13. Investeren, financieren en verdeling van het resultaat Flashcards

Domein D2

1
Q

Vermogensmarkt

A

= geheel van vraag en aanbod van vermogen, gehandeld in vermogenstitels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vermogensmarkt indelingen

A
  • Geldmarkt V.S. Kapitaalmarkt
  • Onderhands V.S. openbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aanbieders vermogen:

A
  • Institutionele beleggers
    => Beleggen premies van pensioenen en levensverzekeringen
    => Dus gezinnen.
    Maar ook:
  • bedrijven
  • beleggingsfondsen
  • overheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vragers vermogen:

A
  • gezinnen
    => leningen
  • Bedrijven
    => aandelen of obligaties uitgeven of geld lenen
  • Overheid
    => bij financieringstekort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geldmarkt:

A

< 1 jaar
- rekening courant krediet
- leveranciers- en afnemerskrediet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kapitaalmarkt

A

> 1 jaar
- aandelen
- obligaties
- hypothecaire leningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onderhandse lening

A

=> Lang Vreemd Vermogen (>1 jaar)
- 1 geldgever, 1 geldnemer
- Gering verhandelbaar
- Onderpand kan
- Rechtstreeks contact
- Over voorwaarden wordt onderhandeld
- Niet verhandelbaar
- Aflossing volgens afspraak
- Geringe afsluitkosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Openbare lening

A

=> bv obligatielening
- Veel geldgevers, 1 geldnemer
- Geen rechtstreeks contact, maar bv via bank
- Voorwaarden voor iedereen gelijk
- Makkelijk verhandelbaar
- Geld terug na afloop lening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Toezichthouders vermogensmarkt

A
  • DNB
    => De Nederlandsche Bank
  • AFM
    => Autoriteit Financiële Markten
  • ACM
    => Autoriteit Consument & Markt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

DNB (De Nederlandsche Bank):

A

=> Controleert banken
Ziet erop toe dat financiële ondernemingen hun financiële verplichtingen kunnen nakomen.
=> bijv dat klanten altijd hun geld kunnen opnemen bij een bank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

AFM (Autoriteit Financiële Markten):

A

=> Houdt toezicht op financiële markten
Zorgt voor:
- transparante markten
- zorgvuldige behandeling van klanten
- goede wet- en regelgeving
=> bijv financiële bijsluiters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ACM (Autoriteit Consument & Markt):

A
  • Zorgt voor gezonde concurrentie
    => bijvoorbeeld bij fusies en overnames
  • Controleert consumentenrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Effecten

A

= waardepapieren = vermogenstitels = aandelen, obligaties, opties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aandelen

A

in stukjes geknipt eigen vermogen, eigendomsbewijs; dividend (alleen bij winst); geen gegarandeerd bedrag bij verkoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Obligaties

A
  • In stukjes geknipt vreemd vermogen
  • 1 kredietnemer, veel kredietgevers
  • Geen zeggenschap
  • Gelijke voorwaarden voor iedereen
  • Vast rentepercentage, ook bij verlies en je krijgt nominale waarde terug
    => minder risico dan aandelen
  • schuldbewijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Effectenbeurs

A

(=openbare kapitaalmarkt): waar effecten verhandeld worden (digitaal) en de koers tot stand komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Beurskoers

A

=prijs op effectenmarkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Speculeren:

A

=> Kopen van effecten met als doel koerswinst te maken
Kan via banken of gespecialiseerde bedrijven (Binck, Alex), maar ook bij beleggingsfondsen (voordeel: hebben tijd, kennis en kunnen risico’s spreiden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Koersvolatiliteit:

A

beweeglijkheid van de beurskoersen (hoe groter het bedrijf hoe minder volatiel, want ze kunnen tegenslagen beter opvangen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Efficiëntie-markthypothese:

A

theorie die stelt dat alle publieke informatie en toekomstverwachtingen in de prijs van effecten verwerkt is (als er nieuwe informatie is wordt deze direct verwerkt in de koersen omdat mensen direct handelen, daardoor zijn beurskoersen totaal onvoorspelbaar en zijn de tips van adviseurs en goeroes nutteloos. Meer dan gemiddelde winst is puur geluk, dus: niet actief steeds wisselen maar passief lange termijn beleggen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

negatief beursklimaat

A

=> aandelen
dalende koersen

22
Q

positief beursklimaat

A

=> aandelen
stijgende koersen en vertrouwen

23
Q

marktsentiment

A

stemming op de beurs
=> afhankelijk van politiek en geruchten

24
Q

marktrente daalt/stijgt wat gebeurt er dan met de koersen van aandelen?

A

marktrente daalt: Stijgende koersen aandelen
marktrente stijgt: Dalende koersen aandelen

=> negatief verband

25
marktrente daalt/stijgt wat gebeurt er dan met de koersen van obligaties?
marktrente daalt: Stijgende koersen obligaties marktrente stijgt: Dalende koersen obligaties => negatief verband
26
Netto contante waarde:
bij nieuwe projecten wordt deze gebruikt om de marktwaarde van de organisatie te bepalen. (NCW = toekomstige cashflows contant maken – investering)
27
aantal geplaatste aandelen
= geplaatst aandelen kapitaal/nominale waarde
28
EV
= intrinsieke waarde = geplaatst aandelen kapitaal + alle reserves + onverdeelde nettowinst
29
Stockdividend gezien vanuit NV voordelen:
- Liquide middelen blijven in bedrijf - Hogere solvabiliteit (groter deel EV blijft behouden) dan bij cash
30
Stockdividend gezien vanuit NV nadelen:
-Meer aanbod dus lagere beurskoers - Totale dividend stijgt
31
Stockdividend gezien vanuit aandeelhouder voordeel:
koerswinst behalen
32
Stockdividend gezien vanuit aandeelhouder nadelen:
- Lager resultaat per aandeel - Lagere beurskoers - Zeggenschap verwatert
33
Agioreserve
Door boven pari uitgeven van aandelen en obligaties (door positieve verwachtingen over koers en dividend)
34
Herwaarderingsreserve
Debetkant stijgt door meer waard worden bezittingen, creditkant door herwaarderingsreserve
35
Winstreserves, hoe ontstaan?
Ontstaan uit reservering van de winst
36
Geef de 4 doelen van winstreserves.
- Weerstandsvermogen vergroten - Investeren/uitbreiden - Dividendstabilisatie - Aflossen VV => Solvabiliteit verbeteren (EV/VV)
37
Hypothecaire lening kenmerken:
Lang Vreemd Vermogen (>1 jaar) - Onroerend goed als onderpand - Niet verhandelbaar - Vast of variabel rentepercentage - Onderhandelen over voorwaarden - Lineair of annuiteit - Recht van hypotheek
38
Obligatielening
- 1 geldnemer, veel geldgevers - Geen onderpand - Geen onderhandelingen over voorwaarden - Goed verhandelbaar
39
Lang Vreemd Vermogen (>1 jaar)
- Hypothecaire lening - Onderhandse lening - Gewone obligatielening - Converteerbare obligatielening - Langlopende leaseverplichtingen
40
Converteerbare obligatielening kenmerken:
=> Obligaties omruilen tegen aandelen. - Lagere rente% => Want voordeel van omruilen - Minder risico => Want omruilen - Financieel voordeel bij omruilen
41
Bankkrediet
= Rekening-courantkrediet - Flexibel: steeds weer opneembaar - Interest alleen over opgenomen bedrag - Dagelijks opzegbaar - Interest% kan veranderen - Duur
42
(Ontvangen) Leverancierskrediet:
Eerst leveren, dan betalen (nog te betalen bedragen) = crediteuren (debet: verstrekt -> debiteuren)
43
(Ontvangen) Afnemerskrediet:
- Eerst betalen, dan leveren = vooruit ontvangen bedragen (debet: verstrekt -> vooruit betaalde bedragen)
44
Overige schulden op korte termijn:
bv te betalen bedragen uit winstverdeling (belasting, dividend)
45
Positief hefboomeffect als
IVV < RTV (VV kost minder dan het oplevert) -> REV > IVV
46
Negatief hefboomeffect als
IVV > RTV (VV kost meer dan het oplevert) -> REV < RTV
47
Geen hefboomeffect als
RTV = IVV en als er geen vreemd vermogen is
48
interestmarge
= RTV – IVV
49
hefboomfactor
= VV/EV
50
RTV
= Vermogenskostenvoet = gemiddelde rente% (over VV) en vergoeding (over EV) die onderneming over haat totaal vermogen moet betalen
51
Winstverdeling
- Tantièmes => KVV - Vennootschapsbelasting - (Bruto) dividend => dividendbelasting => Nettodividend --> KVV - (Winst) reserves => EV
52
(Bruto)dividend verdeling
- Stokdividend => EV - Cashdividend => Dividendbelasting => Netto cashdividend --> KVV