11. Zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Het zenuwstelsel kan in 2 delen worden onderscheiden. Welke 2 delen?

A

Het centrale (schedel en wervelkolom) en perifere zenuwstelsel (tussen centraal en rest van lichaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar liggen de cellichamen van de zenuwstellen in het centrale zenuwstelsel?

A

In ruggenmerg en hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In hoeveel zenuwen kunnen we de hersenen en het ruggenmerg indelen?

A

12 hersenzenuwen & 30 ruggenmergzenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe lopen de ruggenmergzenuwen van ruggenmerg naar hersenen?

A

Tussen de wervelschijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de sensorische banen?

A

De afferente banen van het perifere zenuwstelsel naar de hersenen (info van zintuigen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de posterior rout?

A

Routes waarlangs zenuwbanen vanuit de organen het ruggenmerg intreden (afferente banen via achterste boog)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de blauwe baan? En waar is die voor?

A

De afferente banen

- Vervoeren informatie over pijn, temperatuur en scherpe harde pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar zijn de rode banen voor?

A

Deze geven informatie over de positie, trillingen en fijne aanraking (efferten motorisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen afferent en efferent?

A
Afferent = aanvoerende informatie
Efferent = afvoerende informatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soort zenuwbanen vervoeren afferente informatie?

A

Sensibele zenuwbanen (richting grote hersenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soort zenuwbanen vervoeren efferente informatie?

A

Motorische zenuwbanen (richting periferie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zijn korte zenuwbanen efferent of afferent?

A

Beide niet, zij verzorgen schakelingen binnen het CZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke 2 delen kunnen we het efferente deel van het perifere zenuwstelsel onderverdelen?

A

In het autonome en somatische zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen autonome en somatische zenuwstelsel?

A
Autonoom = onwillekeurig (gladde spieren, hart, klieren)
Somatisch = willekeurig (impulsen naar skeletspieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het autonome zenuwstelsel is in 2 delen onder te verdelen. Welke 2 delen?

A
  • Parasympatisch

- Sympatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen parasympatisch en sympatisch?

A
  • Parasympatisch = in rust (rest, digest)

- Sympatisch = activatie (fight, flight, fright, freeze)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In welke 2 delen is het somatische zenuwstelsel in te delen (op anatomisch gebied)?

A
  • Tractus cortico spinalis = aansturing willekeurige spieren vanuit ruggenmerg
  • Tractus cortico pulparis = aansturing spieren in hoofd en nek vanuit hersenstam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een reflex?

A

Een onwillekeurige reactie van spieren op een prikkel (rechtstreeks naar ruggenmerg en niet hersenschors)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de 4 belangrijkste hersenzenuwen?

A

N5. Nervus trigeminus
N7. Nervus facialis
N9. Nervus glossopharyngeus
N12. Nervus hypoglossus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De n. trigeminus heeft 3 aftakkingen. Welke?

A
  • N. opthalmicus
  • N. maxillaris
  • N. mandibularis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat een zenuwcel?

A
  • Cellichaam/soma
  • Axonen (van zenuwcel af)
  • Dendrieten (naar zenuwcel toe)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke uitlopers zijn meer vertakt, die van de axon of dendriet?

A

Die van een dendriet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe verloopt een impulsoverdracht?

A

Via een synaps, waarbij de neurotransmitter wordt uitgescheden dmv secretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn neurotransmitters?

A

Signaalstoffen die in synapsen zenuwimpulsen overdragen tussen zenuwcellen (neuronen) in het zenuwstelsel of die impulsen overdragen van motorische zenuwcellen op spiercellen of van zenuwcellen op sensorische zenuwcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welk neurotransmitter wordt gebruikt in het somatische (willekeurig) zenuwstelsel?

A

Acetylcholine

26
Q

Naast neuronen bevat het centrale zenuwstelsel nog andere cellen. Hoe heten deze en wat is de functie ervan?

A

Gliacellen: ondersteunen de neuronen

27
Q

Noem 2 soorten gliacellen in CZS, de functie ervan en waar ze zitten

A
  • Oligodendrocyt: omgeven neuronen en uitlopers van neuronen met myelineschede (elektrische isolatie)
  • Astrocyt: stervormig, liggen tussen een bloedvat en zenuwcel en maken daarmee deel uit van een bloed-hersen barrière (stoffen vanuit bloed niet direct naar hersenen) - bevinden in CZS
28
Q

Noem een gliacel in het perifere zenuwstelsel & de functie ervan

A

Schwann cel of Cellen van Schwann - verzorgen de myelinisatie in het PZS & zorgt voor een snellere impulsoverdracht

29
Q

Waarom zorgen Schwann cellen voor een snellere impulsoverdracht?

A

De geïsoleerde stukjes kunnen worden overgeslagen en dat scheelt tijd

30
Q

Uit welke fasen bestaat een actiepotentiaal?

A

Actiefase & refractaire periode (herstelfase)

31
Q

Bij hoeveel mV (voltage) ontstaat een actiepotentaal?

A

+30 mV

32
Q

Waarom bevindt zich een bloed-hersenbarrière

A

Omdat het van belang is dat stoffen zich niet gaan opstapelen in de hersenen/niet binnen kunnen komen. Er is dus letterlijk een grens tussen hersenen en de hersenen

33
Q

Waarvan wordt gebruik gemaakt op een axon om het signaal te versnellen?

  • Perifeer zenuwstelsel:
  • Centraal zenuwstelsel:

Wat vormen deze cellen samen en wat is hiervan de functie?

A
  • Schwann-cellen
  • Oligodendrocyten
  • Deze cellen maken een myelineschede om de axon, waardoor het actiepotentiaal sneller gaat. Maakt sprongen tussen de scheden in plaats van over de gehele axon
34
Q

Wat zijn de astrocyten in zenuwweefsel?

A

Dit zijn steuncellen die zorgen al alles een beetje op z’n plek blijft

35
Q

Leg uit hoe een actiepotentiaal verloopt in 6 stappen:

A
  1. In de synaps (zenuwuitlopers) komt het actiepotentiaal aan
  2. Dit zorgt voor de instroom van calcium (Ca+) in de cel
  3. Leidt tot een andere balans in de cel
  4. Hierdoor komen neurotransmitters vrij
  5. Zorgt ervoor dat op het membraan van de volgende cel kanaaltjes open gaan
  6. Hierdoor kan het signaal doorgegeven worden
36
Q

Er zitten verschillen tussen zenuwcellen onderling. Ze gebruiken andere neurotransmitters. Noem er 3

A
  • Ach = acetylcholine
  • NE = norepinephrine
  • Epi = epinephrine
37
Q

Welke 8 aandoening kent het zenuwstelsel?

A
  • Multiple Sclerose (MS)
  • CVA/TIA
  • Parkinson
  • Huntington
  • Dementie/alzheimer
  • Epilepsie
  • Myasthenia gravis
  • Amyotrofe laterale sclerose
38
Q

Wat is Multiple Sclerose (MS). Wat is de oorzaak?

A

Een ontstekingsproces waarbij de myelineschede en de oligodentocyten zijn aangedaan (signaal komt heel langzaam of niet aan)
- Demyelinisatie CNS

De oorzaak is een auto-immuunreactie tegen myeline

De aandoening is alleen te remmen met medicatie

39
Q

Waarom is de cirkel van Willis erg belangrijk in de hersenen (bloedvoorziening)?

A

Hierdoor is er een verbinding tussen links en rechts

40
Q

Hoe komt het bloed de hersenen binnen?

A
  1. a. vertebralis komt (van L en R) het hoofd binnen en vormt samen de a. basillaris
  2. de a. basillaris en a. arotis vormen samen de Cirkel van Willis
41
Q

CVA (bloeding)=

TIA (ischemisch)=

A
  • cerebrovasculair accident

- transient ischemic attack (symptomen <24 uur ophouden)

42
Q

Wat is het verschil tussen een CVA en TIA

A

Klinische gezien is er geen verschil maar een CVA is een bloeding (knapt, bloed stoomt de hersenen in) en TIA een bloedpropje

43
Q

Wat zijn symptomen van een CVA of TIA en wat zijn de oorzaken?

A
  • halfzijdige verlamming, spraakstoornissen, gezichtsvelduitval, gevoelsstoornissen (afhankelijk van verzorgingsgebied bloedvat)
  • hypertensie, roken, diabetes mellitus, cholesterol, ongezonde voeding.
44
Q

Wat is sclerose

A

demineralisatie (myelineschede)

45
Q

Hoe herken je een beroerte?

A

FAST: face-arm-speech-time-test

46
Q

In het ziekenhuis moet zo snel mogelijk een scan wordenn gemaakt om na te gaan of het een TIA of CVA betreft.

Welke medicatie geef je bij een TIA en iCVA?

A
  • Bloedverdunners en antistolling bij iCVA
47
Q

Wanneer kan een CVA of TIA patiënt niet behandeld worden?

A

> 3nd niet electief behandelen

Eerste tijd na CVA niet behandelen

48
Q

Wat is de basale ganglia?

Wat zijn de functies (4)?

A

Dit zijn kerngebieden in de hersenen

  1. Aansturen van spontane bewegingen
  2. Automatisch handelen
  3. Integratie en motoriek (invloed op piramidebaan)
  4. Expressie van emotie; door samenwerking met het limbisch systeem
49
Q

Wat is er aan de hand bij de ziekte van Parkinson?

A

De substantia nigra werkt niet meer goed, waardoor zenuwcellen afsterven. De productie van dopamine wordt hierdoor minder > trillen tot gevolg

50
Q

Wat zijn symptomen van Parkinson?

Wat zijn de effecten op de mond?

A
  • Rigiditeit (= starheid), akinesie (= moeite met bewegingen), maskergelaat, rusttremor
  • Problemen met speekselvloed en slikken
51
Q

Wat kunnen oorzaken van Parkinson zijn?

Hoe kan je het onderdrukken?

A
  • Erfelijkheid, omgevingsfactoren

- Toediening van dopamine

52
Q

Wat is er aan de hand bij de ziekte van Huntington?

A

Zenuwcellen in de hersenen zijn kapot (vaak na 30e levenjaar)

53
Q

Wat zijn symptomen van de ziekte van Huntington?

Wat kunnen oorzaken zijn?

A
  • persoonlijkheidsveranderingen, chorea (= plotselinge bewegingen), dementie, agressie, spraak- en slikproblemen
  • erfelijk, er is een CAG-repeat waardoor er een volledig ander eiwit tot expressie komt

Mensen moeten uiteindelijk naar verpleeghuis

54
Q

Wat is het limbisch systeem?

A

Ligt centraal in de hersenen, is betrokken bij emoties, geheugen, leren, motivatie, herinneringen en seksueel gedrag.

55
Q

Uit welke 5 onderdelen bestaat het limbisch systeem en wat doet het?

A
  • Schakelcentrum voor het geheugen: door hippocampus
  • Evaluatie beloning en straf: door gyrus cinguli
  • Regulatie autonoom zenuwstelsel: door hypothalamus
  • Agressie en angst: door amydala
  • Affectieve beslissingen: door cortex orbitofrontalis
56
Q

Wanneer ontstaat dementie en wat gebeurt er?

A

Dit ontstaat wanneer het limbisch systeem achteruit gaan (ook wel alzheimer)
De hersenen nemen af in grote, zenuwcellen vervallen en de functies die daarbij horen vallen uit

57
Q

Waarvoor zorgt de n. trigeminus? (2)

A
  1. Sensorisch: het gevoel in het gezicht en mond

2. Motorisch: stuurt de kauwspieren aan

58
Q

Waarvoor zorgt de n. facialis (3)

A
  1. Sensorisch: smaak
  2. Motorisch: gezichtsspieren aansturen (mimiek)
  3. Parasympatisch: traan- en speekselklieren
59
Q

Wat doet de n. glossopharyngeus (2)

A
  1. Sensorisch: smaak

2. Motorisch: keelspieren aansturen

60
Q

Wat doet de n. hypoglossus (1)

A

Tongspieren aansturen