8. Het Interbellum (1918-1940) Flashcards

1
Q

Interbellum

A

o 22 jaar, zeer korte periode

o Overschaduwd door de twee wereldoorlogen

o Opgedeeld in twee tijdperken met als cesuur economische crisis 1929
o Dolle jaren twintig (positief)
o Zwarte jaren dertig (negatief)

o Botsing tussen oud en nieuw (traditionalisme vs. modernisme)

o Zeer zichtbaar in de kunst, architectuur en literatuur

o Vernederlandsing van Vlaanderen stond centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De Akkoorden van Loppem

A

o Koning Albert I komt als ware held uit de oorlog

o Wil zijn populariteit verzilveren in meer politieke macht

o Roept de politieke leiders bijeen in Loppem

o Afspraken over hoe het naoorlogse België moest functioneren

o Invoering van het Algemeen Enkelvoudig Stemrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Invoering Algemeen Enkelvoudig Stemrecht

A

o Eigenlijk bevoegdheid van het parlement

o Conservatieven van de Katholieke Partij waren bewust niet uitgenodigd (o.a. Charles Woeste)

o Zij gaan dit als een ware staatsgreep zien

o Uiteindelijk pas na 1919 (in 1921) in de grondwet

o Oude kieswet was niet langer houdbaar

o Wie een huis bezat, kreeg een extra stem: maar wat met verwoestingen WOI?

o Werklelijke land was het wettelijke land al lang voorbij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gevolgen Algemeen Enkelvoudig Stemrecht

A

o Politieke krachtverhoudingen veranderen

o Belgische Werklieden Partij wordt een sterke politieke partij (in 1936 zelfs de sterkste)

o Vooral de Liberale Partij wordt zwaar afgestraft

o Opkomst nieuwe partijen: Vlaams-nationalisten, Rex, communisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Coalitieregeringen

A

o Opkomst van de antidemocratische partijen

o Traditionele partijen verliezen zwaar en kunnen geen absolute meerderheid vormen

o Coalitieregeringen worden onvermijdelijk: compromissenpolitiek

o BWP in de regering, ruimte voor sociale wetten (8-urendag, stakingsrecht, pensioen, index…)

o Vlaamse beweging blijft in de kou staan: beloften worden niet ingelost

o Opkomst voor het anti-Belgisch Vlaams-nationalisme

o 14 jaar rechtse regering (zonder BWP)

o 8 jaar tripartites (met BWP)

o Socialisten moesten toegevingen doen aan de sociaaleconomisch eerder rechtse partijen

o Verliezen zo veel stemmen aan de uiterste partijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Taalproblematiek

A

o Vlaamse Beweging kreeg privileges van de Duitse bezetter

o Worden allemaal teruggeschroefd na de bezetting

o Men belooft de Vlaamse Beweging een vernederlandsing (o.a. Universiteit Gent)

o Na de oorlog worden de beloften voor de Vlaamse Beweging niet ingelost

o Was geen urgente zaak voor de politiek, zeker door label van collaborateurs en onvaderlands

o Zorgde voor radicalisering en opkomend anti-Belgisch Vlaams-nationalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Koning Albert I

A

o Koning Albert I komt als ware held uit de oorlog

o Stelt zich op als het hoofd van de regering

o Zijn hervormingen zorgde voor groter belang van de partijen

o Van een democratie naar een particratie

o Belang komt steeds meer bij de partijleiders te liggen

o Paradox: macht van de koning neemt zo af

o Albert genoot wel nog steeds van hoog aanzien

o 1934: Koning Albert I valt van een rots en sterft

o Wordt opgevolgd door zijn zoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Koning Leopold III

A

o Komt plots aan de macht in 1934

o Had niet hetzelfde aanzien als zijn vader

o Wordt geconfronteerd met de economische crisisjaren

o Wil de macht van de partijen inperken

o Komt zo zeer autoriteit over

o Neutraliseert zo mogelijke autoritaire regimes in België

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De Katholieke Partij

A

o Verliezende partij na Loppem

o Moeten een partij naast hun tolereren (BWP)

o Gaan zich onderverdelen in 4 standen

 o Fédération des Associations et Cercles (conservatieve elite)
 o Algemeen Christelijk Werkersverbond (700 000 leden, massabeweging)
 o Christelijke Federatie van de Middenstand
 o Boerenbond

o Kerk als overkoepelende machtsstructuur en bindmiddel

o Gebruiken de kerk als machtsinstrument

o Aantal geestelijken neemt toe, bijna 50 000 in 1930

o Proberen de secularisering tegen te gaan: Katholieke Actie (voornamelijk in Vlaanderen)

o Katholieke Vlaamse Landsbond: Vlaamsgezinde drukkingsgroep over standen heen

o Katholieke partij stond voornamelijk in Vlaanderen electoraal sterk, steeds opnieuw in regering

o 1936: Katholieke valt uiteen rond de communautaire breuk

o Katholieke Vlaamse Volkspartij
o Parti Catholique Social (PCS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De Belgische Werkliedenpartij (BWP)

A

Lees wiki

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De Liberale Partij

A

o Stelt zich voor als de ordehandhaver in de politieke chaos

o Stelt de BWP voor als gevaarlijke revolutionaire communisten

o Stelt de Katholieke Partij voor als geleid door de ultramontanen

o Beide partijen worden zogezegd vanuit buitenland geregeerd

o Stellen zich op als de enige echte vaderlandse partij

o Verliezen veel zetels door het AES, maar blijven in de regeringen

o Stellen zich op als stabiliteit, maar creëren eigenlijk zelf chaos

o Proberen de vernederlandsing te saboteren

o Verdedigen de Franstaligen in Vlaanderen

o Zwakke partijstructuur, veel sterke individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Frontpartij

A

o Niet langer vernederlandsing van Vlaanderen, maar ‘los van België’ als hoofddoel

o Oprichting van de Frontpartij in 1919

o Willen een zelfstandig bestuur voor België (binnen of buiten België)

o Collaborateurs uit de WOI gaan zich aansluiten en de claim radicaliseren

o Ideologische verdeling binnen de partij: katholiek vs. vrijzinnig, economisch links vs. rechts

o Frontpartij valt na de jaren 1920 uiteen door de ideologische onenigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verdinaso

A

o In de jaren 1930 gaan het Vlaams-nationalisme zich herorganiseren

o Concentratie op het antidemocratische model, fascistisch partijmodel

o In 1931 wordt het fascistische Verdinaso opgericht door Joris van Severen

o Een verbond van Dietsche nationaal solidaristen, willen Vlaanderen bij Nederland

o Kon niet via het parlement, was een revolutionaire beweging voor nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vlaams Nationaal Verbond (VNV)

A

o Opgericht in 1933, tijdens de economische crisis

o Spiegelde zich aan het Verdinaso, neemt wel deel aan de verkiezingen (niet revolutionair)

o Spelen in op de econmische crisis, in 1936 maar liefst 16 zetels en in 1939 zelfs 17

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vlaamse kiesarrondissementen

A

o Absolute meerderheid voor de Katholieke Partij

o Geen communisten

o Socialisten hebben slechts de helft van de zetels van de katholieken

o Liberale Partij als kleine derde partij

o Diverse partijen komen op in de jaren 1930 en streven zelfs de liberalen voorbij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waalse kiesarrondissementen

A

o Absolute meerderheid voor de socialisten

o Katholieken tweede partij

o Liberalen als derde partij

o Communisten vrij sterk vertegenwoordigd

o Diverse partijen komen op in de jaren 1930

17
Q

Economische crisis

A

o Productie van Westerse industrielanden is hoger dan de consumptiekracht

o Leidt tot overproductie en dus oververhitting van de economie

o Massale speculatie, men gaat massaal lenen voor stijgende aandelen te kopen

o Aandelen blijken overgewaardeerd

o Mensen gaan massaal hun aandelen verkopen

o Beurscrash in 1929

o Bedrijven gaan massaal failliet

o Leidde tot ontslagen en dus grootschalige werkloosheid

o Daardoor daalt de koopkracht en daalt dus de vraag

o Hierdoor gaan nog meer bedrijven failliet

o Gevolgd door nog meer ontslagen

o Vicieuze cirkel van nativiteit, tekent de hele jaren 1930

18
Q

Financiële gevolgen van de crisis voor België

A

o België is een exportland

o Productie loopt met een derde terug door dalende vraag naar exportgoederen

o Overheid reageert met deflatoire politiek: prijzen laag proberen te houden

o Sterke munteenheid te behouden

o Mislukt, omdat ook internationale deflatoire politiek wordt gevoerd

o Belgische overheid wil de werkloze bevolking (de slachtoffers van de crisis) te helpen

o Gaan massaal openbare werken beginnen om meer jobs te creëren

19
Q

Index koopkracht van de Belgische bevolking

A

o Jaren ‘20: prijzen stijgen

o Jaren ’30: prijzen dalen door deflatoire politiek

o Lonen dalen niet, integendeel, dus wat is het probleem?

o Werkloosheid: profiteren niet van stijgende lonen, lijden onder de prijsstijging

20
Q

Plan De Man

A

o Beleidsverandering in 1935 met de socialisten

o Hendrik de Man komt in 1934 met zijn Plan aan de macht

o Zorgde voor een stijging van de koopkrachten

o Socialisten menen de crisis te kunnen doorbreken

o Leidde uiteindelijk

21
Q

Katholieken vs. socialisten

A

o Katholieken propageren zich als de stabiele factor

o Schilderen de socialisten af als communisten

o Crisisgevoel: politieke verdeeldheid

o De hele wereld wordt opgedeeld tussen links en recht

o Komt tot uiting in de verkiezingen van 1936

22
Q

Leon Degrelle

A

o Ultramontane katholiek

o Zeer ambitieus figuur

o Wilde binnen de katholieke partij de leider worden

o Splitste zich in 1935 af met een eigen partij REX

23
Q

REX

A

o Ontstaan in 1935 door Leon Degrelle

o Rechts-populistische partij

o Volgt een beetje de stroming van het ultramontanisme

o < Koning Christus

o Zoekt ontevreden groepen in de maatschappij en speelt op hen in

o Electorale doorbraak in 1936: 21 zetels: politieke bom

o Voornamelijk katholieke kiezers die overstappen

o Ook ontevreden kiezers na de crisis

o Katholieke Partij schakelt de kerk in tegen REX

o Daarna volgen veel tactische blunders van Degrelle

o Gaat als Belgisch nationalist een verbond sluiten met het VNV van Staf De Clercq

24
Q

Vlaamse beweging in de 19e eeuw

A

o 19e eeuw: taalkwestie stijgt op de politieke agenda
o Grotendeels als gevolg van het AMS

o De Vlaamse Beweging kon zo meer gewicht in de schaal leggen

o In 1898 komt de gelijkheidswet, wettelijke gelijkheid (niet werkelijk)

o Hoofddoel: vernederlandsing UGent

o Symbooldossier: vernederlandsing hoog academisch instituut

25
Q

Vlaamse beweging in de 20e eeuw

A

o Na WOI kwam de taalkwestie in een stroomversnelling

o Soldaten waren bijna allemaal Nederlandstalig

o Gaven hun leven voor hun land, eisen iets terug

o Krijgen zo AES, sociale wetten, maar taalwetten blijven loze beloftes

o Vlaamse beweging werd geassocieerd met collaboratie

o Bezetter vernederlandste de UGent, werd teruggeschroefd na de oorlog

o Vlaming voelt zich gehandicapt doordat de wettelijke gelijkheid niet wordt doorgevoerd

26
Q

Bormsverkiezingen

A

o August Borms was een collaborateur en werd gevangengezet na WOI

o Werd in 1928 door Frontpartij als kandidaat naar voren geschoven voor tussentijdse verkiezingen

o Zal uiteindelijk nooit zetelen, want was een crimineel

o Verkiezing draait uit in een klinkende overwinning voor Borms

o Signaal van de burger: verkiezen een crimineel boven een patriot

o Overheid moest het minimumprogramma uitvoeren om verdere radicalisering te vermijden

27
Q

Realisatie van het minimumprogramma

A

o 1930: vernederlandsing van de UGent

o 1932: Taalwetten m.b.t. bestuur, onderwijs, gerecht en leger

o Spreektaal wordt de voertaal

o Franstaligen zijn in Vlaanderen politiek uitgespeeld

28
Q

Probleem Brussel

A

o De uitzondering: wettelijk uitzonderingsregime

o Brussel is tweetalig, maar de facto wordt Brussel verder verfranst

29
Q

Maximalisten nemen geen genoegen met minimumprogramma

A

o Vlaams-nationalisten willen meer dan het minimum

o Eisen zelfbestuur (federalisme en uiteindelijk onafhankelijkheid)

o Eisen dat Brussel Vlaams wordt

o Onmogelijk compromissen te sluiten hiermee, te radicale eisen

o Communautaire spanningen blijven