4. Economische expansie en politieke verdeeldheid Flashcards

1
Q

Triomf van het economisch liberalisme

A

o Op politiek vlak kennen liberalen wisselend succes

o Op economisch vlak floreert het liberalisme

o Liberaal interventionisme, economische expansie onder impuls van de overheid

o Leidde tot sterke economische groei

o België sterkst groeiende economie van Europa, enkel Duitsland is even goed

o BBP goede economische maatstaf, maar toont de kloof tussen rijk en arm niet

o Toont bv. kinderarbeid en gebrek aan sociale bescherming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rijkdom heb je aan jezelf te danken

A

o Hoofdleuze liberalisme

o Wie arm is, is daar zelf verantwoordelijk voor, iedereen heeft de kans rijk te worden

o Eigendom is heilig

o Geen rekening met sociaal-economische verhoudingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Economisch liberalisme

A

o Uitbouw infrastructuur

o Toename economische groei hangt samen met politiek van vrijhandel

o Beleid gericht op afschaffing van protectionisme

 o Bv. Afschaffing van stedelijke octrooien (1860) en de afkoop van de Scheldetol (1863)

o Industrieel België was gericht op expansie, dus vrijhandel was noodzakelijk

o In 1850: 65% steenkool in Noordwest-Europa komt uit Wallonië

o Uitbouw van financiële structuren,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

1822: Société Générale

A

o Dé bank voor jonge ondernemers in de industrie

o Krijgt veel steun vanuit de rijkere burgerij, maar ook vanuit adellijke kringen

o Creëert gunstig investeringsklimaat

o Vervlechting politiek en economie

o Leopold I wordt belangrijkste aandeelhouder

o Ferdinand Meeus als sleutelfiguur

o Leopold I zal hem minister van staat proberen maken, maar kende veel protest

o Verheft hem in de adel, om zo actief politiek-economische vervlechting te stimuleren

o Elite had politieke invloed en in crisis kon de overheid banken redden (wisselwerking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

1850: Nationale bank

A

o Publieke bankinstelling met inspraak van de overheid

o Wordt verantwoordelijk voor de muntslag (voorheen Société Générale)

o Om stabiel financieel stelsel te garanderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

1873: Wetgeving Naamloze Vennootschappen

A

o Cruciale hefboom voor de expansie van het Belgische ondernemingsleven

o Vergemakkelijkte schaalvergroting van economische sectoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Transport, handel en diensten

A

o Financiële structuur krijgt vanaf 1850 vorm en werken nog door tot op vandaag

o 1860: oprichting Gemeentekrediet, voorloper Dexia en nu Belfius

o Bank ter ondersteuning van gemeente en lokale investering moet stimuleren

o 1865: oprichting ASLK, Algemene Spaar en Lijfrente Kas, voorloper Fortis en nu BNP Paribas Fortis

o Spaargelden van de bevolking mobiliseren en investeren in economie
o Moedigde het volk aan om spaarzaam en voorzienig te worden
o Wordt in 1993 verder geprivatiseerd en in 1998 volledig overgenomen door Fortis

o Teloorgang van de natiestaat (van Belgische Société Générale naar Franse eigenaars)

o Paradox: financiële crisis heeft geleid tot meer staatsinvloed, overheidsgeld moet banken redden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De tegenstelling kapitaal-arbeid

A

o Rijkdom is heilig en rechtvaardig

o Armoede is je eigen fout, iedereen heeft zijn lot in eigen handen

o Komt voort uit het positivisme, sociaal darwinisme en vooruitgangsdenken

o Wet van de sterkste geldt, leidt tot sociale segregatie en grotere kloof arm-rijk

o Minachting voor de lagere sociale klasse (het is hun eigen schuld)

o Men distantieerde zich volledig van de armoede, met sociale segregatie tot gevolg

o Soms zelfs letterlijk: beluiken (bv. Batavia)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zeldzame sociaalvoelende reflex

A

o Slechts kleine ingrepen

o ‘Slechts een doekje voor het bloeden’

o Katholieke liefdadigheid (al sinds AR)

o Kerkelijke liefdadigheidsinstellingen werden sinds FR veelal geconfisqueerd

o Eeuwenlange liefdadigheidstraditie bleef toch aanwezig onder religieuze orden

o Zeer paternalistische en moraliserende benadering

o Armenhuizen, aalmoezen enz.

o Ook liberale initiatieven: François Laurent

o Focus op leren plannen, sparen, maar uiteindelijk moesten mensen het zelf doen

o Men trachtte mensen waarden bij te brengen (bv. schoolsparen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De eerste arbeidersprotesten

A

o Ideologische tegenstellingen worden groter

o Sociale hulp was veelal louter moraliserend

o Leidde tot ongenoegen bij de brede lagen van de arbeidersklasse

o Er onderscheiden zich twee benaderingen: marxistische en proudhonistische benadering

o Karl Marx (marxisme)

o Pierre-Joseph Proudhon (proudhonisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Karl Marx (marxisme)

A

o Wil de staat ‘heroveren’, een staatsgreep plegen

o Wil een dictatuur van het volk, van het proletariaat

o Eerste Internationale 1864: marxisme wordt populair in heel Europa

o In België nooit echt grote invloed

o Verdeeldheid tussen anarchisten en communisten

o Mislukking Parijse Commune 1871 leidt tot verval marxisme

o Nieuwe Europese staten damden revolutionaire bewegingen in (bv. Coalitieverbod)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pierre-Joseph Proudhon (proudhonisme)

A

o Wijst de staat af

o Arbeiders moeten zichzelf organiseren en vandaaruit zichzelf besturen

o Coöperaties die allemaal evenwaardig zijn (gedecentraliseerd)

o Kent minder succes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Casus Gent

A

o Eerste arbeidersorganisaties groeien in de Gentse textielindustrie

o 1857: Broederlijke Maatschappij der Wevers

o De eerste vakbond in België

o Jan De Ridder: eerste voorzitter van deze weversvakbond

o Vlag H.T. Broederlijke Maatschappij der Wevers van Gent op de Vrijdagsmarkt

o Francis Bilen: Maatschappij der Noodlijdende Broeders Spinners

o Niet volgens het marxistische klassenstrijdmodel, maar eerder gematigde vakbonden

o Meer naar het model van Proudhon en Britse modellen

o Niet strijd en conflict, maar moed, respectabiliteit en zelfopoffering centraal

o Solidariteit > Conflict

o Langzamerhand steeds meer vakbonden in deze context van vroeg-socialisme

o Daarbij ook de eerste mutualiteiten

o Pas eind 19e eeuw ook echt politieke beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Politieke context

A

o 1830-1847: enkel unionisme

o 1855-1857: laatste unionistische regering

o 1847-1878: Bad van de macht: afwisselende liberale en katholieke regeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het bad van de macht

A

o Jules Bara (liberaal)

o Pierre Van Humbeeck (liberaal)

o Frère-Orban (liberaal)

o Charles Woeste (aartsconservatieve katholiek, probeert liberalen tegen te gaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Politieke differentiatie, maar economische eenheid

A

o Geen verandering op economisch vlak, economisch liberalisme blijft dominante kracht

o Economisch liberalisme als lijm, maar onderhuidse tegenstellingen worden steeds groter

o Tegenstellingen veruitwendigen zich op de levensbeschouwelijke breuklijn

17
Q

Levensbeschouwelijke tegenstellingen

A

o Kiessysteem stimuleert nog steeds een tweepartijensysteem

o Alles vestigde zich dus rond de twee machtsblokken en rond die levensbeschouwelijke breuklijn

o Op de twee andere breuklijnen was er nog geen partijvorming

18
Q

Strijdpunt onderwijs

A

o 1842: Wet op lager onderwijs

o Katholieken proberen vanuit de vrijheid van onderwijs hun stempel te drukken op het onderwijs

o Wet decentraliseerde het lager onderwijs, werd deel van de gemeentelijke autonomie

o Elke gemeente moet een lagere school hebben

o Bestaande private initiatieven mogen daarvoor worden overgenomen

o Zo komt het lager onderwijs volledig in katholieke handen

o Belangrijke verankering voor het godsdienstonderwijs

o Supervisie van een geestelijkheid over de lagere scholen

o 1847: liberalen komen aan de macht

o 1850: Wet op middelbaar onderwijs

o Oprichting 10 rijksathenea en 50 rijksmiddelbare scholen

o Centraal georganiseerd en alle leerkrachten moeten een diploma voor rijksonderwijzer hebben

o Neutrale houding, geen strikte aanwezigheid van godsdienstonderwijs

o Lokt felle reactie uit van de bisschoppen, zien dit als een regelrechte aanval

o Compromis als gevolg: clerus behoud controle over godsdienstonderwijs in de rijksscholen

19
Q

Strijdpunt zorgsector

A

o Was al eeuwenlang in handen van katholieke organisaties en religieuze ordes

o Tijdens FR maakte men komaf met die religieuze liefdadigheid

o Dringt niet door tot in België en breidt zelfs uit in de 19e eeuw

o Discussie kloosterwet 1857

o Wetsvoorstel van de katholieken

o Volgens liberalen om zo via de armenzorg de greep van de kerk op de maatschappij te vergroten

o Maakte het mogelijk voor de klooster om zich aanzienlijk te gaan verrijken via overheidssubsidies

o Organiseren betogingen die leiden tot het ontslag van de laatste unionistische regering

20
Q

Strijdpunt levensrituelen

A

o Liberalen strijden voor niet-kerkelijke monumenten (bv. grafmonumenten)

o 1859: liberale regering bepaald dat gemeenten ook neutrale begraafplaatsen kunnen creëren

o Ook het hele ritueel rond de begrafenis blijft nog vaak een punt van discussie

21
Q

Radicaliserende vrijdenkers

A

o Toenemende conflicten leiden tot wij-zij denken en radicalisering

o In de eerste plaats in de liberale-antiklerikale vleugel

o Aanvankelijk gelovigen die zich louter tegen de kerk als instituut verzetten

o Eind 19e eeuw wordt antiklerikale zelf atheïsme en antireligiositeit
o Ook binnen vrijmetselarij radicalisering

o Loges gaan al vanaf 1837 politieke standpunten innemen

o 1854: einde van verbod op politieke inmenging door de loges

o Opgang vrije wetenschappelijk onderzoek

o Vooruitgang in de medische wetenschap

o Evolutietheorie van Darwin botst met katholieke scheppingsverhaal

o Ideologische strijd, maar ook strijd voor vrij denken en vrij wetenschappelijk onderzoek

22
Q

Ultramontanen en volksdevotie

A

o Langs de andere kant radicaliseren de katholieken ook: ultramontanen

o Radicaal conservatieve katholieken die zich volledig op Rome richten

o Verdeeldheid binnen partij: zetten zich af tegen meer liberale katholieken

o Stellen zich compromisloos op, religieuze fundamentalisten, volgen enkel Rome

o Volgen pauselijke richtlijnen: scherpe veroordeling van de moderne vrijheden

o Vallen samen met oudkatholieke dogma’s: onbevlekte ontvangenis en pauselijke onfeilbaarheid

o Proberen het volk te mobiliseren door bv. de Maria cultus te herlanceren

23
Q

Kerk richt kanonnen op UGent

A

o Kritiek vanuit de katholieken op universiteiten als plaatsen van vrij wetenschappelijk onderzoek

o Universiteiten gaan effectief partij kiezen en strijd voeren, zeker de UGent

o Sleutelfiguren François Laurent en Hubert Brasseur

o Namen antiklerikale standpunten in, ontkenden goddelijkheid van Jezus Christus

24
Q

Schoolstrijd 1878-1884

A

o Ideologische burgeroorlog

o 1878: liberale regering Frère-Orban

o Minister van onderwijs Pierre Van Humbeeck was sterk antiklerikaal

o Wilde het liberale basisprogramma van 1846 doorvoeren met een nieuwe schoolwet (1879)

o Wilde van het lagere onderwijs een lekenonderwijs maken en zo de lagere schoolwet van 1842 teniet doen door lager
onderwijs opnieuw onder controle van de centrale overheid te krijgen

o Godsdienst als verplicht vak moest worden afgeschaft

o Staatsdiploma in het lager onderwijs werd verplicht

o Optocht in Brussel om de nieuwe liberale schoolwet te vieren

o Werd als een aanval op de kerk beschouwd door de katholieken: ‘la loi du malheur’

o Nieuwe wet was de druppel, bisschoppen gaan de oorlog verklaren

o Spreken banvloek uit over de nieuwe wet en het lekenonderwijs

o Weigeren sacramenten voor iedereen die er ook maar iets met te maken heeft

o Kerk tracht de katholieke gezinnen op stang te jagen en zo hen te mobiliseren

o Families worden tegenover elkaar gezet, er heerst sociale verdeeldheid

o Openbare scholen lopen leeg omdat men bang zijn voor de duivel en sociale druk

o Hoofdargument van de katholieken: hervormingen van de liberalen waren zeer duur

o 1884: liberalen leidden enorm zware nederlaag bij de verkiezingen

o Gevolg: 30 jaar lang homogeen katholiek bewind (1884-1914)

o Antiklerikale kamp moet zich neerleggen bij de katholieke dominantie in het onderwijs

o Tot op vandaag nog steeds een dominante positie voor de kerk

25
Q

Verfransing

A

o Taalbreuklijn bestond al voor 1830

o Taalpolitiek van Willem I zorgde voor spanningen

o Was geen prominente breuklijn in het prille België

o Verfransing was reeds ingezet in de Oostenrijkse periode

o Frans werd de officiële bestuurstaal

o Vlaams was het dialect van het lagere volk

o Meertalige context in de 18e eeuw, uit zich voornamelijk in de literatuur
o Latijn voor de wetenschappelijke teksten

o Frans voor de hogere literatuur

o Nederlands voor de rederijkers

o Eindigt met de Franse bezetting: Frans als enige taal

o Verfransing doet zich voornamelijk bij de hogere samenleving voor

o Plattelandsbevolking spreekt geen woord Frans

o Liberale grondwet van België waarborgt taalvrijheid, dus geen probleem op zich

o Volgens grondwet mag Nederlands zich als taal perfect ontwikkelen

o Daar gaat de eerste Vlaamse beweging op focussen, een literaire beweging

o Beweging van onderwijzers, journalisten en intellectuelen

o Om zo komaf te maken met de tweederangspositie van het Nederlands

o Geen Vlaams nationalisme, louter om taal als element van bredere cultuur

o Taalvrijheid in de grondwet is voornamelijk goed voor de rijke Franstalige elite

o Kunnen van die vrijheid altijd gebruik maken en kiezen dus altijd voor het Frans

o Lokale administraties blijven in het Nederlands

o In het prille België is 65% Nederlandstalig

o Voornamelijk steun van oudere groepen die Willem I al steunden in zijn Nederlandse taalpolitiek

o Ook steun vanuit Belgische nationalistische hoek, Belgische revolutionairen

o Sleutelfiguur: Hendrik Conscience, schrijver van De Leeuw van Vlaanderen uit 1837

o Verschil met huidige taalkwestie: geen beoogde scheiding, maar respect tegenover elkaar

o Conscience was niet pro Vlaanderen, maar pro Belgisch

o Had de steun van Leopold I en was leraar van zijn twee kinderen

o Het idee: de ware Belgen zijn de Vlamingen, geen onafhankelijkheidsgedachte

o Voornamelijk strijd voor erkenning, geen strijd tegen Franstaligen

26
Q

Vlaams protest

A

o Petitionnement 1840: petitie waarmee men de erkenning van het Nederlands als bestuurstaal, onderwijstaal en
gerechtstaal eiste, samen met oprichting van Nederlandstalige academies

o 1840 is net na het Verdrag van de XXIV artikel en uitschakeling van de orangisten

o Voorheen werd de strijd voor het Nederlands gezien als orangist en dus vijand van België

o Vanaf 1840 werd dit losgekoppeld

o Petitionnement zal uiteindelijk geen gevolg krijgen

o Vlaamse beweging was nog pril en had te kampen met de levensbeschouwelijke verdeeldheid

27
Q

Vlaamse dagbladen

A

o 1844: eerste Nederlandstalig dagblad ‘Vlaemsch België’

o Ook Hendrik Conscience was hierbij vertrokken

o Duurde maar enkele maanden want was te duur de zegelbelasting

o 1848: afschaffing dagbladzegel, aantal Vlaamse kranten nemen enorm toe

o Kranten worden talrijker en goedkoper

o Dé doorbraak voor de sociale beweging, zeker ook voor de Vlaamse beweging

o Vanaf dan een volle beleving van de persvrijheid

28
Q

Rol van de Gentse Universiteit

A

o Studentenbeweging ’t Zal Wel Gaan speelde sleutelrol

o Stichter was Julius Vuylsteke

o Steun voor de jonge Vlaamse beweging en verzet tegen antiwetenschappelijke kerk

o Heftige oppositionele beweging die die twee elementen samenbracht

o Klauwart en Geus (Vlaams en antiklerikaal)

o Voornamelijk studenten uit de burgerij

29
Q

Levensbeschouwelijke verdeeldheid

A

o Verdeeldheid tussen liberale flamingantisme en katholieke flamingantisme

o Liberaal Willemsfonds (1851) door Jan-Frans Willems

o Katholiek Davidsfonds (1875) door Albrecht Rodenbach

o Guido Gezelle was ook een katholiek die teruggreep naar een katholiek verleden dat door de Franse overheersing
bezoedeld werd, de zuivere Vlaamse roots lag in een katholiek verleden

o Zeer nostalgische beweging van katholieke zijde, zelfs mythevorming

30
Q

Uitzonderingen op de verdeeldheid

A

o 1861-1862: Nederduitsche Bond, later Meetingpartij

o Antimilitaristische coalitie tussen liberalen en katholieke in Antwerpen

o Minimonsterverbond tegen de militaire forten rond de stad

o Conflict waarbij de stad tegenover de staat kwam

o Antimilitarisme gaat de leiding van dat orgaan naar de katholieke hoek doen schuiven

o Uiteindelijk gaat deze vereniging ook weer ten onder aan levensbeschouwelijke tegenstellingen

31
Q

Verschillende mijlpalen van de Vlaamse beweging

A

o 1840: Petitionnement

o 1856: Vlaamse Grievencommissie bundelt Vlaamse taalklachten

o 1873: Nederlands in gerechtszaken

o 1878: Nederlands in bestuurszaken

o 1883: Nederlands in het onderwijs