11. Chronische ziekten Flashcards

1
Q

Wat is een andere benaming voor suikerziekte?

A

Diabetes mellitus = insuline te kort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee typen diabetes mellitus heb je en wat is het verschil?

A
  • Type 1 = absoluut gebrek aan insuline, lichaam maakt het niet aan (Ontstaat door erfelijkheid en auto-immuuniteit) = aangeboren
  • Type 2 = relatief gebrek aan insuline (insuline werkt minder goed), tekort in het lichaam, wel aangemaakt

TE VEEL GLUCOSE IN BLOED

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de normale waarde van de suikerspiegel?

A

normaal tussen de 4-8 mmol/l suikerconcentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen een hypo- en hyperglycemie?

A

hypo = te lage suikerspiegel waarde
hyper = te hoge suikerspiegelwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is glucose?

A

Glucose is een vorm van suiker, behoort tot de koolhydraten en heet in de voedingsmiddelenindustrie ook wel dextrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is glycogeen?

A

Glycogeen is een meervoudig vertakt polymeer van glucose, waarbij de glucose-eenheden, via glycogenese, aan weerszijden aan elkaar zijn gekoppeld. Glycogeen dient als energieopslag in dieren en schimmels, vergelijkbaar met zetmeel in planten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is glucagon en insuline?

A

Glucagon is een hormoon dat aangemaakt wordt in de alvleesklier, net als insuline. Glucagon verhoogt de bloedsuikerspiegel als die te veel zakt. Insuline en glucagon regelen samen de bloedsuikerspiegel. Insuline zorgt ervoor dat je lichaam glucose uit het bloed kan halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Er zijn 740.000 mensen met diabetes in NL. Hoeveel procent heeft type 2?

A

90%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is een normale glucosestofwisseling nodig?

A

Het is belangrijk voor de hersenen dat er een constante concentratie van glucose is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit is glucose afkomstig?

A

Voeding en opslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke factoren spelen mee voor de ontwikkeling van type 2?

A
  1. Aanleg (erfelijkheid)
  2. Leeftijd
  3. Overgewicht

Precieze oorzaak onduidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gevolgen diabetes mellitus type 1

A

Acuut: hypoglycemie / hyperglycemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eerste gevolgen diabetes mellitus type 2

A
  • Polydipsie: Door verlies glucose urine, meer water uitscheiding –> Dorst (vaak eerste symptoom bij type 2)

Glucose wordt uitgescheden door de nieren. De nieren wil een osmotisch evenwicht houden. De deeltjes die eruit gaan in dit geval glucose neemt water mee. Waardoor je dorst krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn latere gevolgen van diabetes mellitus type 2? (3)

A
  • Microangiopathie
  • Macroangiopatie
  • Neuropathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is microangiopathie?

A

Problemen met microcirculatie (kleine bloedvaatjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een voorbeeld van microangiopathie + uitgeleg?

A
  • Retinopathie= ziekte van de retina (netvlies)
  • Verwijding bloedvaten netvlies visusverlies, slecht zicht
  • Jaarlijks consult oogarts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is nefropathie?

A

nierziekte

De uitscheiding en werking van je nieren kunnen kapotgaan.

Uiteindelijk kan dit leiden tot nierinsufficiëntie, te veel afvalstoffen in het bloed.

Om dit tegen te gaan is een niertransplantatie nodig of dialyse (om de drie dagen in het ziekenhuis bloed laten filteren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn 2 voorbeelden van macroangiopathie en uitgelegd?

A
  1. Atherosclerose (verkalking van de vaten), dit leidt tot:
    * Ischemische hartziekten
    * Cerebrovasculaire accidenten
    * Vaatproblematiek extremiteiten (etalage benen) pijn in de benen
  2. Neuropathie
    * Minder gevoel in zenuwuiteinden, ziek zijn van de zenuwen met name de uiteinden. Je voelt in die puntjes veel minder goed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het doel van de behandeling van suikerziekte

A

Om de glucose levels binnen de norm te houden: 4-8 mmol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Behandeling diabetes mellitus type 1

A
  • je hebt een absoluut te kort aan insuline. Je Pancreas, alvleesklier produceert geen insuline.
  • Insuline toediening, regelmatige voeding, lichamelijk inspanning in balans, hou rekening mee dat als je sport, je meer glucose inneemt of minder insuline spuit.

(weinig verzadigde vetten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Behandeling diabetes mellitus type 2

A
  • Geen absoluut tekort, maar relatief (minder gevoelig voor insuline)
  • Oorzaak van mindere gevoeligheid als eerste aanpakken bij behandelen.
  • Overgewicht verminderen, meer bewegen, betere voeding
  • Geneesmiddelen
  • Insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarvoor zorgt lichamelijke activiteit?

A

Spieractiviteit verhoogt de insuline gevoeligheid > minder insuline nodig (cave hypo’s tijdens excessief sporten)

Normaal sporten is dus goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Geneesmiddelen bij diabetes mellitus type 2 (3)

A
  1. Metformine - Oraal bloedglucose verlagend
  • Remming gluconeogenese lever  minder glucose in bloed
  1. Sylfonuylureumderivaten (werkt niet bij type 1)
  • Stimuleren insuline afgifte  dus lager glucose in bloed (cave hypo’s!) niet teveel toedienen.
  1. Insuline (langwerkend en later kortwerkend) > kan voor hypo zorgen dus oppassen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gevolgen voor de mond (tandheelkunde) diabetes mellitus (5)

A
  • Xerostomie (polydipsie, dorst hebben en plassen, medicatie)
  • Caries risico (meer glucose aanwezig in speeksel , slechtere buffer)
  • Neuropathie, ook in mond. Tinteling, gevoelloosheid, minder spierspanning
  • Associatie met parodontitis
  • Candida infecties
25
Q

Waarvoor is COPD een verzamelnaam?

A
  • Chronische bronchitis

· Hardnekkige ontsteking van de luchtwegen met overproductie van slijm.
· Het slijm belemmert de uitstroom van lucht tijdens de ademhaling.

  • Longemfyseem

· Longblaasjes worden vernietigd.
· Longen verliezen hun elasticiteit, de longblaasjes scheuren en er ontstaan grote luchtholten.
· Er is minder longweefsel om zuurstof op te nemen en CO2 af te geven.

26
Q

Gevolgen COPD (3)

A
  • Afname longfunctie (kortademig). Afname gaat 8x sneller dan gezonde mensen
  • Problemen met sporten, traplopen, dagelijks leven
  • Frequent exacerbaties (longontstekingen) door bacterie / virus. Dan nog meer pus / zwelling. Acute ademnood.
27
Q

Hoe kan de diagnose COPD worden gesteld? (3)

A
  1. Patienten > 40 jaar
  2. Klachten van dyspneu, hoesten al of niet met slijm
  3. Rookhistorie of andere expositie
28
Q

Hoe kan je COPD behandelen? (3)

A
  • Stoppen met roken leidt tot verbetering prognose en mindere ziekte last
  • Voldoende beweging >150min/week (training conditie en dus ademcapaciteit)
  • Medicatie ter ondersteuning wanneer bovenstaande geen verlichting biedt (corticosteroïden)

Luchtwegverwijder = symptoombestrijder

29
Q

Welke soorten luchtwegverwijders zijn er?

A

Kort en lang werkende

30
Q

Wat kan een bijwerking zijn van luchtwegverwijders?

A

Tinteling/trillen handen

Dit stopt bij stoppen medicatie

31
Q

Wat kunnen bijwerkingen zijn bij het gebruikt van corticosteroïden? (2)

A
  1. Heesheid/keelpijn
  2. Candidiasis

Altijd spoelen na gebruik. Eventueel gebruiken voor maaltijd

32
Q

Gevolgen behandeling: xerostomie als gevolg van mondademhaling

A
  • Behandelsessies verkorten
  • Rechtop zitten of 45 graden
  • Wees terughoudend met adrenaline in verdoving
  • Geen tweezijdig mandibulair blok!! Ademproblematiek!
33
Q

Op welke mondafwijkingen hebben rokers meer kans? (3)

A
  1. Maligniteiten
  2. Leukoplakie
  3. Bij twijfel laesies die niet weg gaan, doorsturen
34
Q

Wat is hypertensie?

A

Hoge bloeddruk

35
Q

Wanneer heb je hypertensie?

A

Als je en/of hebt
Dus: Systolisch >140 of Diastolisch > 90

36
Q

Wat is een normale bloeddruk?

A

Systolisch: 120-129
Diastolisch: 80-84

37
Q

Is de systolische of diastolische bloeddruk een belangrijke voorspeller bij ouder wordende patienten?

A

De systolische bloeddruk

Prevalentie sterk gerelateerd aan ouder worden

38
Q

Hoeveel procent van de mensen die ouders zijn dan 60 jaar hebben hypertensie?

A

50%

39
Q

Wat zijn primaire oorzaken hypertensie (5)

A
  • Overgewicht
  • Alcoholisme
  • Diabetes Mellitus
  • Medicatie
  • Voeding (met name zoute drop!)
40
Q

Wat zijn secundaire oorzaken hypertensie (ziekteproces elders in het lichaam verantwoordelijk) (3)

A
  • Nierarterie stenose nier probeert bloeddruk omhoog te stuwen doordat ze ‘denken’ dat er een te lage bloeddruk is. omdat er een vernauwing is.
  • Bijnieraandoening
  • Nierziekte
41
Q

Wanneer krijg je klachten bij hypertensie?

A

Klachten ontstaan doordat organen op lange termijn schade ondervinden. Dus de organen zijn op lange termijn blootgesteld aan een te hoog bloeddruk. Hierdoor komen de symptomen. Eigenlijk is het vaak al te laat.

(geeft zelden klachten in het begin)

42
Q

Wat zijn lange termijn complicaties van hypertensie? (4)

A
  • Hersenen - CVA / TIA
  • Nieren - Nierfalen
  • Hart - Angina pectoris / ischemische hartzieken / hartfalen
  • Bloedvaten - claudicatio intermittens “etalage benen” constante druk verhoging in de bloedvat wat de wand kapot kan maken. Ook verkalking
43
Q

Wat zijn symptomen van hypertensie?

A
  • Gejaagdheid
  • Hartkloppingen
  • Hoofdpijn (niet bewezen oorzaak)
44
Q

Wat is oorzaak van claudicatio intermittens “etalage benen”?

A

Versnelde atherosclerose

45
Q

Wat is atherosclerose ?

A

Slagaderverkalking (atherosclerose) is een proces waarbij de wand van uw slagaderen door verkalking dikker wordt. Deze verdikking kan leiden tot vernauwing van het bloedvat en problemen geven met de doorbloeding van organen en weefsels.

46
Q

Waarom is bij hypertensie een optimale bloeddruk essentieel? (4)

A
  • Hypertensie geeft 2x hogere kans op claudicatio intermittens
  • Hypertensie geeft 3x hogere kans op ischemische hartziekte
  • Hypertensie geeft 5x hogere kans op hartfalen
  • Hypertensie geeft 8x hogere kans op CVA

Risicofactoren verhogen deze risico’s ook weer > vooral van 160 mmHg en roken!

47
Q

Behandeling hypertensie lifestyle en medicatie (2)

A

Lifestyle

  • Roken stoppen
  • Beweging
  • Gezonde voeding
  • Gewicht (BMI 20-25)

Medicatie

  • Cholesterol verlagers
  • Bloeddrukverlagers
48
Q

bijwerkingen in de mond van de medicatie van hypertensie? (3)

A
  • Xerostomie
  • Burning mouth syndrome
  • Parotis klier zwelling
49
Q

Wat kan er ontstaan bij Atherosclerose (verkalking van de vaten)
Noem er 3:

A
  • Ischemische hartziekten
  • Cerebrovasculaire accidenten
  • Vaatproblematiek extremiteiten (etalage benen) pijn in de benen
50
Q

Wat remt metformine precies (oraal)?

A

Remming gluconeogenese lever > minder glucose in bloed

51
Q

Bij welk type DM werkt Sylfonuylureumderivaten alleen?

A

Alleen bij type 2

52
Q

Waarvoor zorgen Sylfonuylureumderivaten?

A

Stimuleren insuline afgifte > dus lager glucose in bloed (cave hypo’s!) niet teveel toedienen.

53
Q

Waar moet je bij oppassen als je insuline toedient bij type 2?

A

Kan juist voor een hypo zorgen. Je hebt lang en kortwerkende

54
Q

Wat valt er onder SAMA
Waarbij kan dit worden gebruikt?

A

Kortwerkende muscarine-antagonist (parasympathicolytica)
Bij infrequente dyspeuklachten

55
Q

Wat valt er onder SABA
Waarbij kan dit worden gebruikt

A

Kortwerkende beta-2-agonist
Bij infrequente dyspneuklachten

56
Q

Wat valt er onder LAMA
Waarbij kan dit worden gebruikt?

A

Langwerkende muscarine-antagonist (parasympathicolytica)
Regelmatige of aanhoudende dyspneuklachten

Bij longaanvallen eventueel inhalatiecorticosteroïd

57
Q

Wat valt er onder LABA
Waarbij wordt dit gebruikt

A

Langwerkende beta-2-agonist
Regelmatige of aanhoudende dyspneuklachten

Bij longaanvallen eventueel inhalatiecorticosteroïd

58
Q

LABA + LAMA gebruik je bij:

A

Aanhoudende dyspneuklachen