12. Tractus urogenitalis Flashcards

1
Q

Welke 6 deelfuncties hebben de nieren?

A
  • Samenstelling van bloed (filtratie, terugresorptie, excretie)
  • Regulatie van bloeddruk
  • pH-regulatie (zuur-base-evenwicht)
  • Erytropoëse (productie van epo)
  • Vitamine-D-stofwisseling (omzetten vit D in actieve vorm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de belangrijkste functie van de nieren?

A

Homeostase (constant houden van inwendig milieu)

Filtratie van het bloed, verwijderen van afvalstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe gaat het proces van door de nieren gevormde urine naar buiten?

A

Nieren > ureters (urineleiders) > blaas > urethra (urinebuis) > buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welke 3 lagen bestaat de nier van buiten naar binnen (macroscopisch)?

A
  • Cortex renalis/nierschors
  • Medulla renalis/niermerg
  • Pyelum/nierbekken (Calyx’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar bevinden de nefronen (filters) zich?

A

In de piramides van de nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een nier is opgebouwd uit één miljoen microscopische niereenheden. Hoe heten deze eenheden?

A

Nefronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welk onderdeel wordt het bloed gefilterd?

A

In de glomerulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarin wordt het gefilterd bloed verzameld?

A

In de nierbekken > uiteindelijk naar blaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar worden de uitgefilterde srtoffen opgevangen? (na glomerulus)

A

Kapsel van Bowman

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er na het kapsel van Bowman en wat vormt het?

A

De stoffen komen in de proximale tubuli terecht, dit vormt de voorurine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar is een nefron uit opgebouwd (microscopisch)? (5)

A
  • Kapsel van Bowman
  • Proximale tubulus
  • Lis van Henle
  • Distale tubulus
  • Verzamelbuis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke arteriolen stromen bloed naar de nier toe en van de nier af?

A

Toevoer: Afferente arteriole
Afvoer: Efferente arteriole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke 4 onderdelen van het nierlichaampje vindt terugresorptie plaats?

A

In proximale tubulus, lis van Henle, distale tubulus en verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke 3 processen bestaat de werking van de nier/nefron?

A
  • Ultrafiltratie
  • Terugresorptie
  • Excretie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat het kapsel van Bowman?

A

De glomerulus (een kluwe van capillairen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat de capillaire wand en waar zorgt dit voor?

A

Kleine gaatjes, grote moleculen kunnen er niet doorheen (zoals eiwitten) maar vocht en kleine moleculen wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

180 liter per etmaal

Er moet ongeveer 178,5 liter worden teruggeresorbeerd. Hoe is de hoeveelhied terugresorptie verdeeld + percentages? (3)

A
  1. 80% in de proximale tubulus
  2. 6% in de lis van Henle
  3. 14% in distale tubulus en verzamelbuis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoeveel liter plas je ongeveer per dag?

A

1,5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke stoffen worden teruggeresorbeerd in de proximale tubulus?

A

Natrium & chloride & (door resorptie van natrium wordt de osmotische waarde van bloed hoger & urine lager > water terugresorptie) H2O, maar ook glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke stof wordt teruggeresorbeerd in de dalende tak van de lis van Henle?

A

Alleen H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke stoffen worden teruggeresorbeerd in de stijgende tak van de lis van Henle?

A

Zouten (Na+, Cl-, K+, Ca2+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Is de opname uit de distale tubulus een actief of passief proces?

A

Actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke hormonen regelen de opname uit de distale tubulus?

A

Aldosteron & Parathormoon (PTH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waardoor wordt de bloeddruk op korte termijn gereguleerd?

A

Door baroreceptoren in de aorta en het atrium, via sympatisch systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waar gaat de aanmaak van omhoog op het moment dat je een lage bloeddruk hebt?

A

Renine-aanmaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Leg in het kort uit wat er gebeurt in het RAA-Sytsteem (4):

Wordt gedaan bij een lage tensie (tensie verhogen =)

A
  1. Nieren produceren renine
  2. Renine zet angiotensionogeen in de lever (bloed) om naar angiotensine I
  3. Longen zetten angiotensine I om in angiotensine II (dit doet het ACE-enzym)
  4. Angiotensine II zorgt voor:
    - vasoconstrictie (vernauwing) > stijging tensie
    - aldosteronproductie in bijnier
    - grotere Na (natrium) terugresorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarvoor zorgt angiotensine II? (4)

A
  • Vaatvernauwing > stijging tensie/bloeddruk
  • Aldosteronproductie in bijnier > grotere natrium terugresorptie > stijging tensie
  • Het sympatisch zenuwstelsel activeren
  • Activeren van de hypofyse om ADH af te geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat doet aldosteron (en ADH) (3)

A
  • Zorgt voor natrium terugresorptie
  • Uitscheiding van kalium
  • Vasoconstrictie

Verhoogt tensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welk hormoon controleert de resorptie van water uit de distale tubulus en verzamelbuisjes?

A

ADH (antidiuretisch hormoon) - meer ADH > meer terugresorptie van water en ureum door verhoogde permeabiliteit voor beide stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat doet een ACE-remmer?

A

Verlaagt de bloeddruk. Het ACE systeem wordt geremd (terugresorptie water)

(Bloeddrukverlagende medicatie die de omzetting naar Angiotensine II blokkeren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wanneer wordt ADH afgegeven door de neurohypofyse?

A

Als de osmotische waarde van bloed verhoogd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waar is het hormoon parathormoon (PTH) van afkomstig? En wat regelt het?

A

Uit de bijschildklieren

Het bevordert de terugresorptie van calcium- en magnesiumionen + fosfaatexcretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat doet renine?

A

Het enzym zorgt voor de omzetting van angiotensionogeen (in lever gevormd) in angiotensine 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Waarin en waar wordt angiotensine 1 omgezet?

A

In de longen in angiotensine 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is het RAAS-systeem?

A

Een hormonaal systeem die de bloeddruk reguleert in het lichaam. De nieren spelen hierin een centrale rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is erytropoëse?

A

De vorming van erytropoëtine (epo)

37
Q

Wat is epo?

A

Hormoon dat het rode beenmerg stimuleert om erytrocyten te produceren (voor transport O2)

38
Q

Wanneer wordt epo geproduceerd?

A

Als er sprake is van hypoxie (zuurstoftekort)

39
Q

Hoe verloopt het proces van hypoxie tot meer O2 in het bloed?

A

Hypoxie > productie epo (in nieren) > productie nieuwe erytrocyten in rode beenmerg > meer O2 in bloed

Meer rode bloedcellen: meer O2 bindt aan hemoglobine

40
Q

Hoe komt vitamine D het lichaam binnen?

A

Dmv voedsel of onder invloed van uv-licht onder de huid (vitamine D3)

Met name zon!

41
Q

Wat wordt er met de vitamines gedaan in het lichaam?

A

Na opname naar de lever en vervolgens naar de nier getransporteerd: in de nier actieve vorm aangemaakt

42
Q

Hoe wordt de actieve vorm van vitamine D in de nier ook wel genoemd?

A

Calcitriol

43
Q

Hoe wordt vitamine D verwerkt in het lichaam. Leg uit in 3 stappen

A
  1. Komt binnen via UV-licht of voeding (huid maakt vit. D aan)
  2. Wordt via de lever naar nier getransporteerd
  3. Nier zet het om in de actieve vorm = calcitriol
44
Q

Wat reguleert calcitriol?

A

Samen met het PTH-hormoon de calciumspiegel in het bloed (van belang voor botkwaliteit)

45
Q

Noem 4 aandoeningen aan de nieren:

A
  • Nierstenen
  • Niercelcarcinoom (Grawitz tumor)
  • Urineweginfecties
  • Nierinsufficiëntie
46
Q

Wat zijn symptomen van nierstenen (3)?

A
  • Koliekpijnen(aanvallen) > hevige pijn waarbij je druk gaat bewegen
  • Misselijk (soms braken)
  • Hematurie (bloed in urine)
47
Q

Wat zijn oorzaken van nierstenen?

A

Opstapeling van stoffen (calcium, oxaalzuur, urinezuur) of verandering pH van urine

48
Q

Wat is de behandeling tegen nierstenen? (5)

A
  • Pijnstillers
  • Spasmolytica (tegen krampen)
  • Niersteenvergruizing
  • Operatief
  • Veel water drinken!
49
Q

Wat zijn symptomen van een niercelcarcinoom? (3)

A
  • Pijn
  • Macroscopische hematurie (bloed in urine)
  • Algehele malaise

M>V >50

50
Q

Wat zijn behandelingen bij een niercelcarcinoom?

A
  • Verwijderen van nier (operatief)

- 5 jaars overleving (80% wanneer de kanker niet is uitgezaaid, indien meta’s 10%)

51
Q

waar kunnen uitzaaiingen terechtkomen (metastasen)?

A

Mandibula en maxilla

52
Q

Wat zijn symptomen (4) bij een urineweginfecitie?

A
  • Dysurie > pijn bij plassen
  • Pollakisurie > vaak plassen
  • Buikpijn
  • Koorts
53
Q

Wat zijn oorzaken (3) van een nierweginfectie?

A
  • Bacterie die uit e. coli komt
  • SOA > chlamydia
    V > M
54
Q

Wat te doen bij een urineweginfectie? (3)

A
  • Veel drinken
  • Volledige lediging van de blaas
  • Antibioticakuur
55
Q

Waar kan een urineweginfectie toe leiden?

A

Sepsis (ernstige infectie) - leven in bloed

56
Q

Wat is een nierinsufficiëntie?

A

Vermindering nierfunctie

57
Q

Wat zijn de symptomen van nierinsufficiëntie (nierfalen) (7)

A
  • Oedeem (vochtvasthouding)
  • Hypertensie
  • Anemie (bloedarmoede)
  • Braken en jeuk
  • Acidose
  • Xerostomie (droge mond)
  • Ammoniakgeur
58
Q

Wat is de oorzaak van nierinsufficiëntie (3)

A
  • Verminderde doorstroming
  • Nierschade
  • Nierstenen, tumoren
59
Q

Wat te doen bij nierinsufficiëntie (4)

A
  • Herstellen vochtbalans
  • Herstellen elektrolytenbalans door dieet of medicatie
  • Hemodialyse
  • Niertransplantatie
60
Q

Welke 2 voortplantingsaandoeningen zijn er?

A
  • Prostaatcarcinoom

- Baarmoederhalskanker

61
Q

Wat zijn symptomen van een prostaatcarcinoom?

A
  • Zwakke straal met plassen
  • PSA (stofje in bloed) verhoogd
  • Langzame groei
62
Q
  • Wat zijn oorzaken van een prostaatcarcinoom?

- Wat te doen bij een prostaatcarcinoom?

A
  • Tumor (vaak mannen op leeftijd)

- Niks te doen, tenzij er klachten zijn

63
Q
  • Wat is een ander woord voor baarmoederhalskanker?

- Waar bevindt een cervixcarcinoom zich?

A
  • Cervixcarcinoom (uitstrijkje)

- Overgang van baarmoeder naar vagina (baarmoederhals)

64
Q

Welk virus speelt een rol bij het ontstaan van een cervixcarcinoom?

A

HPV

65
Q
  • Wat zijn de symptomen van een cervixcarcinoom? (3)

- Wat te doen/behandeling bij een cervixcarcinoom? (2)

A
  • Contactbloedingen
  • Intermenstruele bloedingen
  • Abnormale vaginale afscheiding
  • Operatief verwijderen
  • Bij uitzaaiingen: chemotherapie of bestraling
66
Q

Wat houdt conceptie in?

A

Geslachtelijke voortplanting: eicel + zaadcel > versmelting tot zygote

67
Q

Wat is de functie van de prostaat?

A

Produceert een derde van de zaadvloeistof samen met de vloeistof uit de zaadblaasjes > zorgt voor juiste pH voor activering van de zaadcellen

68
Q

Wat voor type tweeling ontwikkelt kan zich uit een zygote ontwikkelen?

A

Een eeneiige-tweeling (zelfde genenpakket)

69
Q

Welk geslachtshormoon ontwikkelt de vrouw?

A

Oestrogenen

70
Q

Welk geslachtshormoon ontwikkelt de man?

A

Testosteron

71
Q

Benoem de 4 inwendige geslachtsorganen

A
  • Ovaria (eierstoken)
  • Eileiders
  • Uterus (baarmoeder)
  • Vagina
72
Q

Benoem het uitwendige geslachtsorgaan

A

Vulva (schaamlippen)

73
Q

Elke maand komt een follikel tot rijping. Welk hormoon zorgt hiervoor?

A

FSH (follikel stimulerend hormoon)

74
Q

Hoe wordt de eisprong ook wel genoemd?

A

Ovulatie

75
Q

Wat gebeurd er met een eicel als er geen bevruchting plaatsvind?

A

De eicel wordt door de wand van de eileiders geresorbeerd + dikke slijmvlies in baarmoeder wordt uitgescheden (menstruatie)

76
Q

Uit welke 3 lagen bestaat de uterus?

A
  • Endometrium: dikke slijmvlieslaag aan binnenkant
  • Myometrium
  • Perimetrium: slijmvlies
77
Q

Voor de productie van welk hormoon zijn de eierstokken verantwoordelijk? En wat doet dit hormoon?

A

Oestrogeen, voor secundaire geslachtskenmerken

78
Q

Waaruit bestaat het mannelijke geslachtsorgaan? (6)

A
  • Testes (zaadballen)
  • Epididymis (bijballen)
  • Ductus deferentes (zaadleiders)
  • Vesiculae seminalis (zaadblaasjes)
  • Prostaat
  • Penis
79
Q

Een deel van de vorming van een zaadcel wordt in de testes gedaan. Hoe verloopt de vorming daar?

A

Spermatogien > primaire spermatocyten > secundaire spermatocyten > spermatiden > spermatozoön

80
Q

Waar wordt een spermatozoön verder gerijpt?

A

In de epididymis (bijballen) tot zaadcellen

81
Q

Kost het ultrafiltratieproces energie?

A

Nee

82
Q

Zowel terugresorptie als het excretieproces zijn selectieve processen. Wat houdt dit in?

A

Het is een actief proces waar zuurstof bij nodig is

83
Q

Waar is het hormoon aldosteron van afkomstig? En wat regelt het?

A

Uit de bijnier & regelt de Na+-terugresorptie & K+-uitscheiding

84
Q

Waar hangt de snelheid van ultrafiltratie vanaf? (4)

A
  • Bloeddruk
  • Colloïd-osmotische druk (eiwitten van bloed)
  • Kapseldruk (waterdruk) van voorurine
  • COD in kapsel (normaal verwaarloosbaar, voorurine bevat nauwelijks eiwitten)
85
Q

Waar ligt de nefron?

A

Cortex

86
Q

Waar ligt de proximale tubulus?

A

Cortex

87
Q

Waar ligt de lis van Henle?

A

Geheel of grotendeels in de medulla

88
Q

Waar ligt de distale tubulus?

A

Cortex

89
Q

Waar ligt de verzamelbuis?

A

Medulla