24. Kengetallen Flashcards

1
Q

Voordelen kengetallen:

A
  • Geeft snel inzicht
  • Maakt vergelijking mogelijk, in tijd en met andere ondernemingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nadelen kengetallen:

A
  • Momentopname
  • Window-dresssing/manipuleren
  • Ze laten belangrijke informatie niet zien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef voorbeelden van belangrijke informatie die kengetallen niet laten zien:

A
  • Momenten van betalen/ontvangen
  • Hoeveel brengen voorraden op
  • Kwaliteit van debiteuren
  • Eventuele extra kredietmogelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kengetallen

A
  1. Liquiditeit
  2. Solvabiliteit
  3. Rentabiliteit
  4. Hefboomwerking en interestmarge
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Liquiditeit:

A

Kan een onderneming haar korte termijn schulden betalen?
- Current Ratio = (VLA) / KVV
- Quick-ratio = (VLA exclusief voorraden) / KVV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Solvabiliteit:

A

De mate waarin onderneming bij faillissement schulden kan betalen.
TV/VV X 100% ; EV/VV x 100%; EV/TV x 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar is solvabiliteit belangrijk bij?

A
  • Bij het willen afsluiten van een lening van een onderneming
  • Bij beΓ«indiging van de onderneming
    => Hoeveel blijft er over voor schuldeisers/eigenaren?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rentabiliteit:

A

Hoe winstgevend is het om te investeren in bepaald bedrijf/vermogen?
Rentabiliteit = Resultaat als percentage van het geΓ―nvesteerd vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Volgorde terugbetaling bij faillissement:

A

1) Hypothecaire schulden
2) Boedelschuldeisers
=> BV de curator die kosten gemaakt heeft
3) Preferente schuldeisers
=> Belastingdienst en sociale premies
4) Concurrente schuldeisers
=> Overige eisers, zoals de leveranciers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rentabiliteit Eigen Vermogen

A

= REV = (π‘›π‘’π‘‘π‘‘π‘œπ‘€π‘–π‘›π‘ π‘‘ )/(πΊπ‘’π‘šπ‘–π‘‘π‘‘π‘’π‘™π‘‘ 𝐸𝑉) * 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rentabiliteit Vreemd Vermogen

A

= IVV =(π‘˜π‘œπ‘ π‘‘π‘’π‘› 𝑉𝑉)/(πΊπ‘’π‘šπ‘–π‘‘π‘‘π‘’π‘™π‘‘ 𝑉𝑉) * 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rentabiliteit Totaal Vermogen

A

= RTV = (π‘›π‘’π‘‘π‘‘π‘œπ‘€π‘–π‘›π‘ π‘‘ +π‘˜π‘œπ‘ π‘‘π‘’π‘› 𝑉𝑉)/(πΊπ‘’π‘šπ‘–π‘‘π‘‘π‘’π‘™π‘‘ 𝑇𝑉) * 100%
RTV vb = (π‘π‘Š 𝑣𝑏+𝐼𝐾)/𝐺𝑇𝑉 x 100% = 𝐸𝐡𝐼𝑇/𝐺𝑇𝑉 x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Positief hefboomeffect als:

A

IVV is kleiner dan RTV
=> VV kost minder dan het oplevert -> REV > IVV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Negatief hefboomeffect als:

A

IVV is groter dan RTV
=> VV kost meer dan het oplevert -> REV < RTV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geen hefboomeffect als:

A

RTV = IVV en als er geen vreemd vermogen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

interestmarge

A

= RTV – IVV

17
Q

hefboomfactor

18
Q

hefboomeffect

A

= (RTV – IVV) x VV/EV

19
Q

Cashflow

A

= nettowinst na belasting + afschrijvingen

20
Q

Beleggerskengetallen:

A
  • REV
  • Resultaat (=nettowinst) p/a
  • Cashflow p/a
  • Dividendrendement
  • Beleggersrendement
21
Q

Dividendrendement

A

= (dividend p/a) / beurskoers x 100%

22
Q

Beleggersrendement

A

= ((dividend p/a + koersresultaat) / beurskoers) * 100%

23
Q

terugverdienperiode

A

= investering/cashflow per periode

24
Q

DuPont-analyse

A

= RTV vb
= EBIT/omzet * 100% * omzet/ GTV

25
EBIT
= netto winst + intrestkosten VV
25
bedrijfsresultaat
= netto winst + intrestkosten VV
26
Resultaatmarge:
EBIT/omzet => β€˜Hoe goed doet het management het’
27
Omloopsnelheid van het vermogen:
Omzet/ GTV => Hoe hoger, hoe sneller de investeringen leiden tot meer omzet
27
28