18. toevallige fouten Flashcards

1
Q

man kan validiteit berekenen met 3 alternatieve verklaringen:

A
  1. toevallige fouten (onvoorspelbaar, niet controleerbaar)
  2. bias (door oz’er in design of verloop)
  3. confounding (missen v effecten tussen blootst, ziekte, en 3e variabele)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 bronnen v toevallige fouten:

A
  1. meetfouten (fouten in schatting blootstelling en ziekte)

2. variabiliteit in de steekproef bij selectie v subjecten voor het oz (waardoor niet representatief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

precisie =

A

= het ontbreken van toevallige fouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 manieren om precisie te verhogen en toevallige fouten te verminderen in een studie:

A
  1. grotere steekproefgrootte
  2. herhaling v meting binnen studie of volledige studie herhalen
  3. efficiënt studiedesign met maximale info voor een gegeven steekproefgrootte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 manieren v trekken v steekproef =

A
  1. random (eenvoudige/ gestratificeerde randomisatie)

2. niet-random

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

statische gevolgtrekking =

A

= proces van algemenen van steekproef naar bronpopulatie

basis hiervoor is waarschijnlijkheidstheorie, statistiek met P waarden en betrouwbaarheidsintervallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hypothese testen =

A

= het schatten vd rol van toevallige fouten in het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hypothese testen in 3 stappen =

A
  1. formuleren nulhypothese en algemene hypothese
  2. verklarende statistiek om compatibiliteit vd studieresultaten met de nulhypothese aan te tonen
  3. P-waarde bepalen: maat voor de waarschijnlijkheid dat het gevonden resultaat v oz berust op toeval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

P-waarde =

A

= maat voor de kans dat de nulhypothese ten onrechte is verworpen (wiskundig tussen 0 en 1)

  • P-waarde v 1 = aannemen dat het gevonden resultaat op toeval berust
  • P waarde dichtbij 0 = gevonden waarde duidt waarschijnlijk een associatie aan (0,05 = stat. signif.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

P-waarde v 1 =

A

aannemen dat het gevonden resultaat op toeval berust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

P waarde dichtbij 0

A

gevonden waarde duidt waarschijnlijk een associatie aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat wordt meestal gebruikt als de grens van statische significantie (bij P-waarden?)

A

= P = 0,05

-> P≤0,05= de kans dat het gevonden resultaat aan toeval te wijten is kleiner of gelijk aan 5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

P≤0,05 =

A

de kans dat het gevonden resultaat aan toeval te wijten is kleiner of gelijk aan 5% = statisch significant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

95% BI =

A

= 95% betrouwbaarheidsinterval / waarschijnlijkheid
= wanneer we het onderzoek 100 maal in dezelfde populatie met verschillende steekproeven zouden herhalen, 95 van de herhalingen een resultaat geven dat binnen het interval ligt
- zegt iets over de nauwkeurigheid vd studie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

betrouwbaarheidsgrenzen =

A

= De onder- en bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval
= nauwkeurigheidsmarges
-» hoe dichter grenzen bij elkaar liggen, hoe kleiner de interval = hoe nauwkeuriger de studie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

standaarddeviatie =

A

variabiliteit vd steekproef

17
Q

kenmerken normaalverdeling = (7)

A
  1. specifieke klokvorm, symmetrisch
  2. X-as = mogelijke waarden (horizontale as)
  3. Y-as = frequentie v elke waarde
  4. staarten raken niet aan de x-as
  5. het rekenkundige gemiddelde, mediaan en modus zijn gelijk
  6. vorm wordt bepaald door gemiddelde en standaarddeviatie
  7. biomedische variabelen (range, variantie, standaarddeviatie)
18
Q

binomiale verdeling =

A

= verdeling vh aantal successen (K) bij een kans (P) op op succes bij N herhalingen vh experiment

19
Q

kenmerken binomiale verdeling =

A
  1. random variabelen met 2 mogelijk discrete uitkomsten
  2. epidemiologie: ziek vs niet ziek
  3. succes = P, faling = 1-P
  4. K= successen in trials