17. confounding Flashcards
definitie confounding =
mixen van effecten tussen blootstelling, outcome en een derde externe variabele; de confounder
(associatie tussen blootstelling en effect is verstoord)
oorzaak van confounding =
ongelijk verdeelde karakteristieken tussen de beide onderzoeksgroepen
(niet de fout vd onderzoeker)
criteria voor een confounder =
- moet iets meer of minder voorkomen in de blootgestelde groep dan in de vergelijkingsgroep
- moet een onafhankelijke oorzaak of voorspeller zijn vd ziekte (oftwel associatie tussen confounder en ziekte aanwezig tussen blootgestelden en niet-blootgestelden)
stappen om te bepalen of een factor een cofounder is: ()
- onderzoeken v sterkte tussen confounder, associatie en ziekte (geen associatie gevonden= geen confounder) 2. Wel associatie = bepalen of aanwezig is bij blootgestelden of niet-blootgestelden (niet? = variabele is geen confounder) (wel? = nagaan associatie)
positieve confounding=
associatie is overdreven
negatieve confounding =
associatie is onderschat
confounding naar indicatie=
-> indicatie: reden waarvoor gm gegeven wordt
= behandeling heeft verschillende effecten naargelang de ziekte waar deze voor gegeven wordt
(komt veel voor in oz naar de effecten v medische behandelingen)
confounding door ernst =
-> ernst vd ziekte
- effectiviteit vd blijkt minder te zijn dan blijkt uit experimentele studiek
(bv ernst v depressie als confounder bij studie naar effect v antidepressivia op suiciderisico)
3 mechanismen om confounding te controleren :
(algemeen: literatuurstudie voorafgaand aan oz)
1. randomisatie
2. restrictie
3. matching
(in verschillende fasen: design, analyse en beiden)
randomisatie als manier om confounding te controleren =
= beperking v bias in toewijzing v proefpersonen aan interventie of controlegroep
- gebalanceerde verdeling v confounders
- voorwaarde: steekproef voldoende groot
restrictie als manier om confounding te controleren =
= toelating v subjecten tot de studie wordt beperkt volgens een specifieke categorie vd confounder (bv leeftijd 25-35)
- doel : kleinere variabiliteit vd confounder
- nadelen: studiesubjecten moeilijker te vinden, minder generaliseerbaar
matching als manier om confounding te controleren =
= matchen v beide groepen op 1 of meerdere confounders
= identieke confounder verdeling tussen blootgestelde en niet-blootgestelde groepen
- individuele matching en frequentiematching
- nadelen: duur en moelijk
-
individuele matching =
individuele subjecten identificeren voor vergelijking
frequentiematching =
balanceert proportie met confounder
matching als manier om confounder te controleren wordt aangeraden bij: (2)
- kleine case-control studies
2. wanneer confounder complex is (bv bepaald beroep)