6. Beleggen Flashcards

Domein B1

1
Q

Sparen:

A

het niet besteden van een deel van het inkomen. Spaarrekening bij bank is veilig, weinig risico want je krijgt vaste vergoeding (rente). Deze rente is wel laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beleggen:

A

het vastleggen van geld met als doel daar rendement uit te halen. Koersen kunnen flink schommelen en opbrengst kan negatief, maar ook veel zijn -> veel risico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beleggen kan in:

A
  1. vermogenstitels
  2. beleggingsfondsen
  3. overige, zoals onroerend goed, goud, etc
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Investeren:

A

Het vastleggen van geld in productiemiddelen zoals machines en inventaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe meer risico:

A

hoe meer kans op hoog rendement
(en omgekeerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vermogenstitels

A
  • Aandelen
  • Obligaties
  • Call- en putopties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voordelen beleggingsfondsen:

A
  • Bespaart tijd en kosten
  • Hebben kennis
  • Risico spreiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Effecten:

A

Waardepapieren, bijvoorbeeld aandelen en obligaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beurskoers:

A

Prijs van effecten op de effectenbeurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Emissie:

A

Uitgifte van nieuwe effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Intrinsieke waarde

A

(=eigen vermogen) per aandeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beursleden:

A

Mensen die mogen handelen op de beurs
=> Bijv banken en commissionairs (zelfstandige handelaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom gaat een NV naar de beurs (‘beursgang’)?

A
  • Vergroten EV
  • Verbeteren imago/naamsbekendheid
  • Verbeteren verhandelbaarheid aandelen
  • ‘Cashen’ door verkopen eigen aandelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

schrijver

A

= de eerste verkoper, dus de opsteller van het contract. Kan daarna doorverkocht worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar gaat een optie om?

A

Optie gaat om 100 aandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uitoefenprijs

A

= (verzonnen) prijs waartegen de onderliggende waarde mag worden gekocht (call) of verkocht (put)

17
Q

Onderliggende waarde

A

= het aandeel waar de optie over gaat

18
Q

Afloopdatum/expiratiedatum:

A

dag waarop optie afloopt

19
Q

Vergelijking koers met uitoefenprijs: In-the-money

20
Q

Vergelijking koers met uitoefenprijs: at-the-money

21
Q

Vergelijking koers met uitoefenprijs: out-of-the-money

22
Q

Intrinsieke waarde

A

(=waarde van de optie op dit moment)
= uitoefenprijs – huidige beurskoers;

23
Q

Verwachtingswaarde

A

= optiepremie – intrinsieke waarde

24
Q

leveringsplicht bij calloptie:

A

plicht om aandeel te leveren tegen uitoefenprijs
Voor de koper

25
Kooprecht bij calloptie
recht om aandeel te kopen tegen uitoefenprijs Voor de verkoper
26
Winst bij calloptie
Winst = (huidige koers – uitoefenprijs – optiepremie) * 100 Voorbeeld: Stel huidige koers = 25 Uitoefenprijs = 21 Optiepremie = 2 -> 200 winst (en investering = 100 x 2 = 200, dus 100% winst) Maximaal verlies is 200 (want anders oefen je je recht niet uit), kantelpunt is 21 en vanaf 23 maak je winst. Maximale winst oneindig
27
Calloptie kopen:
= recht om aandelen te kopen (tegen uitoefenprijs) Doe je als je verwacht dat de koers van de aandelen gaat stijgen (en dan kan jij tegen een lager vastgestelde prijs kopen)
28
Calloptie verkopen:
= plicht om aandelen te verkopen (tegen uitoefenprijs) Doe je als je denkt dat de koers gaat dalen dan moet je verkopen tegen hogere uitoefenprijs
29
Calloptie verkopen, winst en verlies:
- Winst: Max de optiepremie => Want bij lage koers gebruikt koper het recht van kopen niet en heb jij alleen de optiepremie - Verlies: onbeperkt
30
Calloptie:
- Kooprecht voor de koper - Een leveringsplicht voor de verkoper Recht op kopen; => Doe je als je verwacht dat de koers van de aandelen gaat stijgen (en dan kan jij tegen een lager vastgestelde prijs kopen)
31
Calloptie kopen winst en verlies:
- Winst: onbeperkt - Verlies: maximaal de optiepremie => Want als de koers lager is dan de uitoefenprijs gebruik je de optie niet
32
Putoptie:
- Verkooprecht voor de koper van de optie - Afnameplicht voor de verkoper Optie gaat om 100 aandelen Recht op verkopen; Doe je als je verwacht dat de koers van de aandelen gaat dalen (en dan mag jij verkopen tegen hoger vastgestelde waarde)
33
Verkooprecht bij putoptie:
= Recht om aandeel te verkopen tegen uitoefenprijs Voor de koper
34
Afnameplicht bij putoptie:
= Plicht om aandeel af te nemen tegen uitoefenprijs Voor de verkoper
35
Winst bij putoptie:
Winst = (uitoefenprijs – huidige koers – optiepremie) * 100 Voorbeeld: Stel huidige koers = 25 Uitoefenprijs =30 Optiepremie = 1 -> 400 winst (en investering is 1x100 = 100, dus 400% winst) Maximaal verlies is 100 (want anders oefen je je recht niet uit), kantelpunt is 30 en onder de 29 maak je winst
36
Putoptie kopen:
= Recht om aandelen te verkopen tegen uitoefenprijs Doe je als je denkt dat de koers gaat dalen (dan mag jij tegen de hogere uitoefenprijs je aandelen verkopen
37
Putoptie kopen winst, verlies:
- Maximale winst: niet onbeperkt maar wel groot - Verlies: maximaal de optiepremie => Want je gebruikt de optie niet als de koers hoger is dan de uitoefenprijs
38
Put-optie verkopen:
= Plicht om aandelen te kopen tegen uitoefenprijs Doe je als je denkt dat de koers gaat stijgen (dan moet jij kopen tegen de lagere uitoefenprijs)
39
Putoptie verkopen winst, verlies:
- Winst: maximaal de optiepremie => Want bij hogere koers verplicht de tegenpartij jou niet te kopen tegen lagere uitoefenprijs - Verlies: groot maar niet onbeperkt