12. De sociaaleconomische breuklijn na 1950 Flashcards
Recapituleren: de sociaaleconomische breuklijn
o 19e eeuw tot interbellum confrontatie tussen arbeidersbeweging en liberale werkgevers
o Negatieve integratie van de socialistische arbeidersbeweging in burgerlijk-kapitalistische staat
o 1944-1945: Sociaal Pact
o Institutionalisering sociale vrede door ‘paritair overleg’ werkgever-werknemer + staatsinterventie
o Positieve integratie van werknemersorganisaties in burgerlijk-kapitalistische staat
o Aanvaarding van de principes van de verzorgingsstaat
Conjuncturele ontwikkeling
o Gemiddelde groei 1960-1973 was hoog (+ 4-5%)
o Schokgolven tussen 3-7%
o Oliecrisis 1973: enorme daling
o Gemiddelde groei na de oliecrisis was laag (+ 2%)
o Schokgolven tussen -1,5-5
o Groei blijft wel aangehouden, dus economie blijft vooruitgaan
o Crisisjaren moeten gerelativeerd worden, geen drama want groei bleef
o Sociale zekerheid vormde een buffer tegen de relatieve achteruitgang van de economie
1950-1961: expansiepolitiek in moeilijk sociaal en economisch landschap
o Moeizame economische ontwikkeling door het conservatisme van de Belgische ondernemers
o Gaan blijven focussen op de metaalindustrie en glasindustrie, terwijl dit achterhaalt was
o Belgische economie is eigenlijk niet zo gezond, stijging is veel lager dan in andere landen
o Overheid wil dit verhelpen met expansiewetten: infrastructuur, industriesectoren en subsidies
o Keynesiaanse aanpak door infrastructuurwerken: noord-zuid verbinding (E40)
o Werden deels betaalt met Amerikaans geld, maar ook door sociale besparingen
o Soberheidsbeleid om budgettair evenwicht te bewaren leidde tot een stakingsgolf 1960-1961
o Signaal voor de Belgische politiek om het geweer van schouder te veranderen
o Dat gebeurd in de vroege jaren 1960
1961-1973: uitbouw van een keynesiaanse staat in een tijd van economische groei
o Amerikaanse investeringen in België zorgt voor versnelde economische groei (bv. Ford)
o Groei van 4% per jaar, eerder in Vlaanderen/Brussel dan in Wallonië
o Amerikaanse investeerders willen een rustig sociaal klimaat om risico klein te houden
o Wallonië was sociaal opstandiger en had hogere salarissen in de jaren 1960 + geen zeeverbinding
o De koopkracht in Vlaanderen stijgt door de productiviteitsstijging en de verdeling van de winst
o Kwam door het Fordistisch productiemodel en de Keynesiaanse politiek
o Koopkracht verhoogd doordat werknemers mee kunnen profiteren in de bedrijfswinsten
o Welvaart stijgt in België (steeds meer auto’s, meer eigen woningen, meer badkamers)
o Staatorganisatie gericht op interventie in de economie en in het sociaal-overlegmodel
o Tegenovergestelde van de nachtwakerstaat, het grote liberale ideaal
o Groeiende staatsschuld door Belgische compromissenpolitiek en verschillen regionale groei
o BNP: Vlaanderen van 45% naar 54%, Wallonië van 32% naar 29%, Brussel van 23% naar 17%
o Afbouw van onrendabele industriële sectoren zoals mijnbouw (Wallonië) leidt tot sociale onrust
o Gastarbeid: Belgische staat gaat buitenlandse arbeiders lokken (vnl. uit Middellandse Zeegebied)
o Mannen om te werken in de industrie die op termijn weer terug vertrekken
1973-1995: crisispolitiek
o Stagnatie van de economie
o Oliecrisis 1973 zorgde voor faillissementen en massale werkloosheid
o Olieprijs stijgt productiekost stijgt productiewinst daalt salarissen stagneren
o Jaren 1960 nood aan arbeidskrachten en gastarbeid, jaren 1970 grote werkloosheid
o Gastarbeid werd een probleem: buitenlandse arbeiders nemen werk in van Belgische arbeiders
o Niet tegen de Islam: enkel werk was het issue
o Nieuwe breuklijnen ontstaan
o Vlaams brok tegen gastarbeiders
o Agalev voor grenzen aan economische groei
Keynesiaanse recepten tegen de crisis (1973-1981)
o Tewerkstellingsbeleid: jobs creëren
o Mislukt: bedrijven gaan zich vestigen in lageloonlanden
o Zorgt voor een stijgende overheidsschuld en sociale onrust
o Lokalisatie van bedrijven werkt de heropleving van de Belgische economie tegen
Neoliberale recepten tegen de crisis (1981-1995)
o O.l.v. de liberaal Guy Verhofstadt
o Wil breken met het keynesiaanse recept
o Budgettaire politiek met begrotingen in evenwicht
o Schuldafbouw en besparingen op sociaal overleg
o Wil het middenveld wel en een rechtstreekse band tussen de overheid en het volk
o Flexibilisering (harder werken voor minder geld)
o Daling van de koopkracht en stijging van de winsten
o Zorgde voor lagere lonen en meer inkomsten voor beleggers en ondernemingen
1995-2008: op zoek naar een nieuwe synthese van belangen
o Productiviteitsstijging door flexibilisering van de arbeidsmarkt
o Inlevering van koopkracht voor behoud van tewerkstelling
o Herwaardering middenveld en staat (neo-Keynesianisme)
o Actieve welvaartstaat: staat intervenieert om arbeid te flexibiliseren en productiviteit verhogen
o Grotere rol van het Europese kader