3.5 Distributie Flashcards
Wat wordt er verstaan onder distributie van het farmacon?
De verdeling van het farmacon over het bloed en de verschillende weefsels in het lichaam.
Distributie via eiwitbinding, leg uit.
Een deel van het farmacon zal zich in de bloedbaan binden aan plasma-eiwitten.
Verklaar de term reversibele binding.
De binding aan plasma-eiwitten is vrijwel altijd omkeerbaar
Welke wet volgt de eiwitbinding?
Leg uit.
De wet van massawerking
F+P <–> FP
F = concentratie van ongebonden farmacon in het plasma - = vrije farmacon
P = concentratie van het plasma-eiwit
FP = concentratie van het farmacon-plasma-eiwit complex = het gebonden farmacon
Welke fractie kan de farmacologische werking uitoefenen?
Enkel de vrije fractie > niet-gebonden kan in interactie gaan met de weefsels
Wat is affiniteit?
Bindingsneiging
Gaat een farmacon eerder aan plasma-eiwitten of aan receptoren binden?
Eerder aan receptoren.
Lagere affiniteit voor plasma-eiwitten.
Leg het principe “recht evenredig met plasmaconcentratie” uit.
- De aan plasma-eiwitten gebonden GMmoleculen zijn NIET beschikbaar voor diffusie en interactie
- Ongebonden/vrije fractie die constant en klein is, wordt verdeeld over de weefsels
- Concentratie daalt door de afgifte
- Plasma-eiwitten gaan de gebonden fractie loskoppelen = terug vrije fractie in het plasma
–> Evenwicht tussen de gebonden hoeveelheid en vrije fractie.
Vat de eiwitbinding samen.
- Lage affiniteit
- Compleet reversibel
- Recht evenredig met de concentratie in het plasma
Wat zijn de gevolgen van een hoge bindingsneiging?
Een kleine hoeveelheid vrije fractie > farmacon die zijn werking kan uitoefenen is klein > trager effect maar van langere duur door trager metabolisme en eliminatie
Wat zijn de gevolgen van een lage bindingsneiging?
Een grote hoeveelheid vrije fractie > Een vrij snel en sterk, groot effect > effect van korte duur door veel vrije fractie door verhoogde metabolisatie en eliminatie
Wanneer kan een eiwitbinding abnormaal laag zijn?
- Bij zwaar eiwittekort
-
Competitie met andere medicijnen
–> meer vrije fractie en groter effect
Welke medicatie kan gevaarlijk zijn bij hoge affiniteit met eiwit + klein verdelingsvolume?
- Orale anticonceptiva
- NSAID
- Salicylaten
- Orale anticoagulantia
- Orale antidiabetica
Weefselbinding of weefselophoping, leg dit uit.
De mate waarin een farmacon de neiging heeft zich aan een weefsel te binden en daar op te hopen.
Wat zijn de voorwaarden voor weefselbinding?
- Enkel de vrije fractie kan zich binden aan weefsel
- Binding is afhankelijk van:
- de ionisatiegraad
- het moleculair gewicht
- de vetoplosbaarheid van het farmacon
Waar zal het farmacon zich in eerste instantie verdelen?
De best doorbloede weefsels/organen:
- hart
- hersenen
- longen
- lever
- nieren
= het eerste compartiment
Waar zal het farmacon zich in tweede instantie verdelen?
De minder goede doorbloede organen:
- vetweefsel
- skeletspieren in rust
- huid
= het tweede compartiment
Wat wordt er onder depotvorming gezien?
Sommige geneesmiddelen hebben voorkeur voor bepaalde cellen, zoals vetcellen. Een deel van de vrije fractie zal zich in die cellen opstapelen zonder er werking uit te voeren.
–> daling van de bloedspiegel van deze geneesmiddelen
Welke rol kan overgewicht spelen in de farmacokinetische fase?
Sommige GM heeft voorkeur om zich te binden aan vetcellen > stapelen zich daar op > oefenen geen werking uit > worden langzaam opnieuw vrijgegeven
Mensen met veel vet kunnen dus langdurige effecten ondervinden van GM.