan een rol spelen in de beeldvorming over positieve voorbeelden.
Wat kan een leidinggevende doen om de duurzame inzetbaarheid (motivatie, employability, veerkracht en werkvermogen) van werknemers te versterken?
6x
- ruimte geven om te leren (aandacht hebben voor loopbaanbeleid).
- intrinsiek motiverend werk aanbieden.
- zorgen voor flexibele werktijden, verlofregelingen en kinderopvang.
- creativiteit stimuleren door autonomie/ vrije ruimte te bieden: niet voorschrijven wat medewerkers moeten doen.
- medewerkers betrekken bij de koers van het bedrijf.
- verbinding aangaan met de medewerkers door een goed gesprek (oprecht luisteren).
Welke definitie geeft professor de Lange in het interview over succesvol ouder worden?
Succesvol ouder worden is het proactief of adaptief herstel (na periodes van verlies) naar hogere niveaus van subjectieve gezondheid, werkvermogen en motivatie om door te werken en tegelijkertijd een fit te houden met de werkomgeving.
Waar verwijst ‘succesvol’ naar bij ‘succesvol ouder worden’ volgens professor de Lange?
Succesvol verwijst niet naar een prestatieladder. Het gaat om wat je ontwikkelt vanuit je eigen vermogens. Ook chronisch zieken kunnen succesvol ouder worden door ze positief te benaderen en te kijken naar mogelijkheden. Succesvol ouder worden is dus een subjectief concept en niet normatief bedoeld.
Welke positieve veranderingen van succesvol ouder worden in intra- en interpersoonlijke groei worden genoemd?
intrapersoonlijke groei: zelfregulatie, ervaring, gekristalliseerde intelligentie
interpersoonlijke groei: senioriteit, autonomie, deskundigheid in ogen van anderen
Volgens het Selection, Optimization with Compensation-model uit de levensloopliteratuur van Baltes et al. (2019) is succesvol ouder worden mogelijk door gebruik te maken van de juiste strategieën op drie domeinen. Welke domeinen zijn dit? Geef een voorbeeld bij elke strategie. 3x
- selectie – ‘ik focus op specifieke werktaken’.
- optimalisatie – ‘ik zorg voor ergonomische aanpassingen in mijn werksetting’.
- compensatie – ‘ik neem meer tijd voor deze cognitieve taak’.
Zelfregulerend en proactief en adaptief gedrag (middels jobcrafting) is een belangrijke factor voor succesvol ouder worden. Vanuit jouw functie als vitaliteitscoach heb je verschillende methoden die je kunt gebruiken om het zelfregulerend vermogen van werknemers te versterken. Welke methoden worden er in het artikel van de Lange en Kooij (2019) genoemd? 3x
methoden om het zelfregulerend vermogen van werknemers te versterken:
- het vergroten van persoonlijke hulpbronnen, zoals gezondheid door een vitaliteitsinterventie (Strijk, Proper, Van der Beek & Van Mechelen, 2012) of door een gezondheidsbevorderende interventie (Hughes, Seymour, Campbell, Shaw, Fabiyi & Sokas, 2011).
- het aanbieden van bepaalde hrm-instrumenten zoals baanrotatie, flexibele taken, breed gedefinieerde banen, gedecentraliseerde besluitvorming, suggestie systeem en goede informatievoorziening (Vandenberg, Richardson, & Eastman, 1999).
- Leidinggevenden spelen ook een belangrijke rol door bijvoorbeeld participatief leiderschap en door hun werknemers meer autonomie te geven (Den Hartog & Belschak, 2012).
Geef concrete voorbeelden van vragen die je als vitaliteitscoach aan werknemers kunt stellen op individueel, taak-, organisatie en macroniveau. Deze vragen en het daaraan gekoppelde gesprek hebben als doel om de zelfregulatie van succesvol ouder worden te versterken. Gebruik het tekstboek (vanaf p. 424) en denk na over passende vragen die bijdragen aan het versterken van het zelfreflectiefvermogen van werknemers.
- individueel niveau: Wat wil ik in de komende 10 jaar bereiken? Waar liggen mijn sterke kanten en hoe kan ik deze binnen de organisatie nog beter benutten? Welke keuzes zou ik graag willen maken in mijn taken?
- taakniveau: Welke taakeisen kosten me veel energie en leveren me weinig voldoening op? Van welke taakeisen krijg ik energie? Wat heb ik nodig aan ondersteuning van mijn leidinggevende en/of mijn collega’s? Op welk moment zou ik deze vragen bespreekbaar kunnen maken?
- organisatieniveau: Hoe kan ik mijn wensen en/of mogelijke problemen het beste met mijn leidinggevende bespreken? Wat zijn mogelijke drempels die ik ervaar om naar mijn leidinggevende te gaan? Wat kan het me opleveren en welke negatieve effecten kunnen mijn vragen hebben?
- macroniveau: Wat zijn de verwachtingen over de economische ontwikkelingen en welke invloed gaan deze hebben op de organisatie waarin ik werk? Wat betekent dit voor het voortbestaan van mijn baan of voor mogelijke aanpassingen die van mij worden geëist? Hoe sta ik hier zelf in en wat zijn mogelijke alternatieven voor mij?
Benoem de drie componenten van zelfmanagement en beschrijf hoe ze elkaar beïnvloeden.
- Zelf-reflectief vermogen
- Veerkracht en adaptief vermogen
- Zelf-effectiviteit.
Beïnvloeden elkaar in een cirkel.
Hoe beschrijft professor de Lange zelfreflectief vermogen in haar artikel? 3x
Zelfreflectief vermogen houdt in dat een werkende
- cognitief zelfbewust is en weet wat hij of zij als zingevend of ideaal zelfbeeld op het werk over de tijd wil en kan ontwikkelen.
- een analyse kan maken van de beschikbare doelen, zelfregulatiestrategieën (waaronder emotie-regulatiestrategieën) en mogelijke acties die nodig zijn om een gewenst (toekomstig) doel of ideaal zelfbeeld op het werk te bereiken en te behouden.
- de voortgang in de eigen ontwikkeling en aansluiting met het werk over de tijd kan monitoren en evalueren (via zelfmonitoring, interne zelfspraak en zelfevaluatie).
In het interview noemt professor de Lange de twee belangrijkste factoren van het succesvol ouder worden en het versterken van zelfmanagement. Welke twee factoren zijn dat?
- voldoende ruimte voor herstel
- voldoende aandacht voor het blijven ontwikkelen
Hoe wordt eigen-effectiviteit in het kader van zelfmanagement omschreven? Met welke factoren is een positieve relatie vastgesteld? En welke factoren in de werkomgeving worden genoemd als een bedreiging voor de eigen-effectiviteit in het kader van zelfmanagement?
Zelfeffectiviteit verwijst naar het vermogen van de werkende om een zelfmanagementplan effectief om te zetten in concrete vervolgstappen, gedrag en acties (Bandura, 2006).
Zelfeffectiviteit relateert positief met veerkracht, werkgerelateerde prestaties en welzijn en vormt een belangrijke voorspeller voor de inzetbaarheid van werkenden (Choi, Dabelko-Schoeny, Lee, & Bunger, 2020; Stajkovic & Kuthans, 1998).
Wanneer de werkomgeving te stressvol of te complex is, kunnen de positieve effecten van zelfeffectiviteit afnemen.
Welk verschil maakt professor de Lange in het interview tussen veerkracht en adaptief vermogen?
Veerkracht gaat over mentaal terugveren na een periode van rouw. Adaptief vermogen gaat vooral over ontwikkeling. Je kunt bijvoorbeeld nadenken over hoe je weer in balans komt tijdens een extra drukke periode. Wat kun je aan hulpbronnen of aan emotieregulatie toepassen om te zorgen voor herstel en goede zorg voor jezelf.
Snippert en Krikke (2020) hebben een model ontwikkeld dat uitgaat van het versterken van de vitaliteit middels zeven pijlers. Welke pijlers zijn dat?
- energie
- fysieke weerbaarheid
- cognitieve flexibiliteit
- emotieregulatie
- persoonlijkheid
- interacties
- tijdsbesteding
Uit welke 5 dimensies bestaat employability?
- Beroepsexpertise: omvat domein specifieke kennis en vaardigheden van werknemer
- Anticipatie en optimalisatie: het op persoonlijke en creatieve manier voorbereiden op toekomstige
werkveranderingen, ten einde te streven naar de best mogelijke functie- en loopbaanuitkomsten - Persoonlijke flexibiliteit: verwijst naar het vermogen dat iemand heeft om zich aan te passen aan allerlei
veranderingen op de interne en externe arbeidsmarkt, zonder directe betrekking huidige functiedomein - Organisatiesensitiviteit: bekwaamheid om in verschillende sociale verbanden te participeren en te
presteren, zoals de afdeling/organisatie/teams/beroepsgemeenschap en andere netwerken en impliceert
het kunnen delen van verantwoordelijkheden/succes/kennis/evaringen/gevoelens etc. - Balans: een compromis vinden tussen allerlei belangen van de werkgever versus de belangen van de
werknemer, alsook tussen tegenstrijdige belangen van de werknemer zelf, zoals het spanningsveld tussen
werk-, loopbaan- en privédoeleinden.
Nederland heeft te maken met een dubbele vergrijzing. Wat houdt dit in?
Het aandeel 80 plusses zal sterk toenemen.