[6] P.1-10 Flashcards

1
Q

wat is de rol van SiO2 in een suspensie

A

bevochtiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de rol van sorbitol in een suspensie

A

bevochtiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is bij een suspensie belangrijk?

A

deeltjesgrootte (uitzakken), viscositeit (uitzakken), oplosbaarheid (kies de slecht oplosbaare vorm van je gm ivm uitkristaliseren),

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

heb je met een oplossing of een drank te maken: stel je drank bevat glycerol, propyleenglycol

A

je kijkt dan naar de oplosbaarheid van je gm in water, ethanol… als je gm goed in ethanol oplost dan kan het ook goed in glycerol en propyleenglycol oplossen en heb je dan met een drank te maken. Maar als je farmacon slecht in water oplost dan heb je met een suspensie te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stel een COOH groep is geconjugeerd met een benzeenring. vertel of een pH shift plaatsvindt.

A

pH shift bij een benzeenring met COOH groep; de COOH is een zwak zure groep dus het zal bij zuur pH zijn H behouden. In basisch milieu zal de zwak zure COOH een H afstaan (aan aan de base) en hierdoor wordt de COOH groep geladen (COO-).
Nadat COOH geladen raakt (CHOO-) heeft het een vrij elektronenpaar DIE DOOR RESONANTIE mee kan doen met de pi elktronen in de aromatische ring -> resonantie stabiliseert -> geeft verlaging van energieverschil in de pi-pi* overgang -> hogere labda max , dus er is sprake van een pH shift.

{een zuur (milieu) staat een H af. de Base ontvangt een H van de zuur}

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

leg uit werking DLC normal phase

A

normal phase dus een polaire stationaire fase en een apolaire mobiele fase. als je een gm hebt met veel apolaire groepen dan heeft het meer affiniteit voor de apolaire stationaire fase en gaat het met de apolaire mobiele fase verder mee. het komt dan verder op de plaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stel een NH2 groep is geconjugeerd met een benzeenring. vertel of een pH shift plaatsvindt.

A

pH shift bij een benzeenring met NH2 groep; de NH2 is een zwake basische groep dus het zal bij baisch pH ongeladen zijn. In zuur milieu zal de zwak basische NH2 een H ontvangen (van de zuur) en hierdoor wordt de NH2 groep geladen (NH3+).
Nadat NH2 geladen raakt (NH3+) heeft het geen vrij elektronenpaar meer DIE DOOR RESONANTIE mee kan doen met de pi elktronen in de aromatische ring -> er vindt geen stabilisatie door resonantie plaats -> dus er vindt geen verlaging van energieverschil in de pi-pi* overgang plaats -> labda max blijft dezelfde , dus er is sprake van geen pH shift.

  • ongeladen toestand: ten opzichte van NH3 heeft NH2 een vrij elketronenpaar dat door resonatie mee kan doen met vrije elektronenpaar in de aromatische ring-> resonantie stabiliseert -> enenrgieverschil in de pi-pi* overgang wordt verlaagd -> hogere labda max , dus er vindt in de ongeladen toestand van de base (want je hebt dan een vrij elktronenpaar dat door resonantie mee kan doen met de pi elktronen in de aromatische ring) een pH shift plaats.

{een zuur (milieu) staat een H af. de Base ontvangt een H van de zuur}

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

leg uit werking HPLC reversed phase

A

reversed phase dus een apolaire stationaire fase en een polaire mobiele fase. als je farmacon meer affiniteit voor de apolaire stationaire fase heeft dan zal het meer tijd in de stationaire fase doorbrengen en hierdoor krijg je een hogere retentietijd (tr).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke 2 functies heeft perchloorzuur?

A
verlaagt pH (zodat base geladen is) en vormt een ionpaar met de geladen base.  
Als er geen basiche groep aanwezig is dan werkt het alleen als een pH verlager.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

je gebruikt bij het verdunnen een maatkolf van 250 ml ipv 100 ml bij de monstervoorbewerking. wat voor invloed heeft dit op je meting?

A
  1. dus je gebruikt een maatkolf van een maatkolf van 250 ml ipv 100 ml. c=n/v dus je hebt een grotere volume=lagere concentratie.
  2. als je maar rekening houdt met de verkregen verdunning dan is het geen probleem met het analyseren met HPLC. want met HPLC meet je bij lagere hogere (of lagere) concentraties net zo betrouwbaar.
  3. maar door het gebruik van een maatkolf van 250 ml ipv 100 ml zullen de concentraties van je monsters verschillen met die van je standaarden. de gebruikte standaarden wijken dan te sterk af van de te meten streefconcentratie.
    dit leidt tot onnauwkeurigheden.

3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

lactose heeft als functie… en is onverenigbaar met …

A

primair alifatische aminen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat doe je als een gm primaire alifatische aminen heeft, welke vulstof kies je dan voor je capsules?

A

je hebt de keuze uit de volgende vulstoffen; microkristallijne cellulose en lactose. je kiest geen lactose want is onverenigbaar met primair alifatische aminen. je kiest microkristallijne cellulose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

noem 3 redenen voor een lage FB en noem per reden een oplossing.

A
  1. lage oplosbaarheid; te verhelpen met nemen van zoutvorm.
  2. gm absorbeert aan microkristallijne cellulose. (micro. krist. is een vulstof, probleem is te verhelpen door een ander vulstof te kiezen zoals lactose; check wel of er primair alif aminen aanwezig zijn)
  3. SiO2 adsorbeert aan gm. (SiO2 is een gliijmiddel. je verhelpt probleem door een ander glijmiddel te kiezen of een ander mengmethode te nemen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

SiO2 kan aan je gm absorberen waardoor de FB lager wordt. wat kun je doen als SiO2 aan je gm absorbeert? noem 2 dingen

A
  1. SiO2 is een glijmiddel en verbetert de stroomeigenschap. je laat SiO2 weg en kiest een ander glijmiddel.
  2. je kiest een ander mengmethode.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

olposbaarheid SiO2 in water, ethanol.

A

SiO2 lost slecht op (onoplosbaar) in water. (ook slecht in ethanol ???)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

olposbaarheid microkristallijne cellulose in water, ethanol.

A

microkiristallijne cellulose lost slecht op (onoplosbaar) in water en ethanol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is de oplosbaarheid lactose in water, ethanol.

A

lactose (suiker) lost goed op in water. lactose lost slecht op in water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

microkristallijne cellulose en SiO2 lossen slecht op in water, je gaat UV meten. wat doe je dan?

A

Voor een UV-meting heb je een helder oplossing nodig. dus omdat microkristallijne cellulose slecht oplost in water moet je het verwijderen want anders verstoort het de UV meting. je verwijdert microkristallijne cellulose dmv centrifugeren en/of filtreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

cut-off van aceton is…

A

330 nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

cut-off van chloroform is…

A

245 nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

cut-off van ethanol is…

A

210 nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

cut-off van methanol is…

A

205 nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

slechte menging is terug te zien in de…

A

gehaltespreiding. bij een slechte menging kan de gewichtspreiding in orde zijn terwijl de gehaltespreiding groot is. een goede gehaltespreiding en dus menging is vooral belangrijk bij laaggedoseerde geneesmiddelen en geneesmiddelen met een smal therapeurisch venster.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

leg de link uit tussen een menging, gehaltespreiding, smal therapeutische breede en laaggedoseerde geneesmiddelen.

A

bij slechte menging is de gehaltespreiding te hoog. een hoge gehaltespreiding wil je vooral niet bij laaggedoseerd geneesmiddelen en geneesmiddelen met een smal therapeutisch venster.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

waarom is een mengmonster beter dan het bepalen van het gehalte van elk capsule apart?

A

bij mengmonsters is het totaal aantal analytische handelingen kleiner. hierdoor is de analysefout kleiner en het gemeten gemiddelde gehalte is betrouwbaarder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

als een gm goed oplost in de vette basis dan komt het …. vrij uit de vette basis omdat …..

A

moeilijk vrij uit de vette basis, de diffusie door de vette basis traag is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

BB is…

A

de fractie farmacon die in de algemene circulatie terecht komt na absorptie en leverpassage.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

oplosbaarheid verbeter je door … (1)

A

zoutvorm te kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

oplossnelheid verbeter je door… (3)

A
  • deeltjesgrootte te verkleinen, - bevochtiger,

- hydrofiel hulpstof te kiezen (hydrofiel vulstof (bevochtiging), desintegrans (uiteenvallen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

kan permeabiliteit verbeterd worden?

A

nee dan moet hele molecuul veranderd worden. bij slechte permeabiliteit is orale inname onmogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

een gm is opegelost in peg. de oplosbaarheid van gm is hier dus niet de snelheidsbeperkende factor. wat dan wel?

A

gm is opgelost in peg dus het kan goed in water oplossen. de snelheidsbeperkende factor is het oplossen van de PEG zelf in de rectumvocht van slechts 3ml. Peg trekt water aan en dit kan irriteren. de irritatie kun je verhelpen door voordat je zetpil inbrengt eerst nat te maken.

als peg opgelost is dan kan je goed wateroplosbare gm afgegeven worden , dus het is een snelle afgifte uit peg. en na de afgifte van je goed wateroplosbare farmacon zal het goed in het rectumvocht kunnen oplossen en kan het geabsorbeerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

voor een snelle afgifte uit een vette zetpilbasis wil je dat je faramacon … oplost in je vette basis.

A

je wilt bij een vette zetpilbasis dat je farmacon slecht oplost in de vette basis, zodat het snel afgegeven wordt uit de vette basis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

hoe kun je de afgifte uit een vette zetpilbasis verhogen? (2)

A
  1. door een slecht in de vette basis oplosbare gm te kiezen zodat het snel afgegeven wordt. => zourvorm van gm nemen; de goed wateroplosbare zoutvorm heeft weinig affiniteit voor vette basis en zal snel afgegeven worden. (hetzelfde als 1..)
  2. kleine geneesmiddel deeltjes in vette basis. kleine deeltjes hebben een groot specifiek opp; goed voor de bevochtiging en oplossnelheid.

!! zouvorm niet in combi met kleine deeltjes. want dan wordt het vetvrij maken van de kleine deeltjes (groot specifiek opp.) lastig. {{kun je dan beter in vette zetpilbasisen geen kleine deeljtes nemen, als het vetvrij maken van de kleine deeljtes lastig is? kun je hierdoor niet grotere deeltjes nemen; want bij grote deeltjes zal het vetvrij maken beter zijn. maar dan zit je ook weer met het bevochtigen, want voor de bevochtiging heb je liever kleinere deeltjes; groot specifiek opp; goed voor bevochtiging maar de grote specifiek opp is slecht voor het vetvrij maken van de deeljtes.}

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

in vette basis kleine deeltjes niet combineren met zoutvorm, waarom?

A

in vette basis kleine deeltjes niet combineren met zoutvorm, want anders wordt het vetvrij maken van de kleine deeltjes lastig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

bevochtiging en vetvrij maken van kleine deeltjes , leg uit.

A

na de afgifte van de deeltjes uit de de vette zetpilbasis moeten de deeltjes overgaan in het rectumvocht. de deeltjes worden dan eerst vetvrij gemaakt en worden dan bevochtigd.

bevochtigen; groot specifiek oppervlak; kleine deeltjes hebben een groot specifiek oppervlak.

vetvrij maken; klein specifiek oppervlak; grote deeltjes hebben een klein specifiek oppervlak en is dus gunstig voor het vetvrij maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

nadeel peg bij het bewaren (2)

A

bij het bewaren trekt peg vocht aan en de vorming van peroxiden na langdurig bewaren van peg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

bij suspensiezetpillen is net als bij suspensies de sedimentatie/uitzakken van de deeltjes van belang. wanneer kunnen de deeltjes bij suspensiezetpillen uitzakken?

A

vlak voor het stollen en na het uitgieten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

op welke manier is sprake van retentie bij DLC

A

bij DLC heb je normal phase en de stationaire fase (silica) is dan polair. je gm zal interactie met de polaire stationaire fase aangaan. je farmacon heeft polaire groepen die een interactie met de polaire stationaire fase aan kunnen gaan. er is dan sprake retentie door de polaire interacties met de stationaire fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

je hebt normal phase DLC met een mobiele fase samengesteld uit methanol-hexaan (20:80). wat gebeurt er als de methanol % in de mobiele fase wordt verlaagd?

A

je hebt hier een normal phase DLC, de mobiele fase is dus apolair. klopt, ook want % hexaan is tov methanol hoger. door de MeOH% in de mobiele fase te verlagen wordt de mobiele fase minder polair, dus apolairder. hierdoor kan je gm minder affiniteit voor de apolaire stationaire fase en zal het meer affiniteit voor de polaire stationaire fase hebben.
dus je geneesmiddel spendeert meer tijd in de stationaire fase en zal hierdoor niet ver op de plaat komen. de Rf waarde is dan kleiner.

(Rf is hoe ver kom je op plaat, hoge Rf betetekent hoger op plaat. Rs: hoe goed is de scheiding. )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

DLC meer tijd in de stationaire fase doorbrengen geeft een … Rf-waarde.

A

meer tijd in de stationaire fase betekent dat het niet met de mobiele fase meegaat en dus niet ver op de plaat komt. als het niet ver op de plaat komt dan zal het een lage Rf hebben. (minder ver is lage Rf_

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

HPLC meer tijd in de stationaire fase is geeft een … tr.

A

als je geneesmiddel meer tijd in de stationaire fase van de HPLC doorbrengt dan zal het minder snel eruit komen en heeft het dus een hoger tr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

meer retentie betekent een … Rf en een … tr.

A

meer retentie (meer affiniteit voor de stationaire fase) betekent een lage Rf en een hoge tr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

bij normal phase DLC heb je verontreiniging dat polairder is. bij normal phase is de stationaire fase polair en de mobiele fase is apolair. de polaire verontreinigingen spenderen meer tijd in de …. waardoor ze een … Rf-waarde hebben.

A

de polaire verontreinigingen spenderen meer tijd in de polaire stationaire fase waardoor ze een lagere Rf-waarde hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

C=O heeft een …. binding en zal met een …. frekwentie vibreren.

A

sterkere binding (k), grotere frequentie (v) fibreren.

*sterkere binding ;   v= 1/2pi * wortel(k/u). 
grote k (bindingsterkte)=> grote v (frequentie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

leg het verschil tussen golfgetal en golflente uit.

A
  • golfgetal: 1/labda, cm^-1, wordt gebruikt bij IR. op de y-as: 1/T.
  • golflengte: labda, nm.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Diamorfine heeft een teriaire amine pKa 7,9 dus titratie is mogelijk. het lost slecht op in water en goed in ethanol.

zet in juiste volgorde:

  1. soort titratie: watervrije + potentiometrische titratie; gm wordt niet opgelost in water omdat het er slecht in oplost. het wordt in ethanol opgelost.
  2. er wordt met NaOH (0,1052 M) getitreerd.
  3. gehalte wordt bepaald door de hoeveelheid toeevoegde NaOH (volume) tussen omslagpunt 1 en 2 te bepalen. omslag 1= HCL helemaal weggereageert. omslag 2= gm met de geladen amine helemaal weggereageerd.
  4. er wordt een 5 ml van een 0,01 M HCL oplossing toegevoegd.
  5. er ontstaan 2 waarneembare omslagpunten.
A

1, 4. 2, 5, 3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

waarom wordt bij titreren aan een geneesmiddel met een tertiaire amine HCL toegevoegd?

A

HCL staat een H af aan de base (tert. amine) waardoor het geladen wordt en potentiometrisch getitreerd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

hoe komt het dat bij het titreren van een tertiare amine met HCL en daarna met NaOH twee omslagpunten ontstaan?

A

door toevoegen van HCL wordt de amine geladen want de amine ontvangt een H van de zuur. daarna wordt getitreerd met NaOH. de overgebleven HCL titreer je dan weg en je krijgt dan je eerste omslagpunt. bij de 1e omslagpunt is al het HCL weggereageerd. na bereiken van omslagpunt 1 wordt nog meer NaOH toegevoegd totdat al je amine van je gm weggereageerd is. omslagpunt 2: gm met de geladen amine is helamaal weggereageerd. en na omslagpunt 2 krijg je overmaat aan NaOH. het kan niet wegreageren want de geladen amine van je gm is er niet meer, het is allemaal weggereageerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

heeft de flow (stroomsnelheid van mobiele fase) invloed op de verdeling van stof over de mobiele en stationaire fase?

A

de flow heeft geen invloed op de verdeling van stof over de mobiele en stationaire fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

heeft het injectievolume invloed op de verdeling van stof over de mobiele en stationaire fase?

A

nee, injectievolume heeft geen invloed op de verdeling van stof over de mobiele en stationaire fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

diamorfine heeft een tertiaire amine met een pKa van 7,9. welk effect heeft het verhogen van de pH tot 8 op de retentie en k’ van je gm?

A

verhogen van pH tot 8 zorgt ervoor dat je gm in de ongeladen toestand verkeert want diamorfine heeft een tertiare amine met een pKa van 7,9. doordat je gm in de ongeladen toestand verkeert zal je gm meer affiniteit voor de apolaire stat. fase hebben. hierdoor ondervindt het meer retentie, dus een hogere tr.

k’= tr-to/to= tr/to - to/to = tr/to.

een grote tr betekent een grote k’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

je wilt een gm met een base meer retentie geven door het ongeladen te maken, waardoor het meer affiniteit voor de stationaire fase heeft. Echter, sommige C18 kolommen zijn niet stabiel bij hoge pH-waarden (in alkalisch milieu) waardoor verhoging van de pH van de mobiele fase tot pH 8 geen optie is. wat kun je wel doen?

A

je hebt een basisch geneesmiddel. dus je kunt perchloorzuur in de mobiele fase doen. perchloorzuur verlaagt pH waardoor de base geladen raakt. tweede functie van perchloorzuur is dat het perchlooraation een neutrale complex met de geladen base vormt. de base krijgt hierdoor een neutrale lading en zal dan meer affiniteit voor de stationaire fase hebben. omdat het meer affiniteit voor de stationaire fase heeft zal het meer tijd in de stationaire fase doorbrengen waardoor de retentietijd (tr) groot is.

om je base meer retentietijd te geven hoef je dus niet de pH van de mobiele fase te verhogen want is ongustig ivm de stabiliteit van je C18 kolom. in plaats daarvan kun je perchloorzuur aan de mobiele fase toevoegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

waarvan is de verdeling van een geneesmiddel over de mobiele en stationaire fase van afhankelijk? (2)

A
  1. stofeigenschap zoals log P, geladenheid van je gm (als je farmacon geladen is dan heeft het meer affiniteit voor de stationaire fase. de pH van mobiele fase heeft ook invloed op de geladenheid van je gm).
  2. samenstelling mobiele fase; bepaalt of je geneesmiddel meer of minder affiniteit voor de mobiele fase heeft (% MeOH)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

vertoont MOB UV-absorptie?

A

ja, MOB absorbeert UV in gebied 200-300 nm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

in je drankje zit MOB kun je dan gehaltebepaling uitvoeren?

A

MOB absorbeert UV dus dit kan je meting verstoren. je kunt dan 2 dingen doen:

  1. MOB verwijderen bij de monstervoorbewerking.
  2. meten bij 2 verschillende golflengtes.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

welke maatregelen neem je als je bij de gehaltebepaling met microkristallijne cellulose te maken hebt?

A

microkristallijne cellulose vertoont geen UV absorptie, maar het lost slecht op in water. voor een betrouwbare UV meting heb je een heldere oplossing nodig. daarom moet je microkristallijne cellulose verwijderen door middel van centrifugeren of filtratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

noem 2 oorzaken van een lage gehalte aan farmacon bij de extractiemethode.

A
  1. farmcon lost onvoldoende goed op in water. oplossingen:
    1] aanzuren als je een basisch farmacon hebt zodat je gm geladen raakt en naar de waterfase gaat.
    2] waterige fase minder polair maken.
  2. door hydrolyse van je gm kun je een lage gehalte aan farmacon bij extractie krijgen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

gehaltebepaling en Microkristallijne cellulose.

A

Microkristallijne cellulose lost slecht op in water en ethanol. voor UV meting wil je een heldere oplossing dus je moet Microkristallijne cellulose verwijderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

vertoont SiO2 UV absorptie?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

bij het oppervlak vergroten (een druppel op een plaat) wordt dan het grensvlak vergroot/verkleind? en kost dit energie?

A

oppervlak vergroten=grensvlak vegroten=kost energie.

61
Q

wat is de formule voor oppervlaktespanning? en hoe kun je W (hoeveel energie voor de oppervlaktevergroting van het LG grensvlak nodig is)

A

W (energie; Joule) = A (oppervlak) x delta oppervlaktespanning

  • je kunt oppervlak verkrijgen als je inhoud in Liters weet. want dan weet je ook L=dm3=10^3 m.
  • daarmee heb je dus inhoud v bol: I= 4/3pi x r^3.
  • via Inhoud bol formule kun je de r achterhalen.
  • de gevonden r stop je dan in formule van O bol.
    oppervlak bol: O= 4pi x r^2.
  • dan weet je oppervlak bol (A)
  • je weet A en de oppervlaktespanning (delta opp.spanning), dit vul je in formule W=A x delta opp.spanning.
62
Q

N in een 5 ring; hoort de pKa < 1 die bij de N in de 5 ring hoort bij een zwakke base of een zwak zuur?

A

N is een zwakke base want het kan een H opnemen.

63
Q

NH in een 5 ring; hoort de pKa van 8,6 die bij de NH in de 5 ring hoort bij een zwakke base of een zwak zuur?

A

NH is een zwak zuur want het kan een H afstaan.

64
Q

de ene C=O is geconjugeerd met een dubbele binding en de andere C=O bevindt zich tussen twee Ns. Zijn de rekvibraties (links) van de C=O’s identiek?

A

Nee de rekvibraties van de C=O’s zijn niet identiek en liggen dus niet bij dezelfde golflengte.

65
Q

de ene C=O is geconjugeerd met een dubbele binding en de andere C=O bevindt zich tussen twee Ns. welke C=O heeft een hogere absorptie?

A

de C=O dat geconjugeerd is met de benzeenring heeft een hogere absorptie dan de andere C=O dat naast de twee N’s ligt. (heeft een n-pi* overgang).

66
Q

de chromofoor van 3 moleculen is hetzelfde. hebben ze dezelfde labda max en E (absorptie)?

A

dezelfde chromofoor dus ja ze hebben dezelfde E en labda max.

67
Q

theofylinemonohydraat heeft een hogere molecuulmassa dan theofyline. welke van de twee heeft een lagere E11 (specifieke extinctie)?

A

molecuul met de hoogste molecuulmass, hier theofylinemonohydraat, heeft de klenste E11. (bij een hogere molecuulmassa zitten in 1 g minder moleculen.??)

68
Q

wat is de eenheid van molaire extinctiecoefficient (ε)?

A

L /molxcm of M-1 x cm-1

69
Q

met welke methoden kun je de identiteit en zuiverheid bepalen?

A
  • identiteit met IR; is specifiek voor een verbinding.

- zuiverheid met DLC. bij DLC kun je ook mengsels gebruiken.

70
Q

noem de voorbewerkingsstappen bij IR.

A
  1. capsuleinhoud eerst DROOG EXTRAHEREN met ethanol.
  2. na laten verdampen van ethanol.
  3. IR opnemen.
71
Q

Staat bij een niet gevalideerd bereidingsprotocol vast dat de menging goed is?

A

Nee, bij een niet gevalideerd bereidingsprotocol staat niet vast dat de menging goed is.

72
Q

hoe vindt bij HPLC retentie plaats, op basis van welke mechanisme?

A

bij reversed phase heb je een polaire mobiele fase en een apolaire stationaire fase.

73
Q

wat betekent gevalideerd?

A

Als een instrument gevalideerd is, betekent dit dat er onderzoek is gedaan naar de validiteit ( de mate waarin een meting/bewering of een uitspraak valide/juist is. wanneer men wil weten hoe lang iemand is, dan is het meten van iemands lichaamslengte bijvoorbeeld een valide meting. Maar wanneer men is geïnteresseerd in het IQ, dan is het meten van lichaamslengte niet valide.) en de betrouwbaarheid: het instrument meet daadwerkelijk wat het moet meten, ook als het gebruikt wordt in verschillende situaties door verschillende personen.

  • Validatie richt zich op processen. Producten en machines kunnen niet worden gevalideerd. Het proces dat een machine uitvoert kan wel worden gevalideerd.
74
Q

wat betekent gestandaardiseerd?

A

Gestandaardiseerd betekent dat het instrument een vast ‘format’ heeft, dat het naar vaste maatstaf gemaakt is.

75
Q

heb je in oplossingen een viscositeitverhoger nodig?

A

nee, in oplossingen heb je geen viscositeitverhoger nodig. wel bij suspesies, want in suspensies vindt sedimentatie plaats. voor het verminderen van de sedimentatiesnelheid heb je een viscositeitverhoger nodig (zie de sedimentatie formule)

76
Q

wat is een suspensie?

A

een suspensie is een fijne verdeling van een vaste stof in een vloeistof.

77
Q

hoe vindt de verlaging van de grensvlakspanning plaats bij het gebruik van surfctanten?

A

surfactant gaat in het grenvlak LG en SL zitten waarna de grensvlakspanning verlaagd wordt. hierdoor krijg je een betere bevochtiging.

78
Q

wat wil je bereiken als je ergens een surfactant aan toevoegt?

A

de grensvlakspanning verkleinen en zo de bevochtiging verbeteren.

79
Q

waarom wil je een goede bevochtiging?

A

je wilt een goede bevochtiging om de deeltjes gesuspenderd in de oplossing te houden.

80
Q

waar (dranken, suspensies, emulsies) is de bevochtiging van de deeltjes van belang?

A

bij suspensies is de bevochtiging van belang want je wilt de deeltjes gesuspendeerd in de vloeistof houden.

81
Q

in …. is een goede stroomingeigenschap van belang. door slechte stromingseigenschap stroomt het poeder …. en dit is terug te zien in het …. vulling van de capsules.

A

in [POEDRS] is een goede stroomingeigenschap van belang. door slechte stromingseigenschap stroomt het poeder [slecht] en dit is terug te zien in het [onregelmatig] vulling van de capsules.

82
Q

waar kun je de slechte stromingseigenschap van poederdeeltjes in terug zien? en leg uit hoe dit komt.

A

de slechte stromingseigenschap van het POEDER is dit terug te zien in de vulling van de capsules. slechte stroming van de poederdeeltjes zorgt ervoor dat de de capsules niet evenveel POEDER bevatten. als de capsules niet allemaal evenveel POEDER bevatten dan zie je dat erug in de gewichtspreiding. de spreiding in gewicht zal HOOG zijn.

83
Q

stromen grote deeltjes slechter of beter dan kleine deeltjes?

A

grote deeltjes stromen beter.

84
Q

waar is de stromingseigenschap van deeltjes van afhankelijk? en leg uit.

A

deeltjesgrootte, vorm, oppervlak, dichtheid.

  1. deeltjesgrootte: grote deeltjes stromen beter.
  2. vorm:onregelmatige vorm betekent een slechte stromingseigenschap. ronde deeltjes hebben een betere stromingseigenschap.
  3. oppervlak: glad oppervlak betekent een betere stromingseigenschap
  4. dichtheid: hogere dichtheid betekent betere strominhgseigenschap
85
Q

hoge gehaltespreiding wordt veroorzaakt door onregelmatig vullen/slechte menging

A

hoge gehaltespreiding wordt veroorzaakt door slechte menging

86
Q

hoe kun je de menging van een poedermengsel verbeteren?

A
  1. een ander mengmethode kiezen
  2. 1:1 mengen
  3. iets langer te mengen
  4. valideren van het mengproces, omdat je de homogeniteit van een poedermengsel nooit met zekerheid vast kunt stellen.; 1. voorkeursrichting vermijden 2. de drie wijzen van mengen combineren. 3. voldoende expansie poedermengsel in mortier (voor niet meer dan 2/3 vullen. 4. volgorde toevoegen. 5. de hoeveelheid die je bij elk mengstap toevoegt. 6. mengsnelheid.
87
Q

hoe kun je het gelijkmatig vullen van de capsules verbeteren (3)

A
  1. zorgvuldig werken
  2. goede stromingseigenschappen van de deeltjes (grootte, vorm, dichtheid)
  3. gebruik glijmiddel
88
Q

als je farmacon in de vette zetpilbasis is opgelost geeft het dan een systemische of lokale werking?

A

als je farmacon opgelost is dan krijg je een langzame afgifte uit de zetpilbasis. hierdoor krijg je een langere en lokale werking.

89
Q

wat zijn de eisen voor een zetpilbasis?

A
  1. smelten bij lichamstemperatuur.
  2. geen farmacologisch effect.
  3. geen interactie met farmacon.
  4. geeft geen irritatie
90
Q

geeft witepsol minder irritatie dan peg?

A

ja, witepsol geeft minder irritaties dan peg.

91
Q

zout verwerkt in vette basis; hoe zal de afgifte, oplossen en absorptie zijn? heb je een lokale of snelle werking?

A

het zout lost dus slecht op in de vette basis, waardoor het snel uit de vette basis vrij wordt gegeven. daarna moet het in rectumvocht oplossen. het oplossen van het zout in het rectumvocht gaat goed en hierdoor is de oplossnelheid van het zout in het rectumvocht hoog.
> dus zout in vette zetpilbasis: snel afgegeven> lost snel op in rectumvocht en kan dan geabsorbeerd worden. (abasorptiesnelheid hangt af van: de log P van je gm, de concentratiegradient)

92
Q

hoeveel % glycerol, alcohol en propyleenglycol?

A

glycerol: >30%
alcohol: 15-20%
propyleenglycol: 10-15%

93
Q

in welke pH-gebied werkt benzoezuur. en wat is de werkzame concentratie?

A

pH < 5. de werkzame conc is 0,1-0,2%.

94
Q

noem een nadeel van benzoezuur?

A

kan overgevoeligheid geven en is minder werkzaam tegen schimmels en gisten dan sorbinezuur.

95
Q

in welke pH-gebied werkt sorbinezuur. en wat is de werkzame concentratie?

A

sorbinezuur: pH < 5. de werkzame conc is 0,1-0,2%.

96
Q

in welke pH-gebied werkt MOB en wat is de werkzame concentratie?

A

MOB: pH < 8. de werkzame conc is 0,1-0,15%.

97
Q

MOB en POB zijn parabenen. wat is nadeel van parabenen?

A

parabenen kunnen prikkeling op de tong geven.

98
Q

in welke pH-gebied werkt MOB en wat is de werkzame concentratie?

A

POB: pH < 8. de werkzame conc is 0,03%

99
Q

wat is de functie MethylhydroxypropylCELLULOSUM?

A

viscositeit verhoger

100
Q

waarom wordt een viscositeitverhoge in dranken verwerkt?

A

in dranken wordt een viscositeitverhoger verwerkt zodat na inname van drank de verblijftijd van het gm in de keel langer is.

101
Q

wat is het verschil tussen POB en MOB? (3)

A
  • POB heeft een propylgroep en MOB heeft een methylgroep.
  • POB is minder goed in water oplosbaar dan MOB.
  • POB kan door zijn hogere lipofiliteit het bacteriemembraa makkelijk passeren.
102
Q

hoe kun je de oplosbaarheid verbeteren? (2)

A
  • de oplosbaarheid kun je verbeteren door een zoutvorm te nemen.
  • je kunt pH verhogen of verlagen zodat je gm geladen wordt. als je gm geladen is dan heeft het een betere oplosbaarheid.
103
Q

lidocaine heeft een tertiaire amine dat geen deel uitmaakt van het chromofoor (dus het zit niet direct aan de benzeenring vast), zal door het toevoegen van een zuur of base pH shift kunnen optreden?

A

Nee, geen pH-shift mogelijk. want de tertiaire amine maakt geen onderdeel uit van het chromofoor.

104
Q

via welke principe vindt de scheiding bij DLC plaats?

A

bij DLC vindt scheiding op basis van polariteit plaats. stoffen met dezelfde polariteit hebben dezelfde Rf waarde. hierdoor is DLC niet specifiek.

105
Q

is DLC specifiek?

A

nee DLC is niet specifiek. bij DLC vindt de scheiding plaats op basis van polariteit. stoffen met dezelfde polariteit hebben dezelfde Rf-waarde.

106
Q

wat kun je nog extra uitvoeren bij DLC om de identiteit van een stof nog beter vast te stellen?

A

kleurreagens, kleurreactie en extra informatie.

107
Q

bij normal phase DLC vindt de retentie plaats door …. interacties van de stoffen met de polaire stationaire fase.

A

bij normal phase DLC vindt de retentie plaats door [polaire] interacties van de stoffen met de polaire stationaire fase.

108
Q

heb je bij DLC bij een hoge Rf waarde minder of meer interactie met de stationaire fase?

A

heb je bij DLC bij een hoge Rf waarde minder interactie met de stationaire fase. want hoge Rf betekent dat het hoog op de plaat komt omdat het meer met de mobiele fase meegaat.

109
Q

is de log P van een geladen gm en een ongeladen gm hetzelfde? en wat voor de pKa?

A
  • de log P van de geladen en ongeladen vorm van een stof verschilt. de log P van de ongeladen vorm is hoger.
  • de pKa van een geladen en ongeladen stof is hetzelfde.
110
Q

bij het gebruik van een perchloorzuur. wat bepalen samen de k’?

A

de hoeveelheid IONPAAR + de mate van retentie vt IONPAAR op de stationaire fase bepalen de k’.

111
Q

wat gebeurt er als je de % MeOH verlaagt?

A

het verlagen van % MeOH betekent dat je in verhouding meer water hebt. hierdoor is de mobiele fase polairder. door de hydrofoob effect wordt alles wat minder polair is dan water wordt naar de stationaire fase geduwt. hierdoor neemt de retentietijd toe en krijg je een grotere k’.

112
Q

op welke basis vindt bij reverde phase HPLC retentie plaats?

A

bij reverde phase HPLC vindt rentie plaats op basis van hydrofoob effect en POLAIRE?? interactie met de apolaire stationaire fase.

113
Q

wat gebeurt er met de k’ als je %MeOH met 10% laat afnemen?

A

als de MeOH% met 10% afneemt dan neemt de k’ met een factor 2 toe.

114
Q

wat is de realtie tussen de retentietijd en de verhogen van de flow?

A

door verhogen van de flow gaat het stofje sneller door de kolom dus heeft het weinig tijd om met de stationaire fase een interactie aan te gaan, hierdoor neemt de retentietijd af.

115
Q

wat gebeurt met de k’ als je de flow verhoogt?

A

door verhogen van de flow neemt de tr af. de dode tijd en de GECORRIGEERDE retentietid (t’r=to - tr) veranderen in dezelfde mate.

116
Q

De UV detector is een … afhankelijke detector.

A

De UV detector is een [concentratie] afhankelijke detector.

117
Q

Bij verhogen van de flow/debiet blijft de piek… ongeveer gelijk en de piek… neemt af.

A

Bij verhogen van de flow/debiet blijft de [piekhoogte] ongeveer gelijk en de [piekoppervlak] neemt af.

118
Q

een tertiaire aminegroep kan een H opnemen en wordt dan …. het kan dan een zout vormen met een …. geladen ion.

A

een tertiaire aminegroep kan een H opnemen en wordt dan [positief geladen] het kan dan een zout vormen met een [negatief] geladen ion.

119
Q

als je met een base te maken hebt kun je perchloorzuur in de mobiele fase stoppen. dit doe je om je base eerst een lading te geven omdat de perchloorzuur de pH verlaagt. de positief geladen base kan dan met het perchloraation een neutraal complex vormen. waarom wordt dit gedaan?

A

normaal zou de positief geladen base bij revrsed phase HPLC geen of weinig retentie ondervinden omdat het meer afiniteit voor de mobiele fase heeft omdat het geladen is. maar door de aanwezigheid van perchlooraation wordt een neutraal complex gevormd waardoor je base nu wel meer affiniteit heeft voor de stationaire fase. de retentietijd wordt dan verhoogd.

120
Q

stel je voor je hebt een basisch gm en een mobiele fase bestaand uit 40% MeOH en water. je gaat het % MeOH verhoogd. wat gebeurt er dan met de retentietijd?

A

dus je hebt een basisch geneesmiddel en perchloorzuur in de mobiele fase. door de perchloorzuur wordt de pH verlaagd en hierdoor raakt je base geladen. de perchlooraation vormt dan een neutrale complex met je geladen base.

er wordt ook het % MeOH verhoogd hierdoor heb je dan in verhouding meer methanol dan water. dus je mobiele fase wordt minde polairder. neutrale complex bestaand uit je basische farmacon en perchlooraation heeft dan meer affiniteit voor de mobiele fase waardoor de retentietijd afneemt.

121
Q

stel je voor je hebt een basisch gm en een mobiele fase bestaand uit 40% MeOH en water. je gaat het % MeOH verlaagd. wat gebeurt er dan met de retentietijd?

A

dus je hebt een basisch geneesmiddel en perchloorzuur in de mobiele fase. door de perchloorzuur wordt de pH verlaagd en hierdoor raakt je base geladen. de perchlooraation vormt dan een neutrale complex met je geladen base.

er wordt ook het % MeOH verlaagd hierdoor heb je dan in verhouding meer water dan methanol dus je mobiele fase wordt minde polairder. neutrale complex bestaand uit je basische farmacon en perchlooraation heeft dan minder affiniteit voor de mobiele fase, en meer affiniteit voor de stationaire fase. waardoor de retentietijd toeneemt.

122
Q

de geinecteerde concentratie/volume, heeft het invloed op de piekhoopte en piekoppervlak?

A

de geinjectieerde volume/concentratie heeft geen invloed op de verdeling van je stof/analyt over de mobiele of stationaire fase. dus geen invloed op de retentietijd (tr). de verdeling over de stationaire en mobiele fase hangt van de stofeigenschap (geladeheid, log P, pKa) en samenstelling mobiele fase af (pH (perchloorzuur, % MeOH).

in de volume/concentratie die heeft invloed op de piekoppervlak en piekhoogte.

  • piekBREEDTE: afhankelijk van de verdeling van je stof over de mobiele en stationaire fase als het zich meer verdeelt dan zal de piek breder worden.
  • piekhoogte: concentratie
  • piekOPPERVLAK: lxb. b=piekbreedte.
123
Q

de flow, heeft het invloed op de piekhoopte en piekoppervlak?

A

de flow heeft geen invloed op de piekhoogte en piekoppervlak.

124
Q

kolom verkorten + gelijkblijvende flow

A

de stof komt eerder uit de kolom dus de retentietijd wordt korter.

125
Q

weke hebben invloed op de retentietijd?

  1. kolomlengte.
  2. flow
  3. geinjecteerde volume/conc.
A

flow en geinjecteerde volume hebben geen invloed op de verdeling van analyt over de stationaire en mobiele fase. dus geen invloed op de tr.

de kolomlengte heeft wel invloed op de verdeling van analyt over de stationaire en mobiele fase. dus heeft wel invloed op de tr. als je een lange kolom hebt dan komt de stof niet snel eruit dus de retentietijd is hoger in vergelijking met een kortere kolom.

126
Q

heb je bij 6 eenhedenof 10 eenheden een lagere RSD?

A

het meten van 10 eenheden geeft statistisch gezien een betere schatting van de werkelijke spreiding in gehalte dan bij 6 eenheden. dus bij 6 eenheden is de kans groter dat je een LAGERE GEHALTESPREIDING vindt dan de WERKELIJKE GEHALTE. daarom moet de eis voor 5 eenheden strenger zijn dan bij 10 eenheden.

*minder eenheden=een strengere eis=lagere RSD.

127
Q

hydrolyseert witepsol ij hoge pH?

A

Ja, witepsol hydrolyseert bij hoge pH.

128
Q

PEG bevatten peroxiden en die zorgen voor….

A

oxidatiereacties

129
Q

extractie zetpillen; de waterfase … pH geve zodat basisch gm … wordt en beter naar de …fase gaat.

A

de waterfase [lage] pH geve zodat basisch gm [geladen] wordt en beter naar de [water]fase gaat.

(kijk wel eerst of er al een zuur in de zetpillen aanwezig is zoals wijnsteenzuur)

130
Q

Peg is in ethanol niet vrij oplosbaar, eventueel wel na …..

A

verwarmen

131
Q

Kun je zetpillen met Peg extractie uitvoeren?

A

nee, je kunt geen extractie uitvoeren want peg is dan niet te ONDERSCHEIDEN van je farmacon. Want je farmacon gaat naar de waterfase en je goed wateroplosbare peg gaat dan ook naar de waterfase.

132
Q

lost peg goed op in chloroform?

A

Ja, peg lst goed op in chloroform.

133
Q

absorbeert peg UV?

A

Nee, het absorbeert geen UV.

134
Q

je kunt met peg geen extractie uitvoeren kun je wel de oplosmethode doen? en stel dat je farmacon goed in water, chloroform en ethanol oplost. kun je dan deze oplosmiddelen gebruiken bij de oplosmethode?

A

Ja, de oplosmethode kan. bij de oplosmethode kies je een oplosmiddel waarin zowel je farmacon als je peg of vette zetpilbasis goed in kunnen oplossen.

  • chloroform: als je farmacon goed in chloroform oplost dan neemt je als oplosmiddel chloroform. peg lost ook goed op in chloroform. let wel op de cut-off waarde van ethanol bij 245 nm.
  • water: als je farmacon goed in water oplost dan neem je water als oplosmiddel. je peg lost ook goed op in water. je kunt eventueel het water aanzuren zodat je farmacon meer naar de waterfase gaat.
  • ethanol: je kunt niet alleen ethanol als oplosmiddel gebruiken. je neemt dan water-ethanol (30:70). een ander reden om niet alleen ethanol als oplosmiddel te gebruiken is dat peg in ethanol oplost alleen als het daarbij verwarmd wordt.
135
Q

nadeel alcohol in dranken (3)

A

de smaak, minder goed voor kids, slecht voor de maag (in combinatie met ibuprofen al helemaal).

136
Q

In capsules wordt SiO2 gebruikt als glijmiddel om de stroomeigenchappen te verbeteren. je hebt een voorschrift: farmacon, microkristallijne cellulose, alcohol absoluut). waarom is SiO2 hier niet zinvol? noem 2 redenen.

A
  1. In de formulering heb je alcohol absoluut. dat wordt gebruikt als oplosmiddel bij de oplosmiddel methode (bij de deeltjesverkleining). dus voor het verbeteren van de stromin is SiO2 niet nodig.
  2. microkristallijne cellulose zit in je formulering. microkristallijne cellulose geeft al goede stromingseigenschappen. daarom is SiO2 niet nodig voor verbetering van de stroming.
137
Q

noem 2 redenen voor een lage FB.

A

FB dus in de capsule;

  1. adsorptie van geneesmddel aan microkristallijne cellulose of de adsorptie van SiO2 aan geneesmiddel. (vervangen van microkristallijne cellulose met een ander vulstof zoals lactose; let wel erop dat lactose onverenigbaar is met primaire alifatische aminen. je kunt ook SiO2 vervangen met een ander glijmiddel)
  2. sleche oplosbaarheid van je geneesmiddel. (oplossing: zoutvorm nemen)
138
Q

Fenolgoep van een gm kan een ester vormen met …..

A

Fenolgoep van een gm kan een ester vormen met azijnzuur (CH3COOH).

139
Q

Een amine (basisch) dat positief geladen is kan een … vormen met …

A

Een amine (basisch) dat positief geladen is kan een [zout] vormen met [azijnzuur (HCL)]

140
Q

leg de mate van desintegratie van een groot zetpil (hoge volume) uit in vergelijking met een klein zetpil.

A

volume/grootte zetpil & bevochtiging, concentratie, afgiftesnelheid, concentratiegradient.
een groot zetpil (grote volume) heeft een klein specifiek oppervlak en dit is ongunstig voor de BEVOCHTING. de bevochtiging zal langzaam gaan door de kleine specifiek oppervlak.
- CONCENTRATIRE: bij de grote zetpil heb je een grotere volume (c=n/v) dus kleinere concentratie en ook een kleinere concentratiegradient en kleinere afgiftesnelheid.

{je hebt 2 concentratiegradienten: als je farmacon in je zetpil goed oplost dan is de concentratiegradient groot in de zetpil dus dan zal farmacon snel afgegeven worden. de ander concentratiegradient is de concentratiegradient over de rectumwand; dat is afhankelijk van de hoeveelheid geneesmiddel dat in het rectumvocht opgelost is. als de concentratiegradient over rectumwand groot is dan zal de absorptiesnelheid (concentratiegradient over rectumwand , log P, afgifte, oplosbaarheid rectumvocht) groot zijn}

141
Q

PEG oplossen (in 3 ml rectumvocht) gaat langzamer dan het ……

A

PEG oplossen (in 3 ml rectumvocht) gaat langzamer dan het [smelten van vette zetpilbasis].

142
Q

de oplosbaarheid van POB in water is … dan dat van MOB.

A

de oplosbaarheid van POB in water is [lager] dan dat van MOB.

143
Q

sorbitol werkt …

A

sorbitol werkt laxerend

144
Q

NaOH als buffer in je drank geeft een .. pH aan de drank rond de ..

A

NaOH als buffer in je drank geeft een [hoog] pH aan de drank rond de [8].

145
Q

Nadeel van NaOH in drank met ook POB en MOB. en wat is een nadeel van de combinatie NaOH met kraanwater.

A
  • NaOH in drank verhoogt de pH. verhoging van de pH is ongunstig voor POB en MOB. want dit kan hydrolyse van MOB en POB geven.
  • de combinatie van NaOH met kraanwater is ongunstig. De OH- van de NaOH van de buffer kan neerslag vormen met hardheidsmineralen in kraanwater zoals Ca2+ en Mg2+.

Ca2+ + 2OH- => Ca(OH)2 (neerslag).
Mg2+ + 2OH- => Mg(OH)2 (neerslag).

146
Q

bij lage gehaltespreiding bevatten de capsules te weinig farmacon. waardoor kan een te lage gehaltespreiding veroorzaakt worden?

A

een te lage gehaltespreiding kan veroorzaakt worden door de slechte menging (oplossing: een andere mengmethode kiezen, 1:1 mengen) of de te kleine deeltjes, deze springen erg (neem grote deeltjes van 180um).

147
Q

waarom coaten? (3)

A

coaten om:

  1. gm te beschermen tegen zuur milieu van de maag,
  2. beschermen van de maag tegen negatieve effecten van je gm (irritatie van de maag),
  3. plaatselijke effect in de darm.
148
Q

waaruit is een coating samengesteld?

A
  1. cellulosederivaat (hydro propyl methylcellulose); lost op in waterige oplosmiddel.
  2. weekmakers; veranderen de fysische eigenchappen van polymeer, verlagen de broosheid.
  3. kleurstof; is niet wateroplosbaar. kleurstof beschermt tegen licht en voor patientvriendelijkheid.