14. Marketing Flashcards

Domein E2

1
Q

Marketing:

A

alle activiteiten van een organisatie met als doel in te spelen op de wensen en behoeften van de klant, op voorwaarde dat ook aan de doelstelling van de organisatie wordt voldaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

B2C-marketing gericht op:

A

=> Business to consumer
Gericht op eindconsument (=gebruiker) dus bv alle supermarkten, drogisterijen, etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

B2C-marketing kenmerken:

A

1) Grote markt en hoge aankoopfrequentie
2) Meestal kort koopproces, gericht op snelle levering en gemak
=> Behalve bij een auto bijvoorbeeld
3) Basisbehoeften (eten) en emotionele behoeften (kledingmerken).
=> Uiterlijk belangrijk
4) Goede prijs belangrijk
=> Klant is bereid te vergelijken
5) Massacommunicatie, social media
en mond-tot-mondreclame.
=> Korte en duidelijke communicatie, in begrijpelijke taal
=> Reclame, billboards via internet, radio en tv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

B2B-marketing gericht op en wie:

A

=> Business to business
Gericht op zakelijke markt
=> Partijen die waarde toevoegen
aan product of dienst

  • Kunnen bedrijven zijn die ook op B2C markt actief zijn, zoals Philips en Apple
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

B2B-marketing kenmerken:

A

1) Kleinere markt
2) Afnemers zijn professionele inkopers
=> Aankoop op basis van rationele overwegingen
(doelmatigheid van product, totale jaarlijkse kosten, onderhoud)
3) Lange inkooptrajecten
=> Koop contractueel vastgelegd
=> Betaling m.b.v. facturen
=> Rekeninghouden met betalingstermijnen
4) Communicatie via vakbeurzen en vakbladen, brochures en internet
5) Hoge orderwaarde, onderhandelen over prijs, kortingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

B2B-marketing nadruk, en daarnaast:

A

Nadruk ligt op relatiemarketing
=> creëren en in stand houden langdurige relatie
Daarnaast:
- content-marketing
=> Informatiemarketing
- Vakjargon
=> Vaktaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

C2B-marketing

A

= consumer to business
- Affiliate-marketing
- Crowdsourcing
- Co-creatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Affiliate-marketing:

A

Bedrijven halen waarde uit producten/diensten die consumenten aanbieden.
=> Blog met een link naar een bedrijf, Consument die idee voor bedrijf bedenkt, Wikipedia en Spullen aanbieden bij kringloop

Eenaffiliateverdient zijn of haar geld door producten van derden te promoten.
=> Voor elk verkocht product via zijn/haar website krijgt deaffiliate commissie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Crowdsourcing:

A

Gebruikmaken van grote groep niet geselecteerde mensen voor raadgeving, onderzoek, innovatie etc.
=> Lays chips smaken, Boek op internet, Webbrowser Mozilla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Co-creatie:

A

Samenwerking waarbij alle deelnemers invloed hebben op proces en resultaat
=> Zoals plan, advies, product
=> Bv eigen sneakers ontwerpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

C2C-marketing definitie, voordeel en transactiekosten:

A

= consumer to consumer
- Spullen verkopen door advertenties in lokale krantjes, rommelmarkten, marktplaats, Ebay, Airbnb

  • Voordeel: Geen winst verliezen aan tussenpersoon
  • Transactiekosten (tijd èn inspanning) enorm verlaagd door komst internet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

SWOT-analyse: Omgevingsfactoren

A

=> Kansen/bedreigingen
Zijn niet of nauwelijks beïnvloedbaar door de onderneming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vijfkrachten model van Porter definitie:

A

De vijf elementen die van invloed zijn op de bedrijfsomgeving
(Meso -> in de bedrijfstak):

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Meso

A

=> in de bedrijfstak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vijfkrachten model van Porter, de 5 elementen die van invloed zijn op bedrijfsomgeving:

A

1) Macht van leveranciers
2) Macht van afnemers
3) Mate waarin substituten verkrijgbaar zijn
4) Concurrentie
5) Dreiging van nieuwe toetreders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

1) Macht van leveranciers

A

=> Veel of weinig, makkelijk overstappen, kan je het ook zelf maken, belang van bedrijfstak voor leveranciers

Een van de elementen die van invloed zijn op de bedrijfsomgeving (Meso => bedrijfstak)
=> Vijfkrachten model van Porter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2) Macht van afnemers

A

=> Marktomzet per afnemer, prijsgevoeligheid, overstapkosten, standaard product, transparantie over product en prijzen

Een van de elementen die van invloed zijn op de bedrijfsomgeving (Meso => bedrijfstak)
=> Vijfkrachten model van Porter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

3) Mate waarin substituten verkrijgbaar zijn

A

=> Aantal substituten, vervangingsmogelijkheden, verkrijgbaarheid en prijzen

Een van de elementen die van invloed zijn op de bedrijfsomgeving (Meso => bedrijfstak)
=> Vijfkrachten model van Porter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

4) Concurrentie

A

=> Hoeveel, marktleiders, concurrentiestrijd op prijs en kwaliteit, strategie van de concurrenten, groei in de markt

Een van de elementen die van invloed zijn op de bedrijfsomgeving (Meso => bedrijfstak)
=> Vijfkrachten model van Porter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Marketingstrategie:

A

plan om marketingdoelen te bereiken; positieve punten versterken en negatieve punten afzwakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

5) Dreiging van nieuwe toetreders

A

Entrybarriers = toetredingsdrempels:
- Kosten
- Kennis
- Patenten
- Schaalvoordelen
=> voordelen door vergroting productiecapaciteit, dus bestaande aanbieders in het voordeel, is er dan nog steeds voldoende vraag

Een van de elementen die van invloed zijn op de bedrijfsomgeving (Meso => bedrijfstak)
=> Vijfkrachten model van Porter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Klantwaarde:

A

Waarde van een product zoals de klant die waarneemt.
Verschil tussen opbrengsten en de kosten die klant ervaart
=> Niet alleen het product, maar ook organisatie eromheen, dus bijvoorbeeld: prijs, service, smaak, vorm, imago, gemak, geen kinderarbeid, etc.

=> Opbrengsten: behoeften, voordelen (gains), afhandeling, emotie.
=> Kosten: prijs, moeite, pijnpunten (pains)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waardepropositie:

A

wat biedt een organisatie aan: product, voordeelverschaffers (gain creators), pijnverzachters (pain relievers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Marketing Management:

A

het verbinden van klantwaarde en waardepropositie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Waardestrategieën
=> van Treacy en Wiersema: 1) Operational Excellence 2) Product Leadership 3) Customer Intimacy Je kiest één strategie om in te excelleren maar ook op de anderen moet je letten en goed zijn.
25
Operational Excellence:
Laagste kosten, minste tijd, grootste gemak. => Bijvoorbeeld: Hema, Coolblue, Dell, Ryanair, Basic-Fit en Aldi. Logistieke processen, efficiency => Een van de waardestrategieën van Treacy en Wiersema
26
Product Leadership:
Innovatieve producten. =>Bijvoorbeeld: Apple, Bang & Olufsen, HealthCity => Een van de waardestrategieën van Treacy en Wiersema
27
Customer Intimacy:
Focus op de klant. Goede klantrelatie en dienstverlening. => Bijvoorbeeld KLM/Air France en Van Lanschot Bankiers => Een van de waardestrategieën van Treacy en Wiersema
28
Marketingmix:
Een samenhangende toepassing van de 4 p’s: - Product - Prijs - Plaats - Promotie
29
4 p’s: Product, kenmerken:
- Merk. => Omdat: 1. Verhoogt herkenbaarheid 2. Geeft zekerheid 3. Haakt in op behoefte aan status - Garantie - Service => Bv ruilen - Kwaliteit
30
Paraplumerk:
Alle producten in productgroep hebben zelfde naam. => Calvé
31
Individueel merk:
Elk product heeft eigen merk.
32
Fabrikantenmerken, voordeel voor supermarkt
Fabrikant zorgt voor reclame en naamsbekendheid - A-merk - B-merk - C-merk
33
A-merk:
Hoge prijs, overal te koop, veel reclame voor. => Fabrikantenmerk
34
B-merk:
Lagere prijs, niet overal te koop, weinig reclame. => Fabrikantenmerk
35
C-merk:
Zeer lage prijs, beperkt verkrijgbaar, geen reclame. => Fabrikantenmerk
36
Winkelmerken, voordeel voor supermarkt:
=> detaillistenmerk. - Klantenbinding - Hogere winstmarges en lagere prijs => Dus meer omzet
37
Soorten prijspolitiek:
- Afroompolitiek - Penetratiepolitiek - Psychologische prijs
38
Psychologische prijs voorbeeld:
€9,99 i.p.v. €10,-
39
Afroompolitiek, Voorwaarden:
=> Geleidelijk verlagen van de prijs na de introductie Voorwaarden: - Nieuw product - Concurrentie mag niet snel reageren - Voldoende kopers bij elke prijs
40
Penetratiepolitiek, Kenmerken:
=> Door een lage prijs een groot marktaandeel proberen te krijgen. Kenmerken: - Product moet nieuw zijn - Introductieperiode kan verliesgevend zijn - Concurrenten worden afgeschrikt
41
Afroompolitiek, voordelen:
- Kosten uit introductiefase snel terugverdiend - Aantal kopers stijgt na verloop van tijd => Dan kunnen ook lagere inkomens kopen - Elke groep betaald wat zij ervoor over heeft
42
Afroompolitiek, nadelen:
- Hoge introductieprijs kan concurrentie uitlokken - Kopers die hoge prijs hebben betaald voelen zich belazerd
43
Penetratiepolitiek, voordelen:
- Kostenvoordelen => je gaat meteen op grote schaal produceren en verkopen - Snel marktaandeel door lage verkoopprijs - Minder concurrentie => Word afgeschrikt door lage prijs
44
Penetratiepolitiek, nadelen:
- Er was miss meer te verdienen met hoger prijs - Geeft geen goed imago aan je product
45
Promotie
= overbrengen van informatie naar de afnemers zodat de afzet stijgt
46
Persoonlijke verkoop:
Verkopen door persoonlijk contact => Vertegenwoordiger, telefonische verkoop, aan de deur
47
Massacommunicatie (reclame)
Niet-persoonlijke, betaalde promotie. => Individueel of collectief (gericht op lange termijn en grotere naamsbekendheid) of => Actiereclame (gericht op korte termijn en omzetvergroting)
48
Ideële reclame:
Wil gedrag of maatschappelijke opvattingen beïnvloeden. => Bv Siré Reclame Code Commissie heeft regels voor reclame vastgelegd: mag niet misleidend of kwetsend zijn.
49
Sponsoring, definitie en doelen:
=> Geld of producten geven in ruil voor publiciteit Doelen: 1. vergroten naamsbekendheid 2. ondersteunen maatschappelijk doel 3. verbeteren imago)
50
Public Relations:
Beïnvloeden van de mening van groepen mensen die van belang zijn voor onderneming . => Bv door persconferentie of excursie te verzorgen
51
Persoonlijke verkoop, kenmerken:
- Individueel gericht - Tweerichtingsverkeer - Directe persoonlijke benadering - Kosten per afnemer hoog - Tijdrovend
52
Massacommunicatie (reclame), kenmerken:
- Gericht op massa - Eenrichtingsverkeer - Onpersoonlijke benadering - Kosten per afnemer laag - Snel
53
Sponsoring, voordeel voor ontvanger (bv wielerploeg)
Meer financiële mogelijkeheden
54
Sponsoring, nadeel voor ontvanger (bv wielerploeg)
Sponsor wil invloed uitoefenen => in dit geval bv Jumbo op wielerploeg
55
Sponsoring, voordelen voor sponsor (bv Jumbo)
- Merknaam bekender - Imago verbetert => Goodwill kweken - Groot bereik
56
Sponsoring, nadelen voor sponsor (bv Jumbo)
- Herhaling noodzakelijk - Opbrengst moeilijk meetbaar - Negatieve publiciteit ontvanger slaat terug op jou
57
E-Marketing:
Alle bedrijfsactiviteiten die gericht zijn op de klantrelaties en de verkopen via internet, dus bijvoorbeeld:.
58
E-Marketing, voorbeelden:
- Adverteren met banners => Aanklikken advertenties - Zoekmachine marketing - Affiliate marketing - Gepersonaliseerde marketing - Sociale media marketing
59
Affiliate marketing:
Adverteren op (vergelijkings)site die doorverwijst naar eigen site. Als iemand op deze manier koopt krijg jij een deel van de opbrengst => (%, vast bedrag of ‘no cure no pay’).
60
Gepersonaliseerde marketing:
Op maat gemaakte mails, advertenties, aanbiedingen
61
Sociale media marketing, voorbeelden en voordelen:
=> Via Facebook, Twitter, LinkedIn, Instagram Voordelen: - Klantenbinding - Interactie mogelijk - Groot bereik - Heel gericht - Mogelijkheid tot doorsturen
62
Affiliate =
Degene die de advertentie op zijn website plaatst en dus mensen doorstuurt
63
Affiliate netwerk =
De tussenpersoon tussen (vergelijkings)site en adverteerder (meet aantal orders en regelt de betalingen)
64
Adverteerder =
Degene die adverteert
65
4p's: Plaats, soorten distributie:
- Directe distributie - Indirecte distributie => met tussenhandel
66
Directe distributie, voordeel:
- Winstmarge zelf houden - Weet snel wat consument wil - Onafhankelijk
67
Indirecte distributie opties:
- Kort kanaal => Weinig tussenhandelaren) of - Lang kanaal => Veel tussenhandelaren - Pushdistributie of - Pulldistributie
68
Breed of smal assortiment:
Hoeveel verschillende productgroepen er zijn => B.v. douchespul, shampoo, conditioner, deo
69
Diep of ondiep assortiment:
Hoeveel varianten er zijn binnen productgroep. => B.v. verschillende soorten shampoo.
70
Pushdistributie
- Stimuleren tussenhandel om product te verkopen - Gericht op tussenhandel - Product wordt door distributiebaan geduwd. => Ik benader de volgende in de keten, ik probeer mijn product in de groothandel te krijgen Bijvoorbeeld: kortingen, cadeaus, kredietverlening, aantrekkelijk winkelschap
71
Pulldistributie
- Stimuleren consument om naar product te vragen bij tussenhandel - Gericht op consument - Product wordt door distributiebaan getrokken => Ik benader de klant, de klant probeert mijn product in de groothandel te krijgen (klant gaat naar mijn product vragen) Bijvoorbeeld: reclame gericht op consument