4. onderzoeksvraag Flashcards

1
Q

waarom is het voor je onderzoeksvraag van belang om te weten wat voor soort onderzoek je houdt?

A

omdat er bij elk soort onderzoek een specifiek vraagtype hoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat bespreek je in de onderzoeksopzet (4)

A
  1. soort onderzoek (kwanti/kwali)
  2. dataverzameling (field-/deskresearch)
  3. dataomschrijving (welke data analyseren)
  4. analysemethode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

elementen vd vraagstelling =

A

PICO

patient, intervention, comparator, outcome

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

situationele vraagstukken =

A

plaats- en tijdgebonden

bv salmonelle epidemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

abstracte vraagstukken =

A

los van tijd en plaats.

bv veroorzaakt roken levercirrose?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de epidemiologische functie als formele notitie vd vraagstelling =

A

(P) (bv parodontitis bij volwassenen) = f (roken+niet roken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een belangrijke factor in zowel de interne validiteit als de generaliseerbaarheid vh oz?

A

de selectie vd onderzoekspopulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het domein =

A

een abstract begrip vh type persoon dat onderzocht zal worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe kan men het domein inperken?

A

door het te vernauwen met individuele kenmerken (bv leeftijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bronpopulatie =

A

het deel vd populatie geschikt om de onderzoeksvraag te beantwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

doelpopulatie =

A

deel vd populatie waarnaar men de resultaten vh onderzoek wil extrapoleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

steekproef =

A

de feitelijke onderzoekspopulatie

waarbij men daadwerkelijk informatie gaat verzamelen tbv het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kenmerken v/e geschikte onderzoekspopulatie (4)

A
  1. contrast in de determinant (alle waarden in voldoende mate aanwezig)
  2. vergelijkbaarheid vd groepen tav de andere determinanten dan de te onderzoeken determinant
  3. vergelijkbare kwaliteit vd diverse metingen
  4. zoveel mogelijk info per onderzoeksdeelnemer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stappenplan vd onderzoeksvraag =

A
  1. onderzoeksterrein verkennen
  2. onderzoeksterrein afbakenen
  3. conceptvraag formuleren
  4. conceptvraag toetsen aan een aantal eisen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

selectie v/e onderzoekspopulatie (3)

A
  1. domein afbakenen
  2. bronpopulatie kiezen
  3. steekproef
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de conceptvraag toetsen aan een aantal eisen =

A
  1. onderzoekvraag moet scherp geformuleerd zijn
  2. je onderzoeksvraag moet enkelvoudig zijn
  3. vraag mag niet naar de bekende weg leiden
  4. vraag mag niet uitgaan v foute veronderstellingen