5.3 – Werk- en organisatiegerichte interventies Flashcards

1
Q

Hacker (1978) heeft vier algemene ontwerpcriteria ontwikkeld om ervoor te zorgen dat werknemers hun werk met plezier, gezond en op een efficiënte manier kunnen doen. Benoem en beschrijf deze vier principes.

A
  1. Uitvoerbaarheid: arbeid moet gedurende langere tijd fysiek en cognitief volgehouden kunnen worden.
  2. Onschadelijkheid: arbeid moet ook op de langere termijn geen gezondheidsschade berokkenen.
  3. Verdraagbaarheid: een goede arbeidsprestatie moet mogelijk zijn zonder bovenmatige inspanning of vermoeidheid.
  4. Persoonlijkheidsontwikkeling: in en door de arbeid moet de werknemer kennis en vaardigheden op peil kunnen houden, zijn of haar arbeidsmotivatie in stand kunnen houden en zich persoonlijk kunnen ontwikkelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen de drie typen preventie: primaire preventie, secundaire preventie en tertiaire preventie?

A

Primair preventieve interventies zijn erop gericht om de oorzaken van stress bij werknemers weg te nemen.

Secundair preventieve interventies richten zich op het voorkomen van het verergeren van bestaande stressfactoren en op het voorkomen van uitval onder werknemers.

Tertiair preventieve interventies richten zich op het behandelen van werknemers met ernstigere stressverschijnselen zoals begeleiding bij ziekteverzuim en/of re-integratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit interventieonderzoek waarbij zowel de vorm als de inhoud onderzocht werd, zijn een vijftal succesfactoren afgeleid. Welke vijf zijn dit?

A
  1. een stapsgewijze en systematische aanpak
  2. een adequate diagnose
  3. een op de diagnose gebaseerde theoretisch gefundeerde combinatie van werk- en werknemergerichte maatregelen

4.een participatieve aanpak

  1. steun van het (top)management
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welke drie elementen bestaat job crafting?

A
  1. Verhogen hulpbronnen
    Bijv. afwisseling, ontwikkelmogelijkheden, autonomie, feedback
  2. Verhogen uitdagingen
    Bijv. nieuwe projecten, nieuwe ervaringen
  3. Verlagen belemmeringen
    Bijv. emotionele taakeisen, cognitieve taakeisen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke vraag staat centraal bij job crafting?

A

Hoe kun je meer tijd besteden aan de dingen die je energie geven (via werkgerelateerde hulpbronnen en/of uitdagingen) en hoe kun je de dingen die je (te) veel energie kosten zo efficiënt mogelijk doen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de psychosociale werkomgeving?

A

Arbeidsinhoud inclusief functionele en sociale contacten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zapf et al geven een overzicht van 15 factoren die de gezondheid kunnen beïnvloeden. Noem een paar voorbeelden. 10x

Wat is de meest dominante factor hierbij?

A
  1. Fysieke constitutie
  2. Eerdere ziekten/ongevallen
  3. Persoonlijkheidskenmerken
  4. Gezondheidsgedrag
  5. Vrijetijdsbesteding
  6. Fysieke omgeving
  7. SES
  8. Leeftijd
  9. Geslacht
  10. Thuissituatie

Werksituatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke factoren in de psychosociale werkomgeving zijn het meest prominent? Daarvoor moeten 7 theoretische modellen vergeleken worden die betrekking hebben op complexe relaties tussen werkkenmerken, persoonlijkheidskenmerken, arbeidsgedrag en uitkomsten. Welke 7?

A
  1. Job characteristics model
  2. Michigan model
  3. Demand control model
  4. Moderne sociotechniek
  5. Handelingshteorie
  6. Effort-reward imbalance model
  7. Vitaminemodel

BESTUDEER TABEL 9.1!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke werkkenmerken staan centraal bij de 7 modellen? 9x

A
  1. Taakvariatie: mate waarin het werk gevarieerd is en een beroep doet op verschillende vaardigheden (6)
  2. Taakeisen: ofwel werkdruk, de mate waarin de taak beroep doet op verwerkingsvermogen werknemer (6)
  3. Autonomie: de mate waarin de werknemer zelf beslissingen over werk kan nemen (6)
  4. Sociale ondersteuning: de mate waarin de werknemer materiële en immateriële steun ontvangt (4)
  5. Feedback: mate waarin de werknemer terugkoppeling en info ontvangt bijv. over kwaliteit en effect van
    zijn/haar handelen (4)
  6. Taakidentiteit: mate waarin taak een duidelijk en betekenisvol geheel van activiteiten vormt (3)
  7. Taakbelang: mate waarin de taak van belang is voor anderen (3)
  8. Arbeidszekerheid: mate waarin arbeidsrelatie gegarandeerd is (3)
  9. Beloning: de materiële beloning (2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De 7 theoretische stromingen en onderzoekstradities wijzen in sterke mate op overeenkomstige vereisten die aan
goed, gezond en productief werk gesteld moeten worden. Goed, gezond, productief werk heeft welke kenmerken? 8

A
  1. Gevarieerd
  2. Hoge maar niet te hoge eisen stellen
  3. Werknemer in staat stellen zelf beslissingen te laten nemen
  4. Goede functionele en sociale contacten mogelijk maken
  5. Werknemer informeren en inzicht geven in behaalde resultaten
  6. Min of meer afgerond geheel van taken vormen
  7. Uitgevoerd worden in arbeidszekere context
  8. Billijk gehonoreerd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke 2 zaken kunnen interventies zich richten?

A
  1. Werksituatie
  2. Werknemer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Door het combineren van de twee assen
(werksituatie vs. persoon en primaire vs. secundaire/tertiaire
preventie) ontstaat een model die vier typen interventies
onderscheidt.
Welke 4?

Kunnen maatregelen in meerdere kwadranten thuishoren?

A
  1. Eerste kwadrant (voor alle werknemers)
    Voorbeelden:
    - veranderingen in de arbeidsinhoud ( job redesign),
    - ergonomische verbeteringen
    - betere werk-rusttijden
    - betere stijl van leidinggeven
  2. Tweede kwadrant (voor specifieke groepen)
    Voorbeelden:
    - Veteranen roosters voor OV
    - ontslaan van verplichting overwerk boven bepaalde leeftijd
  3. Derde kwadrant (betreft personeelsbeleid)
    Voorbeelden:
    - Selectie
    - aanstellingskeuringen
    - gezondheidsbevorderingsprogramma’s
  4. Vierde kwadrant (betreft indvidueel maatwerk)
    Voorbeelden:
    - re-integratie na ziekte,
    - ondersteuningsprogramma’s bij PTSS
    - coaching en counseling

NB. De classificatie is puur bedoeld
als theoretisch en praktisch toepasbaar denkkader voor preventie en interventie en niet als systeem van elkaar
uitsluitende categorieën. Bepaalde maatregelen kunnen in meer dan één kwadrant thuis horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In de wet ligt de nadruk vooral op primaire preventie: voorkomen is beter dan genezen.
Deze kaderrichtlijn stelt onder meer dat werkgever verplicht zorg moet dragen voor de veiligheid en gezondheid van medewerkers, met welke 5 preventieprincipes?

A
  1. Risico’s vermijden
  2. Risico’s die niet vermeden kunnen worden, evalueren
  3. Risico’s bestrijden bij de bron
  4. Werk aanpassen aan werknemer: ontwerp werkplekken, keuze hulpmiddelen, keuze van werk- en
    productiemethoden, verlichten van monotoon werk en werk met vooraf bepaald tempo, verminderen van
    effecten daarvan op gezondheid
  5. Ontwikkelen samenhangend preventiebeleid met betrekking tot technologie, organisatie van werk,
    arbeidsvoorwaarden, sociale verhoudingen en invloed van factoren die met arbeidsomstandigheden
    samenhangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welk kwadrant ligt de werkgever de nadruk wat betreft maatregelen?

Wat is een kanttekening hierbij?

A

eerste kwadrant.

Echter zijn er nog niet veel weldoordachte,
werkgerichte primaire preventies in de praktijk. . Historisch gezien is stressmanagement sterk gericht op verminderen
en verzachten van effecten van stress en weinig op bestrijden van risicofactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Factoren die een rol spelen bij het feit dat bedrijven de voorkeur geven aan persoonsgerichte maatregelen en minder aan werkgerichte benaderingen zijn welke 4?

A
  1. De individugerichte waarden en normen van management in bedrijven
  2. De aard van psychologie en bedrijfsgezondheidszorg met traditionele focus op individu
  3. De moeilijkheid om in praktijk volgens strikte spelregels interventieonderzoek uit te voeren
  4. Gebrek aan aandacht voor potentiële bedrijfskundige baten van interventies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welk kwadrant ligt de werkgever de nadruk wat betreft maatregelen?

Wat is een kanttekening hierbij?

A

eerste kwadrant.

Echter zijn er nog niet veel weldoordachte,
werkgerichte primaire preventies in de praktijk. Historisch gezien is stressmanagement sterk gericht op verminderen
en verzachten van effecten van stress en weinig op bestrijden van risicofactoren.

17
Q

3 van de 7 eerder genoemde theorieën geven een aantal meer gedetailleerde principes voor ontwerp of herontwerp
van taken en functies. Welke 3?

A
  1. taakkenmerken benadering
  2. moderne sociotechniek
  3. handelingstheorie
18
Q

Het taakkenmerkenmodel van onderscheidt vijf remedies bij gebrekkige taakkenmerken. Welke 5?

A
  1. Taakverbreding: : toevoegen van op elkaar aansluitende uitvoerende taken. De oorspronkelijke taak wordt
    gecombineerd met vergelijkbare taken.
  2. Instellen klantrelaties en gerichte klantstructuur: werknemers gaan zelf contacten met klant onderhouden. Klantrelaties worden aanbevolen bij geringe afwisseling, autonomie en feedback
  3. Creëren van natuurlijke werkeenheden: werknemers met vergelijkbare of gerelateerde taken gaan deel uitmaken van functionele eenheid of team.
  4. Taakverrijking: : toevoegen van planning, organisatie en controletaken aan uitvoerende taken. Meestal wordt
    uitvoerend werk zo interessanter door meer denk- en regelwerk.
  5. Instellen feedbackkanalen: werknemer wordt tijdig en adequaat geïnformeerd over kwaliteit en effect van zijn/haar werkzaamheden. Dit wordt aanbevolen als er weinig of geen terugkoppeling gegeven wordt.
19
Q

Wat is de moderne sociotechniek?

A

Een typische ontwerpleer waarbij de integrale reconstructie van het hele productieproces wordt beoogd.

20
Q

Wat zijn de twee leidende ontwerpprincpes bij de moderne sociotechniek?

A
  1. Minimale arbeidsdeling: een taak of functie wordt zo min mogelijk gesplitst in subtaken. Taylor had juist
    leidende principes van scheiding van denken en doen, en splitsing van doen en denken in taakeenheden met zo
    maximale arbeidsdeling. De moderne sociotechniek stelt dus het tegengestelde.
  2. Instellen van autonome of zelfsturende teams als bouwstenen van de arbeidsorganisatie: de moderne
    sociotechniek is de primaire groepstaak de fundamentele ontwerpeenheid van moderne organisaties. Kuipers en
    van Amelsvoort geven deze definitie van een autonome werkgroep: een groep mensen in een vast werkverband
    en constante samenstelling met breed inzetbare leden die voor het uitvoeren, regelen, evalueren, analyseren en
    verbeteren van een duidelijk afgeronde productietaak verantwoordelijk zijn en hiervoor de benodigde middelen
    ter beschikking hebben. Volgens de moderne sociotechniek vormen autonome teams een belangrijke
    succesfactor voor moderne arbeidsorganisaties.
21
Q

Welke 8 principes onderscheidt de handelingstheorie bij het ontwerp van taken?

A
  1. Werk moet werknemers in staat stellen hun eigen werkstrategie te kiezen
  2. Werk moet bestaan uit ‘volledige’ taken
  3. Regelproblemen die niet tot de taak zelf behoren dienen te worden beperkt
  4. Werknemers moeten in werk actief kunnen handelen
  5. Werknemers moeten autonomie hebben, dit stelt hen in staat adequaat te handelen en bij de specifieke
    situatie passende strategieën te kiezen
  6. Bij goed ontworpen functies horen goed getrainde werknemers
  7. Competenties kunnen alleen op peil gehouden worden als het werk een zekere complexiteit geeft
  8. Werk moet feedback geven
22
Q

Welke 8 interventies zijn er volgens de werkstressliteratuur?
(Elkin en Rosch 1990)
Kernelement van dit pakket maatregelen is bevorderen
van een grotere invloed van de werknemer op de arbeidstaak en omgeving

A
  1. Reorganiseren van beslissingsstructuur ofwel de lijn (plattere organisatie)
  2. Herstructureren van organisatorische eenheden (samenvoegen afdelingen)
  3. Verandering in besluitvorming (bevordering participatie werknemers in relevante beslissingen)
  4. Taakherontwerp (werknemers meer autonomie geven over werk en roosters)
  5. Ergonomisch herontwerp (betere software)
  6. Veranderen arbeidsrollen (duidelijkere taakafbakening)
  7. Meer ondersteunend klimaat met meer constructieve feedback op arbeidsprestaties
  8. Rechtvaardiger beloningssysteem
23
Q

Welke 5 interventies zijn er volgens de werkstressliteratuur?
(Quick et al)

Welke komen overeen met die van Elkin en Rosch?

A
  1. Taakherontwerp (job redesign)
  2. Participatief leiderschap (participative management)
  3. Ergonomisch ontwerp (design of physical settings)
  4. Flexibele werkschema’s (flexible work schedules)
  5. Loopbaanontwikkeling (career development)

De eerste 3.

24
Q

Welke domeinen van maatregelen zijn er volgens de werkstressliteratuur?
(Kompire en Marcelissen 1990)

A
  1. Arbeidsinhoud (taakroulatie, - verbreding en -verrijking, werkoverleg instellen, taakgroepen vormen)
  2. Arbeidsomstandigheden (ergonomische verbeteringen bijv.)
  3. Arbeidsvoorwaarden (werk- en rusttijden, beloning, baanzekerheid, loopbaanmogelijkheden)
  4. Arbeidsverhoudingen (wijze van leidinggeven en werkoverleg, verbeteren onderlinge verhoudingen)
25
Q

We kunnen twee conclusies trekken op basis van empirisch onderzoek naar bovenstaande werk- en organisatiegerichte interventies. Welke 2?

A
  1. Sommige theoretische benaderingen richten zich op de taak zelf (taakkenmerken model en
    handelingstheorie), anderen geven een breder overzicht van interventies waarbij naast arbeidsinhoud ook
    maatregelen op gebied van arbeidsomstandigheden, -voorwaarden en -verhoudingen genoemd worden.
  2. In literatuur hoge mate van consensus over breed scala van geëigende maatregelen om arbeidsmotivatie,
    welbevinden en gezondheid te verhogen en werkstress te verminderen. Dit betreft maatregelen op gebied
    van arbeidsinhoud, -omstandigheden, -voorwaarden en -verhoudingen.
26
Q

De Sheffield-groep heeft baanbrekend onderzoek gedaan op gebied van arbeidsinhoud en ergonomie. De Sheffieldstudies zijn om een aantal redenen van belang. Welke 4?

A
  1. Methodologisch van goede kwaliteit
  2. Hebben betrekking op belangrijke
    taakkenmerken (autonomie, afwisseling, taakeisen en rolconflicten
  3. Onderzoeken de effecten daarvan op de
    algemene gezondheid, spanningsklachten en arbeidssatisfactie
  4. Waar mogelijk worden groepen werknemers
    vergeleken en wordt het veranderingsproces, bijvoorbeeld in de vorm van participatie, in de analyses betrokken. Er
    wordt gekeken naar intermediaire mechanismen zoals onderlinge afhankelijkheid bij groepswerk en actieve
    participatie bij taakontwerp.
27
Q

‘Team based work’ leidt tot verrijkt werk (job enrichment), maar vooral bij mensen die….

A

betrokken waren bij ontwikkeling van de teams: de teamleaders

28
Q

Uit onderzoek blijkt dat de JDR-R interventie resulteerde in… 4x

A
  1. meer controle over de aanpak en timing van werk
  2. meer betrokkenheid bij besluitvorming
  3. betere feedback over prestaties
  4. meer mogelijkheden om nieuwe vaardigheden te leren.
29
Q

Op grond van de Sheffield studies kunnen we concluderen dat wat goede mogelijkheden biedt voor het verbeteren van (geestelijke) gezondheid en tevredenheid van werknemers?

Bij welke interventies kan ook een dergelijke conclusie getrokken worden?

A

Taakverrijking

effecten van ergonomisch getinte interventies

30
Q

Kunnen sociale interventies positieve effecten veroorzaken?

A

Gering en niet altijd.

31
Q

Kompier en Cooper (1999) onderzochten diverse
interventieprojecten die meeromvattend waren dan eerder
genoemde studies, welke zich vaak op 1 of 2 specifieke
maatregelen richtten.

Bij een studie waar interventies werden ingezet bij een bedrijf, werd na een jaar een FU studie gedaan. Na een jaar was de autonomie
toegenomen en het ziekteverzuim significant afgenomen.
Er werd geen gedetailleerde kosten-batenanalyse
uitgevoerd maar de kosten waren duidelijk verminderd
door de verzuimdaling.
Wat was de belangrijkste stimulerende factor?

A

Samenwerking tussen management en personeel

32
Q

Naast bovengenoemde top-down interventies om werk en organisatie te verbeteren is er ook meer aandacht voor
bottom-up interventies. Daarbij geldt dat werknemers hun eigen taken en rollen herontwerpen. Hoe heet dit?

A

Job crafting

33
Q

Tot welke 4 dingen leidt job crafting?

A
  1. Betekenisvol werk
  2. Bevlogenheid
  3. Arbeidstevredenheid
  4. Betere prestaties
34
Q

Kan job crafting gestimuleerd worden?

A

Ja, met specifieke training.

35
Q

Waar start een job crafting training mee?

Wat leren ze tijdens de training?

A

Voormeting van JD-R componenten (werkbeleving, job-craftinggedrag, prestaties).

In de training leren deelnemers hoe ze de belangrijkste taakeisen (job demands) en
hulpbronnen (job resources) kunnen identificeren en hoe ze met job crafting hun werkomgeving kunnen aanpassen.
Via oefeningen gaan deelnemers na hoe ze job-craftingactiviteiten kunnen afstemmen met collega’s en wat
mogelijke specifieke job-craftingacties zijn. De training zorgt voor een persoonlijk crafting plan waarin de job crafting doelen worden opgeschreven en hoe men deze wil bereiken. Na 7-10 weken volgt de nameting om de effectiviteit
van de interventie te meten. In principe verhogen meeromvattende projecten het werkplezier en verminderen ze
het ziekteverzuim

36
Q

Het potentiële succes van stressinterventies hangt niet alleen af van de getroffen maatregelen (het wat) maar ook van…2x

A
  1. van de wijze waarop interventies gekozen zijn en geïmplementeerd (het hoe)
  2. van de methodologische kwaliteit
    van onderzoek.
37
Q

Een baanbrekend onderzoek van Goldenhar en Schulte (1994) wordt gesteld dat het implementeren
van bepaalde maatregelen zonder betrokkenheid van desbetreffende werknemers kan leiden tot…

A

weerstand

38
Q

Uit interventieonderzoek waar naar vorm én inhoud gekeken is zijn 5 succesfactoren afgeleid. Welke 5?

A
  1. Stapsgewijze en systematische aanpak.
  2. Adequate diagnose. Zorgvuldige analyse van risicofactoren en risicogroepen. Als er problemen zijn dan is
    een interventie nodig, zo niet dan niet.
  3. Een op deze diagnose gebaseerde theoretisch gefundeerde combinatie van werk- en werknemergerichte
    maatregelen. Enerzijds aandacht aan primaire preventie, anderzijds belastbaarheid verbeteren van
    werknemers of mensen in gevarenzone. De traditionele scheiding tussen situationisten die alleen sleutelen
    aan arbeidskenmerken en subjectivisten die alleen aan individuele perceptie sleutelen werkt remmend op
    ontwikkeling van kennis binnen A&G psychologie. Geen preventie of interventie maar preventie én
    interventie
  4. Participatieve aanpak. Actieve betrokkenheid van werknemers en middenkader is belangrijk. Zij dienen als
    experts erkend te worden bij beoordelen en verbeteren arbeidssituatie. Het is hun werk en zij zijn bij uitstek
    op de hoogte van wat er goed en minder goed loopt. Actieve betrokkenheid van werknemers betekent dat
    hun controle over werk en de werksituatie toeneemt.
  5. Steun van het (top)management. Succes hangt ook samen met de steun die de leidinggevenden geven aan
    (stapsgewijze, participatieve) aanpak. Het is van belang dat de aandacht voor interventies niet eenmalig is
    maar deel gaat uitmaken van normale verantwoordelijkheden en taken ‘in de lijn’.