4. Cardiovasculair systeem vervolg en Cardiovasculaire aandoeningen Flashcards

1
Q

Wat is er aan de hand bij hypertensie?

A

Hyper = verhoogde bloeddruk, tensie = spanning/ druk

AKA een te hoge bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer spreken we over hypertensie?

A

Te hoge bloeddruk (>140 mmHg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 2 bloedverdunners (medicijnen)

A
  1. Ascal (acetylsalicylzuur)

2. Plavix (clopidogrel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem 2 bloeddrukverlagers (medicijnen)

A
  1. Bèta-blokkers

2. ACE-remmers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvan is de regulatie van de bloeddruk afhankelijk? (3 + sub)

A
  1. Neurogene factoren
    - Drukreceptoren
    - Sympaticus (autonome zenuwstelsel)
  2. Hormonale factoren
    - Noradrenaline
    - Vasopressine
    - RAAS (nieren)
  3. Lokale factoren
    - Schade bloedvat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke cardiovasculaire aandoeningen kennen we? (7)

A
  1. Hypertensie
  2. Shock
  3. Ischemische hartziekten
  4. Hartfalen
  5. Ritmestoornissen
  6. Afwijkingen van de hartkleppen
  7. Infectieuze endocarditis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welk soort spierweefsel bestaat het hart?

A

Glad spierweefsel, dwarsgestreept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn Ischemische aandoeningen?

A

Onvoldoende doorbloeding van het weefsel: Aandoeningen waarbij te weinig zuurstof aanwezig is (weefsel sterft af)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke bloeddruk verhoging is ernstiger? Systolisch of diastolisch?

A

Systolisch (bovendruk) is erger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van hypertensie? (8)

A
  • Genetische aanleg
  • Overgewicht
  • Diabetes Mellitus
  • Orale anticonceptie
  • Bijnieraandoening
  • Nier arteriestenose (een vernauwing van de slagader naar een van uw nieren)
  • Roken, verhoogd cholesterol, alcohol
  • Maar… zelden is de oorzaak aan te tonen (5-10%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer kan een diagnose worden gesteld bij hypertensie?

A

Pas na meerdere metingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de behandelingen voor hypertensie? (4)

A
  1. Eventuele oorzaak behandelen
  2. Risicofactoren verminderen
  3. Leefregels aanpassen
  4. Medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke medicatie kan je nemen tegen hypertensie? (4)

A
  1. Diuretica (plastablet; overtollig vocht eruit)
  2. β-blokkers (blokkeren de sympathische bèta 2-receptoren)
  3. ACE-remmers (onderdrukken RAAS systeem-> meer vocht eruit)
  4. Calciumantagonisten (minder sterke contractie van het hart)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is het van belang dat er zo veel mogelijk vocht uit het lichaam gaat bij hypertensie?

A

Als er minder vocht is, is de hoeveelheid bloed ook minder. Het hart hoeft dan minder hard te werken en raakt dan niet overbelast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de bijwerkingen voor de mond, bij medicatie voor hypertensie? (2)

A
  1. Droge mond

2. Gingivahyperplasie (calciumantagonisten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van shock? (3)

A
  1. Ernstige allergische reactie
  2. Hartritmestoornis
  3. Bloedverlies
17
Q

Wat zijn symptomen van shock? (5)

A
  1. Verward
  2. Transpireren
  3. Grauwe huid
  4. Bloeddruk en pols zijn laag
  5. Flauwvallen
18
Q

Wat kan je doen bij een shock? (2)

A
  1. Arts waarschuwen

2. Bij bekende allergie: Epi-pen toedienen

19
Q

Wat is een shock?

A

Een reactie van je lichaam op een levensbedreigende situatie

20
Q

Wat zijn gevolgen van Ischemie? (4)

A
  1. Te weinig zuurstof
  2. Afvalstoffen hopen zich op
  3. Cellen kunnen afsterven
  4. Atherosclerose meestal de oorzaak van ischemische ziekten
21
Q

Wat is Angina pectoris?

Wat kan een oplossing zijn?

A
  • Hartkramp, pijn op de borst bij inspanning!
    Dit ontstaat door een vernauwing van een coronair (kransslagader). Tijdelijk te weinig zuurstof hartspier
  • Nitroglycerine onder tong > vasodilatatie
22
Q

Wat is een Myocardinfarct, wat gebeurt er en wat kan je toedienen (3)

A
  • Dit is een totale afsluiting van een coronair > geen zuurstof > weefsel sterft af)
  • Loskomen plaque in een bloedvat > stollingsreactie > verstopping
  • Antistollingsmiddel
23
Q

Wanneer kan er een ritmestoornis optreden

  • Te traag:
  • Te snel:
  • Onregelmatig:

Wat reset het hart?

A

Dit kan ontstaan als de SA knoop te traag/onregelmatig signalen vuurt

  • bradycardie
  • tachycardie
  • irregulair

AED

24
Q

Wat gebeurt er bij een klepafwijking?

A

Er is een vernauwing of lekkage. Het hart dient harder te werken om voldoende bloed rond te pompen

25
Q

Welke 2 vormen van een klepafwijking zijn er?

A
  1. Stenose: is een vorm van verkalking.
    - Hierbij hechten stoffen zich aan de kleppen,
    waardoor er verkalking kan ontstaan en hierdoor
    kan er vernauwing ontstaan.
  2. Insufficiëntie: is lekkage van de hartklep. De hartklep sluit niet meer volledig en er kan bloed terug ‘druppelen’.
26
Q

Waarvoor zorgt endocarditisprofylaxe bij een hartklepafwijking?

A

Dat een ontsteking aan de binnenkant van het hart voorkomen wordt

27
Q

Wat valt er onder Ischemische hartziekten? (3)

A
  • Angina pectoris
  • Myocardinfarct
  • Atherosclerose
28
Q

Leg uit wat er gebeurt al er een myocardinfarct optreedt:

A

Hierbij is er een (bloed)stolsel die ervoor zorgt dat een bloedvat wordt afgesloten. De kransslagader wordt afgesloten waardoor er geen bloed bij het weefsel kan komen. Hierdoor krijgt het weefsel onvoldoende zuurstof en zal het afsterven

29
Q

Is angina pectoris (POB) tijdelijk?

A

Ja

30
Q

Regulatie van de bloeddruk.
Wat valt er onder:
1. Neurogene factoren (2)

A
  • Baro(druk)receptoren

- Sympaticus (autonome zenuwstelsel)

31
Q

Regulatie van de bloeddruk.
Wat valt er onder:
2. Hormonale factoren (3)

A
  • Noradrenaline
  • Vasopressine
  • RAAS (nieren)
32
Q

Regulatie van de bloeddruk.
Wat valt er onder:
3. Lokale factoren

A

Schade bloedvat