[6] P.11-20 Flashcards
vette zetpil + goed water oplosbaar geneesmiddel geeft een … . de goed wateroplosbare geneesmiddel lost .. op in de vette zetpilbasis. hierdoor wordt het gm … afgegeven. gm lost goed op in water en zal ook dus in … goed kunnen oplossen. omdat het goed oplost is de concentratiegradient over de rectumwand … . en zal het gm … worden geabsorbeerd.
vette zetpil + goed wateroplosbaar geneesmiddel: oplosbaarheid in zetpil -> afgifte -> olossen rectumvocht -> absorptie.
een goed wateroplosbare geneesmiddel opgelost in ee vette zetpilbasis geeft een [suspensiezetpil] . de goed wateroplosbare geneesmiddel lost [slecht] op in de vette zetpilbasis. hierdoor wordt het gm [snel] afgegeven. gm lost goed op in water en zal ook dus in [het rectumvocht] goed kunnen oplossen. omdat het goed oplost is de concentratiegradient over de rectumwand [hoog] . hierdoor zal het gm [snel] worden geabsorbeerd.
deeltjesgrootte heeft bij een …zetpil invloed op de ….
… deeltjes hebben een groot specifiek oppervlak. een groot specifiek oppervlak is gunstig voor de …., ….. en ….. .
deeltjesgrootte heeft bij een [suspensie]zetpil invloed op de afgifte. een groot specifiek oppervlak is gunstig voor de [bevochtiging], [oplossnelheid] en [afgiftesnelheid].
de afgifte uit vette basis: een vette basis moet eerst … smelten voordat het gm afgegeven kan worden.
smelten
noem 4 nadelen van Peg.
- irritatie
- onverenigbaarheden
- peg kan perioxiden bevatten na lang bewaren
- de afgifte of absorptie van een gm in peg is vaak onbekend.
in rectum is weinig vocht aanwezig. daarom is … handig want het werkt …. omdat het … aantrekt. een nadeel hiervan is de … die kan ontstaan.
in rectum is weinig vocht aanwezig. daarom is [peg] handig want het werkt [oplosbaarheid bevorderend]. omdat het [vocht] aantrekt. een nadeel hiervan is de [irritatie] die kan ontstaan.
noem 3 hulpstoffen bij een zetpil
- agglomeraatvorming voorkomen met SiO2.
- smeltpunt verlagen met mygliol 812.
- antioxidanten; peg bevat peroxiden die voor oxidatiereacties zorgen.
ibuprofen in witepsol: de oplosmethode of de extractie gebruiken?
info ibuprofen:
- oplosbaarheid: lost slecht op in water, goed in ethanol en chloroform.
- UV: zuur milieu UV spectra : Aqueous alkali—265
(E11 = 18.5), 273 nm
- oplosmethode: neem een oplosmiddel waarin zowel je farmacon als je vette basis goed in kunnen oplossen.
- gm lost goed op in chloroform en je vette basis ook. echter, chloroform als oplosmiddel kan een probleem geven bij je meting vanwege de CUT-OFF waarde van chloroform= 245 nm. de 265 en 273 van je gm zitten dicht bij die cut-off waarde van 245. daarnaast hb je ook een LAGE SPECIFIEKE EXTINCTIE.
- gm lost goed op in ethanol. maar slecht op in water. je kunt niet alleen ethanol als oplosmiddel nemen, je neemt altijd water-ethanol (30:70). (!! maar je gm lost slecht op in water?? => ja, klopt maar toch kan je slecht in water oplossend geneesmiddel in water-ethanol (30:70) goed oplossen. dus Ja, de vette zetpilbasis lost goed op in water-ethanol (30:70). dus dat zou wel kunnen.
- Extractie: waterfase (gm) en organische fase (vette zetpilbasis).
- je gm lost slecht op in water je kunt waterfase aanzuren of basisch maken om zo mbv pH je farmacon geladen te maken, zodat het meer naar de waterfase kan gaan.
!! Let OP: je vette basis (witepsol) kan bij hoog pH (basisch milieu) hydrolyseren. dus als je een gm hebt dat pas in basisch milieu geladen wordt, dan kun je niet voor de extractie de waterfase basischer maken door 0,1 M NaOH toe te voegen. want dit is ongunstig, want dan kan je vette basis hydrolyseren.
Je vraagt je dan af of je gm bij de extractie ook niet in andere oplosmiddelen kan oplossen, anders dan water. want zoals we net al zeiden moet je waterfase basischer maken om je geneesmiddel geladen te krijgen en het naar de waterfase te krijgen. maar het basischer maken van de waterfase is ongunstig voor de vette zetpilbasis. het hydrolyseert namelijk bij hoge pH. je kiest een ander oplosmiddel waarin je gm goed in kan oplossen (ethanol, chloroform). Om te beginnen kun je niet chloroform kiezen als waterfase en je kunt niet ethanol alleen nemen. daarnaast kun je beter geen water-ethanol (30:70) kiezen, want daarin lost je vette basis ook goed in op en dat wil je niet. de vette basis moet naar de organische fase. Je vette basis lost slecht op in methanol en je gm lost er goed in op. dus als waterfase kun je 70% MeOH en 30% water nemen. en als organische fase petroleumether.
* de organische fase kan bestaan uit petroleumether of hexaan. hierin kan je vette zetpilbasis goed in oplossen.
> dus oplosmethode: chloroform als oplosmiddel kan niet vanwege de cut-off waarde en de golflengten, lage specifieke extinctie van je gm.
in welke omstandigheden kan je vette basis, witepsol, hydrolyseren?
bij hoog, basisch pH, hydrolyseert witepsol (vette basis).
lost je vette basis goed op in water-ethanol (30:70)?
Ja, je vette basis lost goed op in water-ethanol (30:70).
lost je vette basis goed op in water-methanol (30:70)
Nee, je vette basis lost goed op in water-methanol. (30:70).
er kan alleen pH shift plaatsvinden als zure of een basische groep ….. en …. (2)
er kan alleen pH shift plaatsvinden als de zure of basische groep:
deel uitmaakt van chromofoor en een vrij elketronenpaar heeft.
de vrije elketronenpaar kunnen … meedoen met de vrije elektronenpaar in de aromatische ring. … stabiliseert en je krijgt een …… …… pi-pi* overgang. en dus een … .
de vrije elketronenpaar kunnen [door resonantie] meedoen met de vrije elektronenpaar in de aromatische ring. [resonantie] stabiliseert en je krijgt een [kleine energieverschil] in de pi-pi* overgang. en dus een [hoger labda max].
normal phase DLC vindt de retentie plaats op basis van …
polariteit.
Bij DLC heb je 2 Rf waarden: 1e 0,45 en de 2e 0,18. welke heeft de voorkeur?
Rf waarde van 0,45 heeft de voorkeur, omdat de BI waarde dicht bij de 0,5 ligt, de resolutie is dus maximaal.
Bij DLC heb je 2 verschillende mobiele fasen; de 1e chloroform:aceton en de 2e ethylacetaat:methanol:sterke ammonia. welke heeft de voorkeur?
de eerste mobiele fase samenstelling heeft de voorkeur want de samenstelling van die mobiele fase is eenvoudiger.
kun je mbv IR spectrum onderscheid maken tussen isomeren?
nee, je kunt geen onderscheid maken met IR tussen isomeren. want isomeren zijn enantiomeren en ze hebben dezelfdeFYSISCHE EN CHEMISCHE eigenschappen. alleen de OPTISCHE ROTATIE is anders.
kun je mbv de normale HPLC techniek (een niet-chirale methode) onderscheid maken tussen isomeren?
nee, je kunt geen onderscheid maken met HPLC tussen isomeren. want isomeren zijn enantiomeren en ze hebben dezelfdeFYSISCHE EN CHEMISCHE eigenschappen. alleen de OPTISCHE ROTATIE is anders.
hoe kun je wel mbv HPLC onderscheid maken tussen isomeren?(3)
- stationere fase: CHIRALE STATIONAIRE FASE.
- mobiele fase: CHIRALE SELECTOR aan de mobiele fase toevoegen.
- farmacon derivatiseren met een CHIRALE STOF zodat een disteromeer ontstaat.
je krijgt dan stoffen met verschillende fysische en chemische eigenschappen, waardoor ze scheidbaar zijn met de niet-chirale methode (HPLC).
Reversed phase is gebasseerd op ….. en …. van analyt met de stationaire fase.
[hyrofoob effect] en [polaire interacties]
je kunt met UV analyseren als er geen andere stoffe aanwezig zijn die de … kunnen verstoren.
absorptie
Als je farmacon een lage E11 (specifieke extinctie heeft) en in je drank heb je ook frambozenessence, kun je dan UV of HPLC gebruiken?
je gm heeft een lage specifieke extinctie + in je drank zit frambozenessence dat UV licht kan absorberen. dus dit kan je meting verstoren. vanwege deze 2 redenen kun je geen UV uitvoeren.
HPLC zou je kunnen gebruiken. om zo ervan zeker te zijn dat je geen last hebt van andere componenten die je je meting kunnen verstoren.
leg het effect van verhooging flow op de piekhoogte, piekbreedte en piekoppervlak uit.
de verhoging van flow zorgt ervoor dat de farmacon zone sneller door de kolom gaat, maar de conentratie verandert niet; piekoppervlak en piekbreedte nemen af en de piekhoogte (conc afhankelijk) verandert niet.
dus door de toegenomen flow -> farmacon-zone loopt sneller door kolom , concentratie onverandert -> de piekoppervlak en -breedte nemen af. en de piekhoogte blijft gelijk.
zure farmaca en perchloorzuur in de mobiele fase, leg uit.
perchloorzuur zorgt voor verlaging van de pH (pH 2) waardoor de zure gm ongeladen is. de ongeladen gm heeft meer affinitet voor de stationaire fase dus de retentietijd neemt toe.
BSC klasse is afhankelijk van de …. als de … verandert dan verandert de BCS klasse.
BSC klasse is afhankelijk van de [dosering] als de [dosering] verandert dan verandert de BCS klasse.
Bij de BCS wordt de … niet meegenomen, daarom zegt het weinig over de ….
Bij de BCS wordt de [first pass effect/leverpassage] niet meegenomen, daarom zegt het weinig over de [volledige BB].
BB is ….
de fractie die in de algemene circulatie terechtkomt na abasorptie en leverpassage.
het slecht oplosbaar zijn van een gm heeft effect op de …. want de .. wordt minder vanwege de lage …..
daarnaast heeft het slecht oplosbaar zijn van een farmacon effect op de … . omdat de oplosbaarheid van je farmacon slecht is wordt het langzaam … . daarna komt het in contact met maagsappen en moet het oplossen. als dit slecht gaat dan zal de …. laag zijn en zal de … langzaam verlopen.
dus het slecht oplosbaar zijn van een gm heeft invloed op de …., eventueel de ….., en de … .
het slecht oplosbaar zijn van een gm heeft effect op de [afgifte]. want de [afgifte] wordt minder vanwege de lage [concentratiegradient].
daarnaast heeft het slecht oplosbaar zijn van een farmacon effect op de [opname/absorptie] . omdat de oplosbaarheid van je farmacon slecht is, wordt het langzaam [afgegeven] . daarna komt het in contact met maagsappen en moet het oplossen. als dit slecht gaat dan zal de [concentratiegradient over membraan] laag zijn en zal de [absorptie/opname] langzaam verlopen.
dus het slecht oplosbaar zijn van een gm heeft invloed op de [afgife], eventueel de oplossnelheid, en de [absorptie/opname].
klasse 1: goede oplosbaarheid + goede permeabiliteit = goede …
BB
wat is de snelheidbeperkende stap als de dissolutie (het oplossen) van je farmacon heel snel verloopt?
het ledigen van de MDK is de snelheidsbeperkende stap als de dissolutie snel verloopt.
- BCS klasse 2 heeft een ….. en ….
- de lage … heeft invloed op de …. en de …. .
- hoe kun je de oplosbaarheid verbeteren?
BCS klasse 2 heeft een lage oplosbaarheid en hoge permeabiliteit. lage oplosbaarheid van je gm heeft invloed op de afgifte van je gm uit toedieingvorm en de absorptie/opname.
de oplosbaarheid kun je verbeteren door de zoutvorm te nemen, deeltjesverkleinen (microniseren), solubiliseren (micelvorming mbv grensvlakactieve stoffen), derivatiseren (veresteren), (micro)emulsie, solid dispersions, complexeren.
solubiliseren is …
solubiliseren is micelvorming mbv grensvlakactieve stoffen.
derivatiseren is…
derivatiseren is veresteren.
BSC klasse 3 heeft ….. en ….. .
BSC klasse 3 heeft een lage permeabiliteit en hoge oplosbaarheid.
de mate van absorptie is afhankelijk van ? (4)
de mate van absorptie is afhankelijk van: log P, concentratiegradient over rectumwand, de afgifte, oplosbaarheid.
- BCS klasse 4 heeft …. en ….. bij BCS klasse 4 is de … toediening niet effectief.
- wat zijn de oplossingen voor een bcs klasse 4 gm? (2)
BCS klasse 4 heeft [lage oplosbaarheid] en [lage permeabiliteit] bij BCS klasse 4 is de [orale] toediening niet effectief.
- oplossingen: 1. drug delivery, 2. andere toedieningsvorm dan oraal zoals parenteraal met oplosbaarheid bevorderende hulpstoffen zoals polyethyleenglycol (cremes).
bioequivalentie is
de MATE en SNELHEID waarin een gm in zijn ACTIEVE vorm in de algemene circulatie terechtkomt na toediening van een bepaald DOSIS.
wanneer zijn twee geneemiddelen bioequivalent?
twee geneesmiddelen zijn bioequivalent als ze dezelfde plasmaconcentratie - tijd curve hebben dus dezelfde AUC, Tmax, Cmax en BB.
dezelfde … betekent dezelfde plasmaconcentratie.
dezelfde dissolutie betekent dezelfde plasmaconcentratie.
biowaiver betekent dat alleen een … volstaat. de …. dient dan als een surrogaat voor bioequivalentietesten.
biowaiver betekent dat alleen een [dissolutietest] volstaat.
de [dissolutietest] dient dan als een surrogaat voor bioequivalentietesten.
de biowaiver moet informatie bevatten over 3 dingen welke?
de oplosbaarheid, permeabiliteit, dissolutie.
Biowaiver;
- hoge oplosbaarheid bij pH ….
- hoge permeabiliteit: …..
- snelle dissolutie: ………..
Biowaiver;
- hoge oplosbaarheid: pH [1-7,5]
- hoge permeabiliteit: [Fabs>90%], lineaire en complete absorptie.
- snelle dissolutie: [ s 1.2, 4.5 en 6.8.
mixing index wordt bij … gebruikt.
mixing index wordt bij [random mixing] gebruikt.
met random mixing bereik je op een gegeven moment een lage … .
met random mixing bereik je op een gegeven moment een lage standaarddeviatie.
wat is M=Sr/Sact en waar hoort het bij?
M=Sr/Sact is de formule van de mixing index en het hoort bij random mixing.
M=Sr/Sact. leg uit of de Sr, Sact en de M groot of klein zijn aan het begin van een random mixing proces.
M=Sr/Sact is de mixing index en hoort bij random mixing. aan het begin van een random mixing proces dan is de standaarddeviatie van de random mix nog hoog.
in de formule M=Sr/Sact, wat betekent de Sr? en wat betekent de Sact?
de Sr is de sd (standaarddeviatie) van een volledig random gemixte mengsel. een VOLLEDIG random gemite mengsel dus het heeft de laagst mogelijke sd.
- Sact: is de sd van de te onderzoeken monster/batch.
scale of scrutiny= . en heeft een slecht gemengd mengsel een groot scale of scrutiny?
- de minimale monstername dat representatief is voor de algehele monster.
- een slecht gemeng mengsel heeft een groot scale of scrutiny, omdat je bij een slecht gemeng mengsel een hogere minimale monstername dat representatief is. je hebt dus een grotere monstername nodig met de juiste hoeveelheid farmacon.
Als het gewicht van een tablet 200 mg is dan is de scale of scrutiny … . dus je moet van de totale mengsel 200 mg van de mengsel analyseren. om na te gaan of het mengen goed is gegaan.
200 mg.
Bij de scale of scrutiny horen de minimale monstername en het aantal deeltjes. waarvan hangt het aantal deeltjes van af.
het aantal deeltjes hangt af van:
- gewicht sample/samplegewicht; hoger gewicht sample betekent meer deeltjes.
- deeltjesgrootte; deeltjesgrootte verkleining geeft meer deeltjes. kleine deeltjesgrootte geeft meer deeltjes.
- dichtheid deeltjes; (p=m/v). dichtheid deeltjes beteket meer deeltjes (??)
> doel: meer deeltjes wil je hebben want dat geeft een lage sd.
meer deeltjes wil je hebben want dat geeft een lage .. .
sd (standaarddeviatie)
groot scale of scrutiny=… minimale monstername dat representatief is voor de algehele monster = … gemengd mengsel.
groot scale of scrutiny= [groot] minimale monstername dat representatief is voor de algehele monster = [slecht] gemengd mengsel.
met de scale of scrutiny wil je aantonen hoe goed of slecht een mengsel … is aan de hand van de grootte van de … .
met de scale of scrutiny wil je aantonen hoe goed of slecht een mengsel [gemengd] is aan de hand van de grootte van de [minimale monstername].
een slecht gemengd mengsel heeft een … scale of scrutiny, dus je hebt een … minimale monstername nodig dat representatief is.
een slecht gemengd mengsel heeft een [groot] scale of scrutiny, dus je hebt een [hoge] minimale monstername nodig dat representatief is.
scale of scrutiny heeft zegt niets DIRECT over de .. . het aantal deeltjes zegt wel wat over de .. . het aantal deeltjes dat genomen wordt moet een minimale (gewicht)… geven.
je kunt de … bij scale of scrutiny verlagen via het …. . het …. heeft namelijk wel invloed op de … van de sd. en het …. is weer gelinkt aan de …. .
scale of scrutiny heeft zegt niets DIRECT over de [sd]. het aantal deeltjes zegt wel wat over de [sd] .het aantal deeltjes dat genomen wordt moet een minimale (gewicht)[spreiding] geven.
je kunt de [sd] bij scale of scrutiny verlagen via het [aantal deeltjes]. het [aantal deeltjes] heeft namelijk wel invloed op de [grootte] van de sd. en het [aantal deeltjes] is weer gelinkt aan de [deeltjesgrootte, samplegewicht en dichtheid vd deeltjes].
het aantal deeltjes hang af van deze drie dingen: … . en het aantal deeltjes zegt wat over de grootte van de … .
het aantal deeltjes hang af van deze drie dingen: [samplegewicht, grootte deeltjes, dichtheid deeltjes]. en het aantal deeltjes zegt wat over de grootte van de [sd].
leg het verband uit tussen het aantal deeltjes, scale of scrutiny en de sd.
bij de scale of scrutiny kan de sd verlaagd worden door het aantal deeltjes bij de scale of scrutiny (hoge samplegewicht, kleine deeltjesgrootte en lage dichtheid => meer deeltjes) te laten toenem.
wat is het nadeel van kleine deeltjes?
kleine deeltjes kunnen aggregeren door de verhoogde cohesiekrachten tussen de kleine deeltjes. aggregatvorming is nadelig voor de menging.
kleine deeltjes aggregeren door de ….. tussen de kleine deeltjes.
kleine deeltjes kunnen aggregeren door de … tussen de kleine deeltjes.
aggregatvorming is nadelig voor de …. .
aggregatvorming is nadelig voor de [menging].
hoe kan bij de scale of scrutiny een lage sd verkregen worden?
sd is gelinkt aan het aantal deeltjes. een lage sd krijg je door meer deeltjes te nemen.
door kleine deeltjes te nemen, groot samplegewicht en kleine dichtheid van de deeltjes.
sd is gelinkt aan … . een … sd krijg je door …. te nemen.
sd is gelinkt aan [het aantal deeltjes]. een [lage] sd krijg je door [meer deeltjes] te nemen.
Bij dranken zal in tegenstelling tot capsules een monstername realtief … moleculen/deeltjes bevatten. hierdoor is de gewichtspreiding dan … . zelfs als het poeder random wordt gemengd.
Bij dranken zal in tegenstelling tot capsules een monstername realtief [meer] moleculen/deeltjes bevatten. hierdoor is de gewichtspreiding dan [kleiner] . zelfs als het poeder random wordt gemengd.
in dranken verplaatsen de moleculen dmv …, door de heersende … . hierdoor krijg je eerder een … .
in dranken verplaatsen de moleculen dmv [diffusie], door de heersende [concenratiegradient]. hierdoor krijg je eerder een [perfect mix].
een groot gehaltespreiding is te wijten aan de manier van … je krijgt door de slechte … geen … menging.
een groot gehaltespreiding is te wijten aan de manier van [mengen] je krijgt door de slechte [menging] geen [homogene] menging.
een groot gehaltespreiding is te wijten aan de manier van [mengen] je krijgt door de slechte [menging] geen [homogene] menging. hoe kan de mening verbeterd worden?
het mengen kun je verbeteren door;
- lang genoeg te mengen, maar ook niet te lang want dan krijg je ontmenging.
- een andere mengmethode kiezen dat beter geschikt is.zoals ordered mixing (: de oplosmethode; te gebruiken bij laaggedoseerde farmaca)
- 1:1 mengen
- voldoende expansie poeder, voor niet meer dan 2/3 gevuld.
- gelijke deeltjesgrootte (verschil in deeltjesgrootte verhelpen, want verschil in deeltjesgrootte geeft slechte menging+onregelmatig vullen van de capsules)
wat is het nadeel van een te goede stroming (veroorzaakt als je teveel SiO2 (glijmiddel) toevoegt)?
een nadeel van een te goede stroming is dat je ontmenging kan krijgen. ontmenging krijg je naast een te goede stroming van de deeltjes ook bij verschil in deeljesgrootte, verschil in deeltjesdichtheid, verschil in vorm van de deeltjes en als je te lang mengt.