6. Beleggen Flashcards
Domein B1
Sparen:
het niet besteden van een deel van het inkomen. Spaarrekening bij bank is veilig, weinig risico want je krijgt vaste vergoeding (rente). Deze rente is wel laag
Beleggen:
het vastleggen van geld met als doel daar rendement uit te halen. Koersen kunnen flink schommelen en opbrengst kan negatief, maar ook veel zijn -> veel risico.
Beleggen kan in:
- vermogenstitels
- beleggingsfondsen
- overige, zoals onroerend goed, goud, etc
Investeren:
Het vastleggen van geld in productiemiddelen zoals machines en inventaris
Hoe meer risico:
hoe meer kans op hoog rendement
(en omgekeerd)
vermogenstitels
- Aandelen
- Obligaties
- Call- en putopties
Voordelen beleggingsfondsen:
- Bespaart tijd en kosten
- Hebben kennis
- Risico spreiden
Effecten:
Waardepapieren, bijvoorbeeld aandelen en obligaties
Beurskoers:
Prijs van effecten op de effectenbeurs
Emissie:
Uitgifte van nieuwe effecten
Intrinsieke waarde
(=eigen vermogen) per aandeel
Beursleden:
Mensen die mogen handelen op de beurs
=> Bijv banken en commissionairs (zelfstandige handelaren)
Waarom gaat een NV naar de beurs (‘beursgang’)?
- Vergroten EV
- Verbeteren imago/naamsbekendheid
- Verbeteren verhandelbaarheid aandelen
- ‘Cashen’ door verkopen eigen aandelen
schrijver
= de eerste verkoper, dus de opsteller van het contract. Kan daarna doorverkocht worden
Waar gaat een optie om?
Optie gaat om 100 aandelen
Uitoefenprijs
= (verzonnen) prijs waartegen de onderliggende waarde mag worden gekocht (call) of verkocht (put)
Onderliggende waarde
= het aandeel waar de optie over gaat
Afloopdatum/expiratiedatum:
dag waarop optie afloopt
Vergelijking koers met uitoefenprijs: In-the-money
winst
Vergelijking koers met uitoefenprijs: at-the-money
gelijk
Vergelijking koers met uitoefenprijs: out-of-the-money
verlies
Intrinsieke waarde
(=waarde van de optie op dit moment)
= uitoefenprijs – huidige beurskoers;
Verwachtingswaarde
= optiepremie – intrinsieke waarde
leveringsplicht bij calloptie:
plicht om aandeel te leveren tegen uitoefenprijs
Voor de koper