[6] P.31-40 Flashcards
Een base heeft een pKa-waarde van 8,9; 1 pH-eenheid beneden de pKa is het nog
niet … geladen. Het zal nog voor een … ongeladen zijn. … van farmacon is nog in de ongeladen vorm (1 - … (ongeladen vorm)=90% geladen vorm). Omdat
het voor een deel … is zal het nog wat … hebben voor de … fase bij een RP HPLC met methanol: water (40:60). Hierdoor ondervindt het …. .
Een base heeft een pKa-waarde van 8,9; 1 pH-eenheid beneden de pKa is het nog
niet volledig geladen. Het zal nog voor een deel ongeladen zijn. 1/10 van farmacon
is nog in de ongeladen vorm (1 - 1/10(ongeladen vorm)=90% geladen vorm). Omdat
het voor een deel ongeladen is zal het nog wat affiniteit hebben voor de stationaire
fase bij een RP HPLC met methanol: water (40:60). Hierdoor ondervindt het retentie.
bij 2 pH-eenheden hoeveel van je farmacon is nog ongeladen?
Bij 2 pH-eenheden is dan nog 1/100 van farmacon nog in de ongeladen vorm (1 -1/100(ongeladen vorm)=99,0% geladen vorm).
bij 3 pH-eenheden hoeveel van je farmacon is nog ongeladen?
Bij 3 pH-eenheden is dan nog 1/1000 van farmacon nog in de ongeladen vorm (1
- 1/1000(ongeladen vorm)=99,9% geladen vorm).
bij meer dan … pH-eenheden (… is in de ongeladen vorm; 1 - … (ongeladen vorm)= … % geladen vorm).) kun je pas spreken van … geladenheid van
het molecuul. Het is … geladen en heeft dan … affiniteit voor de … fase. Hierdoor zullen de … moleculen … of .. de dode tijd elueren.
bij meer dan 3 pH-eenheden (1/1000 is in de ongeladen vorm; 1 - 1/1000 (ongeladen vorm)=99,9% geladen vorm).) kun je pas spreken van volledig geladenheid van
het molecuul. Het is volledig geladen en heeft dan geen affiniteit voor de stationaire
fase. Hierdoor zullen de geladen moleculen in of nabij de dode tijd elueren.
as de retentietijden van stoffen hoog zijn, dan zal de … langer duren.
as de retentietijden van stoffen hoog zijn, dan zal de analysetijd langer duren.
loopmiddel 2 bestaat uit MeOH:water (40:60). Hierbij heb je te maken met 3 stoffen waarvan 2 geladen zijn en eentje is voor een deel ongeladen. … is hoger dan de %MeOH. De … ongeladen stof zal retentie vertonen. De andere 2 v … geladen stoffen komen in of nabij de dode tijd uit de kolom.
de verschil in retentie tussen VOLLEDIG of GEDEELTELIJK geladen stoffen:
loopmiddel 2 bestaat uit MeOH:water (40:60). Hierbij heb je te maken met 3 stoffen waarvan 2 geladen zijn en eentje is voor een deel ongeladen. Waterpercentage is hoger dan de %MeOH. De
gedeeltelijk ongeladen stof zal retentie vertonen. De andere 2 volledig geladen
stoffen komen in of nabij de dode tijd uit de kolom.
wat is het verschil tussen gevoeligheid en selectiviteit?
- selectiviteit: door ioncomplexering wordt een blauw gekleurd complex gevormd > alleen voor dat complex is in een bepaald golfgebied de UV absorptie te meten (dus je meet alleen UV absorptie voor dat complex) > dus je meet selectief.
- gevoeligheid: dat je MINDER VAN EEN STOF (lagere concentratie) NODIG hebt om DEZELFDE ABSORPTIE te meten.
- als de SPECIFIEKE EXTINCTIE (E11) van een stof VELEN MALEN HOGER is dan de andere stoffen uit een mengsel dan is sprake van een gevoelige meting. je hebt dan minder van een stof nodig om dezelfde absorptie te meten.
- door het MINDER aanwezig zijn van STORENDE COMPONENTEN in het mengsel wordt de gevoeligheid verhoogd. je hebt dan minder van een stof nodig om dezelfde absorptie te meten.
wanneer is sprake van een gevoelige metig?
- als de SPECIFIEKE EXTINCTIE (E11) van een stof VELEN MALEN HOGER is dan de andere stoffen uit een mengsel dan is sprake van een gevoelige meting. je hebt dan minder van een stof nodig om dezelfde absorptie te meten.
- door het MINDER aanwezig zijn van STORENDE COMPONENTEN in het mengsel wordt de gevoeligheid verhoogd. je hebt dan minder van een stof nodig om dezelfde absorptie te meten.
noem de verschillen tussen DLC en UV.
- DLC is goedkoper, simpeler en is handwerk.
- HPLC is gevoeliger,duurder, ingewikkelder en geatomatiseerd.
- Bij DLC simple mengsels en bij HPLC complexere monsters.
- DLC is kwalitatief (identiteit) en je kunt met
mengsels werken. - HPLC: HPLC kun je combineren met UV voor een kwantitatieve en kwalitatieve meting.
wanneer gebruik je HPLC ipv UV?
- bij COMPLEXE monsters
- sterk op elkaar LIJKEND componenten
- als het om een SNELLE REACTIE gaat (de snelle reactie volgen en kijken hoeveel van een stof wordt omgezet)
- als bij een reactie de ONTSTANE PRODUCTEN gemeten moeten worden. kijken HOEVEEL van een stof wordt OMGEZET/IS ONTSTAAN. je wilt bij ZEER LAGE CONCENTRATIES nauwkeurig meten.
- als je wilt bepalen wanneer een reactie voltooid is.
HPLC gebruiken want het moet .. hoeveelheden (reactieproducten) kunnen meten, dus het is een zeer … techniek.
HPLC gebruiken want het moet zeer kleine hoeveelheden (reactieproducten)
kunnen meten, dus het is een zeer gevoelig techniek.
wat moet je eerst doen bij een complexe monster als je DLC wilt gebruiken?
als je een complexe monster hebt en je wilt DLC gebruiken dan moet je de monster eerst extraheren om de vervuilde componenten zoveel mogelijk te verwijderen.
DLC geen … metingen alleen … meting.
DLC geen kwantitatieve metingen alleen kwalitatieve meting.
Om na te gaan of stoffen van elkaar … kunnen worden bij HPLC dan moet je kijken naar de …-waarden van de stoffen. De ..-waarden moeten … zijn.
Om na te gaan of stoffen van elkaar gescheiden kunnen worden bij HPLC dan
moet je kijken naar de k’-waarden van de stoffen. De k’-waarden moeten VERSCHILLEND zijn.
slightly soluble betekent …
slightly soluble= slecht oplosbaar (1g: 100-1000ml).
sparingly soluble is …
sparingly soluble= matig oplosbaar (1g: 30-100ml).
BCS en oplosbaarheid: … moet goed … in … mL bij een pH range van … .
BCS en oplosbaarheid: dosering moet goed oplossen in 250 mL bij een pH range van 1-6,9.
wanneer gebruik je ordered mixing?
ordered mixing gebruik je bij het verwerken van laag gedoseerde farmaca (≤10ug) in tabletten of capsules.
noem de twee manieren van ordered mixing.
1) Microniseren+dragermateriaal ZONDER OPLOSMIDDEL: farmacon microniseren->
aan poedermengsel met relatief grotere dragerdeeltjes toevoegen -> de kleine
deeltjes ADSORBEREN aan de grotere dragerdeeltjes.
2) Oplosmiddel+dragermateriaal/oplosmethode: farmacon oplossen in een geschikt oplosmiddel (vluchtig, niet-toxisch) -> oplossing met het farmacon over poederbed (met de dragerdeeltjes) of granules sproeien (met de dragerdeeltjes).
noem de eisen van de oplosmethode. (6)
- voldoende dragerdeeltjes
- alleen je farmacon moet oplossen in het niet-toxisch, vluchtig oplosmiddel en de dragerdeeltjes niet.
- farmacon moet in je oplosmiddel stabiel zijn
- de kristalvorm van je farmacon mag na het oplossen in het geschikt oplosmiddel niet veranderen. door de verandering in kristalvorm kan de OPLOSGEDRAG en STABILITEIT veranderen.
- er mogen geen (toxische) oplosmiddelresten in het preparaat achterblijven.
- opgeloste farmcon mag niet op de wand van de mortier en stamper achterblijven.
de oplosmethode hoort bij … mixing en hierbij wordt een geschikt vluchtig, niet-toxisch … gebruikt waarin je … wel in oplost en de …. niet. de oplosmethode wordt gebruikt bij … farmaca.
de oplosmethode hoort bij [orderd] mixing en hierbij wordt een geschikt vluchtig, niet-toxisch [oplosmiddel] gebruikt waarin je [farmacon] wel in oplost en de [dragerdeeltjes] niet. de oplosmethode wordt gebruikt bij [laaggedoseerde] farmaca.
zowel bij de … (ordered mixing) als bij de …
(deeltjesverkleining) gebruik je een … .
zowel bij de oplosmethode (ordered mixing) als bij de precipitatiemethode
(deeltjesverkleining) gebruik je een oplosmiddel.
doel van de ….methode is het verkleinen van … . bij de …methode worden geen dragerdeeltjes gebruikt. het gaat erom dat je bij de …methode eerst een geschikt … kiest waarin je farmacon goed in kan … . daarna verander je de omstandigheden waardoor er …. van de … deeltjes plaatsvindt .
doel van de [precipitatie]methode is het verkleinen van [deeltjes]. bij de [precipitatie]methode worden geen dragerdeeltjes gebruikt. het gaat erom dat je bij de [precipitatie]methode eerst een geschikt [oplosmiddel] kiest waarin je farmacon goed in kan [oplossen]. daarna verander je de omstandigheden waardoor er [precipitatie/neerslag] van de [verkleinde] deeltjes plaatsvindt .
noem 2 manieren waarop je deeltjes kunt verkleinen.
deeltjes verklein je dmv de precipitatiemethode of door de deeltjes te malen.
hoe ga je bij de precipitatiemethode te werk?
Precipitatiemethode: gedaan voor verkleinen van deeltjes.
Eerst stof oplossen in een
geschikt oplosmiddel en daarna de omstandigheden veranderen (temp, oplosmiddel)
-> een ander oplosmiddel kiezen -> precipitatie (neerslag) van de slecht oplosbare
deeltjes -> deeltjes worden verkleind.
wanneer en waarom wil je deeltjes verkleinen?
wanneer: bij laaggedoseerde farmaca.
waarom: om meer deeltjes + groot specifiek opp. te krijgen.
- als je de deeltjes verkleind dan krijg je een grotere specifiek oppervlak. dit is gunstig voor de OPLOSSNELHEID en bevochtiging van de deeltjes.
- als je deeltjes verkleind dan krijg je meer deeltjes; na het deeltjesverkleinen blijft de massa hetzelfde maar je hebt nu alleen meer deeltjes per gewichtseenheid. meer deeltjes geeft een LAAG SD.
- meer deeljtes om de HOMOGENITEIT van een mengsel te vergroten.
- meer deeltjes bij laaggedoseerde farmaca om een goed content uniformity (CU) te krijgen.
waarvoor is de deeltjesgrootte belangrijk bij oraal vast, vloeibaar en zetpillen?
- oplossnelheid; deeltjes verkleinen geeft een groot specifiek opp. en dit is gunstig voor de oplossnelheid en bevochtiging.
- FB; oplosbaarheid, afgifte, smelten vette zetpilbasis, desintegreren tablet, desintegreren poederplug in capsule, hydrofiel vulstof, oplossen in rectumvocht.
- BB; de BB van slecht wateroplosbare verbindingen wordt verbeterd door de deeltjesgrootte te verkleinen door verbetering in de oplossnelheid en bevochtiging. verbetering van de bevochtinging betekent verbetering in de oplosbaarheid.
- stabiliteit suspensies; het uitzakken van suspensies neemt af als je kleine deeltjes hebt.
- homogeniteit poedermengsel; de homogeniteit van poedermengsel neemt toe als je meer deeltjes hebt.
- stroomeigenschap: de stroomeigenschap van deeljes is onder andere afhankelijk van de deeljtesgrootte. grote deeltjes stromen beter.
[7. aggregatie: bij kleinere deeltjes heb je meer kans op aggregeren.
[8. stuiven: bij kleine deeltjes is de kans groot op stuiven.
[9. vetvrij maken: het vetvrij maken van kleine deeltjes vanwege de grote specifiek oppervlak kost meer energie.
[10. kleine deeltjes hebben een groot specifiek oppervlak en hierdoor zijn ze meer gevoelig voor ontleding. - voor de bevochting van deeltjes bij suspensie heb je liever kleinere deeltjes want die hebben een groot specifiek opp.
- diffusiesnelheid: kleine deeltjes hebben een grotere diffusiecoefficient (D). dit betekent dat hun diffusie sneller plaatsvindt. (bijv. diffusie naar en door rectumwand).
noem 8 dingen die bij de FB horen bij oraal vast, vloeibaar en zetpillen.
FB; oplosbaarheid, afgifte, smelten, desintegreren tablet, desintegreren poederplug in capsule, hydrofiel vulstof, oplossen in rectumvocht.
wat voor een hulpstof kies je als je de poederplug wilt laten desintegreren bij oraal vast?
voor het laten desintegreren van een poederplug neem je een vulstof met desintegrerende eigenschappen zoals microkristallijne cellulose.
waarom neem je een hydrofiel vulstof bij oraal vast?
je neemt en hydrofiel vulstof om de maagsappen/darmsappen in de poederplug te laten penetreren.
Bij FB is de … naar en door rectummembraan niet
van belang.
Bij FB is de diffusie naar en door rectummembraan niet
van belang.
Bij FB is de … naar en door rectummembraan niet van belang.
De BB (... naar rectummembraan en permeabiliteit): de ... van de ... deeltjes (moleculen) naar de rectummembraan en vervolgens door de rectummembraan.
Bij FB is de diffusie naar en door rectummembraan niet van belang.
De BB (diffusie naar rectummembraan en permeabiliteit): de diffusie van de opgeloste deeltjes (moleculen) naar de rectummembraan en vervolgens door de rectummembraan.
Naast het belang van de kleine deeltjes is het ook belangrijk dat de deeltjes dezelfde … hebben.
Naast het belang van de kleine deeltjes is het ook belangrijk dat de deeltjes dezelfde grootte hebben.
noem het belang van kleine deeltjes en evengrote deeltjesgrootte op.
- kleine deeltjes: kleine deeltjes hebben een groot specifiek oppervlak waardoor de oplossnelheid beter wordt en ook de bevochtiging van de deeltjes.
- gelijke deeltjesgrootte: gelijke deeltjesgrootte is van belang voor het verkrijgen van een homogene menging. bij dezelfde deeltjesgrootte worden de deeltjes GELIJKMATIG/HOMOGEEN in het mengsel verdeeld. Je voorkomt ONTMENING door deeltjes van dezelfde deeltjesgrootte, vorm en dichtheid te nemen.
waarom wil je in een poedermengsel dezelfde deeltjesgrootte?
gelijke deeltjesgrootte: gelijke deeltjesgrootte is van belang voor het verkrijgen van een homogene menging. bij dezelfde deeltjesgrootte worden de deeltjes GELIJKMATIG/HOMOGEEN in het mengsel verdeeld. Je voorkomt ONTMENING door deeltjes van dezelfde deeltjesgrootte, vorm en dichtheid te nemen.
waarom wil je kleine deeltjes?
kleine deeltjes: hebben groot specifiek oppervlak => gunstig voor de oplossnelheid en bevochtiging.
wanneer heb je liever grotere deeltjes?
liever grotere deelltjes bij:
- het vetvrij maken van de deeltjes; grote deeltjes hebben een klein specifiek oppervlak waardoor het vetvrij maken minder energie kost?
- stroomeigenschap: grotere deeltjes stromen beter.
noem 4 nadelen van kleinere deeltjes.
nadelen van kleinere deeltjes is het stuiven, aggregeren, onleding vanwege de grote specifiek oppervlak, de slechte stroomeigenschap van de kleine deeltjes.
wat verbeteren surfactanten.
surfactant verlaagt de oppervlaktespanning tussen LG en SL. hierdoor wordt de bevochtiging verbeterd.
Gelijke deeltjesgrootte is van belang bij het verkrijgen van een … .
Gelijke deeltjesgrootte is van belang bij het verkrijgen van een homogene menging.
Als alleen een van de stoffen verkleind wordt => zorgt voor ‘verschil in
deeltjesgrootte’. terwijl je wilt dat al je deeltjes dezelfde … hebben. door de verschil in …. => dan is de kans op … groot. Zowel … en de
… moeten dezelfde … hebben. … deeltjesgrootte van je farmacon en je hulpstoffen geeft een … menging.
Als alleen een van de stoffen verkleind wordt => zorgt voor ‘verschil in
deeltjesgrootte’. terwijl je wilt dat al je deeltjes dezelfde deeltjesgrootte hebben. door de verschil in deeltjesgrootte => dan is de kans op ontmenging groot. Zowel farmacon en de hulpstoffen moeten dezelfde deeltjesgrootte hebben. dezelfde deeltjesgrootte van je farmacon en je hulpstoffen geeft een homogene/gelijkmatige menging.
Primaire deeltjes kunnen secundaire deeltjes vormen (…) oiv … ,
.. of … krachten.
Primaire deeltjes kunnen secundaire deeltjes vormen (agglomeraten) oiv vocht,
electrostatische krachten of Van der Waals krachten.
noem 3 eigenschappen van deeltjes die tot agglomeraatvorming kunnen leiden.
- kleine deeltjes vooral gemicroniseerde deelrjes agglomereren => agglomeraten hebben een slechte stromingseigenschap.
- lipofiele deeltjes hebben een sterkere neiging om te agglomereren.
- de oorzaak van slechte stroming is agglomeraatvorming. stroming verbeter je door de agglomeraten uiteen te halen.
agglomeraten hebben slechte … . de … kun je verbeteren door de … uiteen te halen.
agglomeraten hebben slechte stroomeigenschap . de slechte stroming kun je verbeteren door de agglomeraten uiteen te halen.
kleine deeltjes: agglomeraatvorming -> zorgt voor de slechte … vd deeltjes .
-kleine deeltjes: agglomeraatvorming -> zorgt voor de slechte stroming vd deeltjes.
agglomeraten hebben een ….. . Een … heeft weer invloed op de … van de poederdeeltjes over de capsules en hiermee effect op de …
agglomeraten hebben een [slechte stroomeigenschap]. Een slechte stroomeigenschap heeft weer invloed op de [verdeling] van de poederdeeltjes over de capsules en hiermee effect op de [gewichtspreiding].
hoe haal je agglomeraten uiteen?
- je haalt agglomeraten uiteen door nieuwe interacties aan te bieden die de plaats innemen van de interacties die voor de agglomeraatvorming leiden.
- uiteenhalen van agglomeraten doe je door afwrijven. dan vervang je de cohesieve interacties tusen farmacon en hulpstof met andere krachten.
je kunt afwrijven met lactose om de agglomeraten uiteen te halen.
kleine deeltjes => hebben een grotere kans op …. => slechte ….. => slechte … van poederdeeltjes over capsules -> … .
kleine deeltjes => hebben een grotere kans op agglomeraatvorming => slechte stromingseigenschap => slechte verdeling van poederdeeltjes over capsules -> gewichtspreiding.
wat is de nadeel van een slechte Mengverhouding (dus niet 1:1 gemengd) en het verschil deeltjesgrootte bij het mengen?
bij het mengen wil je niet een slechte mengverhouding (er is dan sprake van een verschil in mengverhouding en je er wordt dus niet 1:1 mengd) en verschil in deeltjesgrootte. voor het verkrijgen van een homogene menging wil je 1:1 mengen en dezelfde deeltjesgrootte voor je hulpstoffen en farmacon nemen.
hoe groter het verschil in mengverhouding en verschil in deeltjesgrootte des te LANGER je moet MENGEN om een homogeen mengsel te krijgen. een nadeel van te lang mengen is dat je ontmenging kunt krijgen.
wat houdt random mixing in?
random mixing is een statistisch proces dat alleen theoretisch mogelijk is als de deeltjes allemaal dezelfde vorm, dichtheid en grootte heben. en als daarnaast ook minimale oppervlaktekrachten werken (vocht, elektrostatische lading, van der Waals kracht).
hoe kan bij ordered mixing ontmenging ontstaan?
ontmenging bij Ordered Mixing door:
1] onvoldoende PLAATSEN op dragermateriaal
2] sterke VERSCHIL in DEELTJESGROOTTE dragermateriaal leidt tot:
1- ontmengen van de dragerdeeltjes door verschil in deeltjesgrootte
2- door verschil in deeltjesgrootte wordt steeds per dragerdeeltje verschillende
hoeveelheden farmacon GEABSORBEERD=>spreiding in de hoeveelheid farmacon per
dragerdeeltje/GEWICHTSPREIDING.
3] bepaald stof CONCURREERT met de geabsorbeerde farmacondeeltjes =>een deel vd
farmacondeeltjes komt dan vrij van de dragerdeeltjes. dit kan ontmenging geven.
noem 4 manieren waarop ontmenging kan ontstaan.
ontmenging kan ontstaan door:
- verschil in deeltjesgroote, vorm en dichtheid.
- mengwijze; te veel dezelfde voorkeursbewegingen (je moet de drie wijzen van mengen combineren), mengtijd (te lang mengen), letten op de hoeveelheid die je bij elk stap toevoegt, volgorde toevoegen, mengsnelheid.
- te goede stroming van de deeltjes.
- door de zwaartekracht, beweging door schudden, vallen van potje of door trillingen.
noem de drie manieren van mengen en leg ze uit.
- diffusief: deeltjes ROLLEN OIV ZWAARTEKRACHT over elkaar heen.
- convectief: GEDEELTEN VAN POEDERMENGSEL verplaatsen zich tov elkaar.
- mengen oiv SCHUIFKRACHTEN
homogeniteit v/een poedermengsel kan nooit met zekerheid … worden, daarom moet het … gevalideerd worden voor het verkrijgen van een … menging. hoe doe je dat?
homogeniteit v/een poedermengsel kan nooit met zekerheid vastgesteld worden, daarom moet het mengproces gevalideerd worden voor het verkrijgen
van een goede menging door:
1. voorkeursrichting vermijden.
2. de drie wijzen van mengen combineren.
3. voldoende expansie poedermengsel in mortier (niet voor meer dan 2/3 vullen),
4. letten op volgorde van toevoegen
5. letten op de hoeveelheid die je bij elk stap toevoegt
6. mengsnelheid
7. mengtijd; te lang mengen kan ontmenging geven.
noem waarom men coating aanbrengt op tabletten en capsules.
redenen coating:
1) farmacon of andere stoffen BESCHERMEN tegen vocht, licht, zuurstof.
2) maskeren van de onaangename smaak van farmacon of de hulpstof(fen)
3) patientvriendelijkheid; coaten met verschillende kleuren vergroot de
patientvriendelijkheid.
4) maagsapresistentie:
1. BESCHERMEN van farmacon tegen zuur milieu vd maag. Farmacon is in de maag
instabiel.
2. BESCHERMEN van de maag tegen farmacon (maag irriterend)
6) uitgestelde afgifte: geen vertraagde afgifte maar de afgifte wordt alleen uitgesteld
totdat farmacon de darm bereikt.
7) vertraagde afgifte
noem de eisen die gesteld worden aan polymeren coating.
eisen polymeren bij coating:
- oplosbaarheid; polymeer moet in bepaalde milieu (de oplosbaarheid is pH gerelateerd) goed oplosbaar zijn zodat je farmacon daarna kan oplossen.
- viscositeit; polymeren moeten een lage viscositeit hebben zodat coating erop gesproeid kan worden.
- permeabiliteit; polymeren mogen niet permeabel zijn voor waterdamp en gassen voor het garanderen van een lange bewaartermijn.
polymeren van coatings bestaan uit cellulosederivaten, weekmakers en kleurstoffen. vertel welke eigenschappen deze componenten aan het polymeer geven.
polymeren bevatten:
1. cellulosederivaten (HPMC); oplosbaar in waterige oplosmiddelen.
2. weekmakers: veranderen de fysische eigenschappen van het polymeer. ze verlagen oa de broosheid.
3. kleurstof:
1- kleurstof mag niet in water oplossen, cellulosederivaten moeten wel in water kunnen oplossen.
2- kleurstof moet stabiel zijn na blootstelling aan licht.
4. anti-adherents: coatings bevatten anti-adherents om de agglomeraatvorming van stoffen tegen te gaan. want agglomeraatvorming kunnen het aanbrengen van de caoting bemoeilijken.
3- kleurstof moet goede dekking geven.
wat is verschil tussen vertraagde afgifte en uitgestelde afgifte?
- uitgestelde afgifte is geen vertraagde afgifte maar de afgifte wordt alleen uitgesteld totdat farmacon de darm bereikt.
- bij vertraagde afgifte wordt de afgifte uit toedieningsvorm wel vertraagd.
wat is het voordeel van vertraagde en gecontroleerde afgifte?
het voordeel van vertraagde en gecontroleerde afgifte:
- handig bij geneesmiddelen met een smal therapeutische breedte.
- je kunt de doseerfrequentie verminderen.
wat is het nadeel van vertraagde afgifte of gecontroleerde?
nadeel van vertraagde of gecontroleerde afgifte:
- kans op dosedumping; structuur van de coating wordt aangetast door kauwen of schade.
- oplosbaarheid in alcohol; de polymere coatings lossen op in alcohol.
hoe ziet een reservoirsystemen uit?
een reservoirsysteem bestaat uit een farmaconkern dat omhuld wordt met een coatingsmembraan.
hoe kan de afgiftesnelheid uit een reservoirsysteem veranderd worden?
een reservoirsysteem bestaat uit een farmaconkern dat omhuld wordt met een coatingsmembraan. de afgiftesnelheid uit een reservoirsysteem kan veranderd worden door de dikte (h) van de coating en de samenstelling van de coating (D en K) te veranderen.
dm/dt=(DAΔC*K)/h
pH en caoting:
de pH heeft invloed op het wel of niet oplossen van een coating. waar in het lichaam heb je bepaalde pH waarden die invloed hebben op het oplossen van gecaote toedieningsvormen die oraal ingenomen worden?
pH en caoting:
- speeksel: hoge pH waarde. dit zijn geen maagsapresistente coatings want bij laag pH van de maag kunnen zulke coatings wel oplossen. deze coatings lossen echter niet op bij hoog pH van speeksel of darm.
- maag: lage pH waarde.je wilt niet dat je farmacon in de maag wordt afegegven; ter bescherming van je farmacon tegen zuur milieu van de maag of bescherming van de maag tegen maag irriterende geneesmiddelen => maagsapresistente coating hebben een COOH groep dat bij laag pH van de maag ongeladen. In de darm heerst een hoog pH en dan is de COOH groep wel geladen. als de COOH geladen is dan kan de coating oplossen.
noem 2 redenen waarom maagsapresistente coatings worden gebruikt.
maagsapresistente coating worden gebruikt om:
- maag beschermen tegen farmacon (maag irriterende farmacon)
- farmacon beschermen tegen zuur milieu van de maag.
Celluloseacetaatftalaat, diethylftalaat, methylrood, surfactant zijn bestanddelen van polymere coatings. leg hun functies uit.
- celluloseacetaatftalaat; de coating met een COOH groep. lost niet op in zuur milieu van de maag. lost wel op bij hoge pH v darm.
- diethylftalaat; verhoogt plasticiteit waardoor het tegen een stootje kan en het voorkomt scheurtjes.
- methylrood; kleuren van de coating om visueel te kunnen controleren of de coating goed is aangebracht.
- surfactant; hebben invloed op de eigenschap van het polymeer en zo dus ook op de afgifte uit de gecaote preparaat. surfactanen worden toegevoegd om: 1. de bevochtiging van de stof te verbeteren. 2. de niet in water oplosbare weekmaker emulgeren.
bij ordered mixing heb je de oplosmethode en daarbij spelen dragerdeeltjes een rol.
Bij random mixing is het mengproces een belangrijk aspect daarbij let je op de mengtijd, mengsnelheid, volgorde toevoegen, hoeveelheid die je bij elk stap toevoegt, het vermijden van voorkeursrichtingen,
het combineren van de drie wijzen van mengen, voldoende expansie poedermengsel in mortier (niet voor meer dan 2/3 vullen). waarom moet je bij het mengen bij random mixing letten op deze dingen?
je moet op deze dingen letten omdat je het mengprcoces moet valideren. homogeniteit v/een poedermengsel kan nooit met zekerheid vastgesteld worden, daarom moet het mengproces gevalideerd worden voor het verkrijgen
van een goede menging.
wanneer mag je bij random mixing het mengsproces eerder stoppen?
het mengproces mag bij random mixing eerder gestopt worden als je een groot aandeel aan farmacon hebt. je mag het mengproces eerder stoppen alsvorend een random mix wordt verkregen. SE gevonden is dan kleiner dan SEacc.
wat is Sr?
bij random mixing heb je Sr. na een bepaalde mengtijd wordt Sr bereikt. dan heb je een volledig random gemixte mengsel en dan heb je een minimale sd. als je na het bereiken van de Sr en dan nog verder gaat met het mengen dan neemt de sd toe en kun je ontmenging krijgen.
schrijf formule van de mixing index op en leg uit of de Mixing index aan het begin van de random mixing proces laag of hoog is.
M=Sr/Sact
- aan het begin van een random mixing proces is de Sr laag en de M hoog. de Sact is dan hoog.
- naarmate de megtijd toeneemt dan nader je een volledig random gemixte mengsel. de Sr neemt dan toe, en de M ook. de Sact daalt naarmate de mengtijd toeneemt en je een volledig random gemengd mengsel bereikt.
hoe moet je het mengproces NA het random mengen valideren?
NA het random mengen moet je het mengproces valideren door:
- 1. scale of scrutiny; minimale monstername dat representatief is voor de algehele mengsel. Minimaal 10 samples moeten representatief zijn voor de algehele mengsel.
- je moet daarna een geschikt analytisch techniek gebruiken om de waarde van Sact (=SE gevonden) te kunnen bepalen.
> als je geen geschikt analytisch techniek kiest dan wordt de spreiding in de gemeten waarden van Sact door de analytische techniek veroorzaakt.
welke poeders geven de laagste productiekosten bij random mixing, poeders met een groot aandeel aan farmacon of poeders met weinig farmacon?
poeders met een groot aandeel aan farmacon geven de laagste productiekosten omdat je het mengen bij poeders met een groot aandeel aan farmacon eerder kunt stoppen voordat je een volledig random gemengd mengsel verkrijgt. er geldt dan dat de SEgevonden < SEacc.
welke heeft de hoogste SEacc, p=0,30 (30%) of p=0,075 (7,5%)?
bij p=0,30 kun je eerder met het mengen stoppen omdat je een groter aandeel aan farmacon hebt. dus SEacc van p=0,30 is groter.
random mix is een … ; het is de waarschijnlijkheid/kans om in een moster een bepaald hoeveelheid farmacon aan te treffen dat … en … is met de … farmacon in het mengsel. (dus simpler gezegd: dat je overal evenveel farmacon hebt). theoretisch zou dat kunnen als je deeltjes hebt met dezelfde …, … en … hebben en als er minimale oppervlaktekrachten werken.
random mix is een statistisch proces; het is de waarschijnlijkheid/kans om in een moster een bepaald hoeveelheid farmacon aan te treffen dat evengroot en evenredig is met de fractie farmacon in het mengsel. (dus simpler gezegd: dat je overal evenveel farmacon hebt). theoretisch zou dat kunnen als je deeltjes hebt met dezelfde deeltjesgrootte, vorm en dichtheid hebben en als er minimale oppervlaktekrachten werken.
wat zijn de 2 voordelen van ordered mixing?
voordelen van ordered mixing:
- farmacon wordt gelijkmatig, in een fijn, niet-geaglommeerde vorm verdeeld op de dragerdeeltjes na het verdampen van het oplosmiddel.
- orderd mixing is geschikt voor laaggedoseerde farmaca.
waarop moet je bij orderd mixing letten? (7)
bij ordered mixing/oplosmethode moet je erop letten dat:
1. farmacon stabiel is en het voldoende oplosbaar is in de niet-toxisch vluchtig oplosmiddel. de dragerdeeltjes mogen niet oplossen in het vluchtig oplosmiddel.
2. de kristalvorm van je farmacon na het oplossen mag niet veranderen.
3. er voldoende dragermateriaal aanwezig is want anders krijg je agglomeraatvorming van farmacondeeltjes.
4. opgelost farmacon mag niet op de wand van mortier of stamper achterblijven.
5. er mogen geen toxische oplosmiddelresten in het mengsel achterblijven.
6. de dragerdeeltjes mogen onderling niet sterk in grootte verschillen. anders verschilt het aantal farmacondeeltjes dat op zo’n dragerdeeltjes
kunnen zitten; dit is terug te zien in de gewichtspreiding.
7. je moet je hulpstoffen zodanig kiezen dat ze niet zullen concurreren met de farmacondeeltjes om ook op de dragerdeeltjes te kunnen zitten.
hoe kan door verschil in deeltjesgrootte ontmenging ontstaan?
als je in een mengsel deeltjes hebt met verschillende deeltjesgrootten dan kun je ontmenging krijgen omdat de deeltjes met de grotere dichtheid naar de bodem getrokken worden.
hoe kan in een mengsel ontmenging plaatsvinden?
- tijdens het mengen: te lang mengen bij random mixing kan ontmenging geven.
- als je in een mengsel deeltjes hebt met verschillende deeltjesgrootten dan kun je ontmenging krijgen omdat de deeltjes met de grotere dichtheid naar de bodem getrokken worden.
Microkristallijne cellulose lost slecht op in water
daarom moet je voor een … eerst gaan
… zodat je de microkristallijne cellulose kwijt
raakt. Voor een … heb je namelijk een … nodig.
Microkristallijne cellulose lost slecht op in water
daarom moet je voor een UV-meting eerst gaan
centrifugeren zodat je de microkristallijne cellulose kwijt
raakt. Voor een UV meting heb je namelijk een heldere
oplossing nodig.
imidegroep en sulfonamide zijn … groepen. Als bij
een zuur elektronen weggezogen worden dan wordt het
… (de pKa … ). Als bij een base elektronen weggezogen worden dan zal het minder … worden.
imidegroep en sulfonamide zijn zure groepen. Als bij
een zuur elektronen weggezogen worden dan wordt het
zuurder (de pKa daalt). Als bij een base elektronen weggezogen worden dan zal het minder
basisch worden.
Sulfacetamide-Na is geladen en is dus …. dan sulfacetamide.
Sulfacetamide-Na is geladen en is dus hydrofieler dan sulfacetamide.
bij AV berekeningen alleen bij …. . Bij AV moet je … capsules …analyseren. Mbv een analytische methode wordt het … bepaald en daarna
wordt de … berekend.
bij AV berekeningen alleen bij capsules. Bij AV moet je 10 capsules individueel
analyseren. Mbv een analytische methode wordt het gehalte bepaald en daarna
wordt de AV berekend.
vul in: , ≥
- AV: ….25 mg EN ….25% van totaal.
- MV: …. 25 mg OF …..25% van totaal.
- AV: <25% van totaal.
- MV: ≥25 mg OF ≥25% van totaal.
Bevochtiging van deeltjes in capsules kan verbeterd worden door (2):
Bevochtiging van deeltjes in capsules kan verbeterd worden door (2):
- Toevoegen van hydrofiele hulpstof.
- Toevoegen van oppervlakte actieve stof.
- zoutvorm nemen verbetert de oplosbaarheid.