18, 19, 20 Boekje Resultaat Flashcards

Domein F2

1
Q

Consumentenprijs:

A

De verkoopprijs inclusief btw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Normale afzet:

A

De verwachte gemiddelde afzet voor de komende jaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Periodekosten:

A

Constante kosten
=> Ontstaan omdat een bepaalde periode verstrijkt en hangen niet direct samen met de afzet.
=> Komen in zijn geheel ten laste van het resultaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opslagpercentage:

A

De constante kosten worden dan uitgedrukt als percentage van de variabele kosten.
=> Kan gebruikt worden om de toegestane constante kosten als onderdeel van de kostprijs te berekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Toegerekende kosten:

A

De kosten die aan een bepaald goed of dienst worden toegerekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Toegerekende kosten per eenheid:

A

De kosten die aan een eenheid (van een goed of dienst) worden toegerekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Categoriale kostensoorten:

A
  • Kosten van de grond
  • Grondstofkosten (incl afval)
  • Loonkosten
  • Kosten van diensten van derden
  • Kosten van belastingen
  • Kosten van duurzame productiemiddelen
  • Interestkosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef voorbeelden van grondstofkosten:

A
  • Inkoopprijs
  • Bestelkosten
  • Voorraadkosten (ruimte, risico)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat valt er allemaal onder loonkosten?

A
  • Brutoloon
    => (nettoloon + loonheffing + premies werknemersverzekeringen)
  • Sociale premies voor rekening werkgever
  • Vakantiegeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef voorbeelden van kosten van diensten van derden:

A
  • Verzekering
  • Schoonmaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef voorbeelden van kosten van belastingen:

A
  • Onroerend goed
  • Milieu
    Niet: btw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef voorbeelden van kosten van duurzame productiemiddelen:

A
  • Afschrijvingskosten
  • Onderhoudskosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer moet je afschrijven op grond?

A

ALLEEN als de waarde daalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functionele kostenindeling:

A

Naar functie in bedrijf:
- Inkoopkosten
- Verkoopkosten
- Financieringskosten
- Algemene kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de prijs exclusief BTW?

A

Kostprijs + Winst(opslag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Opslagmethode (kp):

A

Kp = variabele kosten + opslag constante kosten (opslagpercentage)
=> toegepast bij stukproductie & diensten, kosten per eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Variabele kostprijs nadelen:

A
  • belastingdienst wil NIET dat je voorraden tegen vk bijhoud
  • verkoopprijs vaststellen is moeilijker
    (Korte termijn => constante kosten worden BUITEN de kostprijs gehouden)
18
Q

Integrale kostprijs methode
(standaard kostprijs)

A

(=> Constante kosten worden WEL meegenomen)
Kp = C/N + V/B
C = TCK
V = TVK
N = Normale productie/afzet
B = Begrote/Verwachte productie

19
Q

Verkoopresultaat:

A

(excl BTW)
Voorcalculatorisch = (vp - kp) * verwachte afzet
Nacalculatorisch = (vp - kp) * werkelijke afzet

kp = gebaseerd op gegevens die in werkelijkheid kunnen afwijken. Verandert niet!!! Is en blijft de TOEGESTANE kp

20
Q

Bedrijfsresultaat bij nacalculatie:

A

= Verkoopresultaat - Budgetresultaat
of TO - TK

  • Verkoopresultaat = werkelijke afzet * (werkelijke vk - kp)
  • Budgetresultaat = toegestane kosten - werkelijke kosten
21
Q

Budgetresultaat

A

= toegestane kosten - werkelijke kosten
En budgetresultaat =
Bezettingsresultaat +/-
Prijsverschillen +/-
Efficiencyverschillen +/-
Afrondingsverschillen +/-

(toegestane kosten zijn gebaseert op kp => toch doorberekend aan klant)

22
Q

Toegestane kosten

A

= kp * werkelijke afzet

23
Q

Werkelijke kosten

A

= werkelijke kosten per stuk * werkelijke afzet

24
Q

Wat moet je bij de toets doen bij een resultaat?

A

Noemen of het een nadelig of voordelig resultaat is.

25
Waar is het budgetresultaat in te verdelen?
- Prijsresultaat op CK - Bezettingsresultaat - Prijsresultaat op VK - Efficiency resultaat op VK
26
CK per eenheid
C/N
27
Werkkapitaal
= VLA - kortlopende schulden
28
Prijsresultaat op CK
= Cb - Cw (begrote totale constante kosten - werkelijke totale constante kosten)
29
Bezettingsresultaat
Voorcalculatorisch = (B - N) * C/N Nacalculatorisch = (W (werkelijke productie) - N) * C/N
30
Prijsresultaat op VK
= (Sp - Wp)* WH Sp = Standaard prijs (van grondstof) Wp = Werkelijke prijs (van grondstof) WH = Werkelijke hoeveelheid (grondstoffen gebruikt)
31
Efficiency resultaat op VK
= (SH - WH) * Sp
32
Bedrijfsresultaat bij voorcalculatie:
= Netto winst = Verkoopresultaat +/- Bezettingsresultaat - Verkoopresultaat = q(p-kp) - Bezettingsresultaat = (B-N) C/N
33
Transfer pricing
= Prijs die (onderdelen van) ondernemingen aan elkaar doorrekenen = interne verrekenprijs (bijv dochterondernemingen van een moedermaatschappij)
34
Waar is transfer pricing van belang bij?
- Prestatiebeoordeling => Hoogte van transfer-price beïnvloedt de winstgevendheid - Beleidsbeslissingen => Wie mag leveren? Externe of eigen onderdeel - Winstbelasting => In welk land wordt belasting geheven en hoeveel betaalt wie dan?
35
Noem de 3 vormen waar de prijs van transfer-pricing op gebaseerd kan zijn:
3 vormen. Prijs gebaseerd op: - Markt gebaseerde prijs => Net als wat externe klant zou betalen - Kosten gebaseerde prijs - Onderhandelde transfer-price
36
Regels bij opstellen jaarrekening
Bijvoorbeeld: - Matchingprincipe - Waardering activa - Waardering voorraad - Afschrijvingssysteem
37
Matchingprincipe:
Kosten toekennen aan periode waarin opbrengst (omzet) gehaald wordt (denk aan inkoopwaarde van de omzet)
38
Waardering activa:
- Historische aanschafprijs of actuele waarde. - Bij actuele waarde -> Herwaarderingsreserve => Bezit neemt toe -> EV neemt toe => Doel: geen winst uitgeven die nog niet gemaakt is
39
Waardering voorraad:
Vaste verrekenprijs -> prijsverschil bij inkoop
40
Afschrijvingssysteem:
Percentage van de aanschafwaarde (=lineair)