4. Zelfmedicatie en responsie

Question 1

Wat is een definitie van pijn?

Answer 1

een onaangename sensorische en emotionele ervaring die in verband wordt gebracht met bestaande of dreigende weefselbeschadiging of wordt beschreven in termen van weefselbeschadiging.

Question 2

Via waar verloopt een pijnprikkel?

Leg het ook gedetailleerder uit:

Answer 2

Prikkel > ruggenmerg > hersenen

Nocireceptieve zenuwbanen geleiden pijnprikkels van de plaats van verwonding naar de schors van de hersenen. Neurotransmitters geven het signaal door

Question 3

Hoe werkt analgetica?

Answer 3

Pijnstillend

Question 4

Hoe werken anti-inflammatoire middelen?

Answer 4

Ontstekingsremmend

Question 5

Pijnstillend of ontstekingsremmend: Paracetamol

Answer 5

Enkel pijnstillend

Question 6

Pijnstillend of ontstekingsremmend: NSAID’s

Answer 6

Beide

Question 7

Pijnstillend of ontstekingsremmend: Prednisolon(=hormoon) cortico-steroïd

Answer 7

Ontstekingsremmend

Question 8

Pijnstillend of ontstekingsremmend (anders): Opioïden(synthetische opiaten zoals Fentanyl)

Answer 8

Overdracht van de pijnprikkel in de synaps wordt
geremd

Question 9

Pijnstillend of ontstekingsremmend (anders): Lokale anaesthetica bijv. lidocaïne

Answer 9

Blokkeren prikkeloverdracht door Ionkanalen

Question 10

Welke medicatie voorkomt arteriele stolsels?

Answer 10

TAR’s zoals ascal, clopidogrel
Voorkomt MI, HI

Question 11

Welke medicatie voorkomt veneuze stolsels

Answer 11

Anticoagulatia: Acenocoumarol (sintron, marcoumar), Vit-k-antagonist, NOAC of DOAC als
Rivaroxan

Question 12

Wat is het gevaar van Trombocytenaggregatieremmers (TAR)

Answer 12

Bloedingen

Question 13

Wat geeft een < 1 INR weer?

Answer 13

Verhoogde stolling

Question 14

Wat is een normale INR?

Answer 14

2-3

Question 15

Wat geeft een > 3 INR weer?

Answer 15

Verhoogde bloedingsneiging

Question 16

Wat kan er ontstaan bij veneuze stolsels?

Answer 16

Longembolie, trombose na hartklepoperatie

Question 17

Krijg je te maken met de trombosedienst bij gebruik van NOAC/DOAC (tablet)

Answer 17

Nee, alleen acenocoumarol (tablet)

Question 18

Hoe worden heparines (Fraxiparine) toegediend?

Answer 18

Subcutaan/intraveneus
(trombine activatie)

Question 19

In welke vorm van pijn voorkomen?

Answer 19

scherp, dof, “psychosomatisch”, acuut, chronisch, individueel

Question 20

Wat zijn 5 symptomen van een ontsteking(s-reactie)

Answer 20

• Rubor = roodheid
• Calor = warmte
• Dolor = pijn
• Tumor = zwelling
• Functio laesa = functieverlies

Door:
Vasodilatatie
Oedeem

Question 21

Waarin komt een corticosteroïd voor?

Answer 21

Inhalers (astma) of intraveneus

Question 22

Wat komt er vrij bij bij stress,
bijnierschorshormoon

Answer 22

Cortisol

Question 23

Bij een ontstekingsreactie komt het COX 1,2 enzym vrij. Dit zorgt ervoor dat prostaglandinen en tromboxanen komen vrij (“ontstekingsstofjes”).

Wat dempen de volgende medicamenten?
- NSAID’s:
- Acetylsalicylzuur (aspirine):

Answer 23

• Prostaglandinen
• Tromboxanen

Question 24

Wat breekt Prednison/ cortico-steroïd af en wat gebeurt er?

Answer 24

Zorgt voor afbraak van eiwitten en vorming
van glucose om op het moment van stress
energie te hebben

Ontstekingremmend, net als NSAID’s

Question 25

Wat doen opioïden?

Answer 25

opioïden bezetten opioïdereceptoren in het centraal zenuwstelsel

Question 26

Verschil tussen Diabetes Mellitis type 1 en 2:

Answer 26

• Diabetus Mellitus type 1:
  onvoldoende of geen productie van insuline (aangeboren)
  Medicatie: Insulines; dit zijn hormonen. Parenterale toediening van insuline
• Diabetus Mellitus type 2:
  Een probleem met betrekking tot de insuline-receptoren;
  De eilandjes van Langerhans in de pancreas maken voldoende insuline,maar
  lichaamscellen zijn resistent voor insuline (verworven). Buikvet.
  Medicatie: vaak Metformine oraal (glucoseproductie in de lever –),
  metaalsmaak.

Question 27

Wat reguleert het limbisch-systeem?

Answer 27

Emoties, stemming

Question 28

Hoe werken psychofarmaca (opioiden)

Answer 28

Ze binden aan receptoren > signaal neurotransmitter komt niet aan of wordt sterker. Kan op 2 manieren werken: Neurotransmitter
werking versterkt of
verzwakt.

Question 29

Neurofarmaca
Wat is een voorbeeld van anti-epileptica?

Answer 29

Valproïnezuur

Question 30

Wat kunnen 2 bijwerking zijn van Valproïnezuur

Answer 30

1. Droge mond
2. Verhoogde bloedingsneiging

Question 31

Waar doen anti-epileptica hun werk?

Answer 31

Op een
andere plek in de cortex dan
psychofarmaca.

Question 32

Welke neurofarmaca zijn er nog meer en welke bijwerking komt hier vaak bij voor?

Answer 32

Medicatie voor Parkinson en Dementie

Droge mond