3.3 Transportmechanismen Flashcards
Welke transportmechanismen zijn er voor het farmacon?
- Paracellulair transport
- Transcellulair transport
- Efflux door P-glycoproteïne
Welke 2 criteria zijn van belang bij transportmechanismen?
- Gebeurt het transport actief of passief?
- Passief transport geen energie, van hoge nr lage concentratie.
- Actief transport: energie verbruikt (ATP-> ADP), noodzakelijk voor van lage naar hoge concentratie te gaan
2.Paracellulair of Transcellulair?
Wat is paracellulair transport?
- Transportmechanisme waarbij moleculen tussen de cellen door transporteren.
- Meestal passieve vorm
- Deze manier is beperkt, deze poriën zijn klein deel van de totale oppervlakte
Welke moleculen kunnen door deze poriën passeren? (bij paracellulair transport/diffusie)
- Hydrofiele moleculen
- Enkel moleculen met een grootte en gewicht van 20.000-30.000 dalton.
- Ongeladen moleculen beter dan geladen moleculen.
Waarom rekening houden met paracellulaire diffusie bij borstvoeding?
Tijdens de eerste 5 dagen van de BV grotere intercellulaire ruimte tussen de lactocyten > grotere kans op paracellulaire diffusie
Diffusie via paracellulair transport afhankelijk van?
- Grootte van de moleculen
- De lading van de moleculen
- Mogelijkheden om via andere weg opgenomen te worden.
Waarom heeft de nier een grotere permeabiliteit?
Om glomerulaire filtratie mogelijk te kunnen maken.
Wat is transcellulair transport?
Mechanisme waarbij de moleculen doorheen de celmembraan transporteren.
Welke verschillende mogelijkheden van transcellulair transport is mogelijk?
- Passieve diffusie
- Carriergemedieerd transport
- Pinocytose (niet relevant voor therapeutische werkzame stoffen)
Synoniemen voor passieve diffusie
Niet-ionische diffusie
Passief transport
Wat is passieve diffusie?
- Lipofiele moleculen
- Beschreven door diffusie wet van Fick!
- Ionisatiegraad ook van belang: moet ongeladen zijn
- Van hoge naar lage concentratie
Wat is de diffusiewet van Fick?
De flux = Dm/dt = D x P x (O/d) x (C1-C2)
De flux: aantal moleculen getransporteerde stof per tijdseenheid = diffusiesnelheid = Dm/dt
D: diffusiecoëfficiënt (eigen aan de stof)
P: verdelingscoëfficiënt: verhouding water/vet
O: membraanoppervlak (hoe groter, hoe meer diffusie)
d: membraandikte (hoe dunner, hoe meer diffusie)
C1: hoogste concentratie
C2: laagste concentratie
Wat gebeurt er met de diffusiesnelheid als het verschil in concentratie groter wordt?
Dan gaat die sneller
Wat is de ionisatiegraad?
pKa?
De mate van ionisatie van een stof geeft de verhouding aan tussen de geïoniseerde en niet-geïoniseerde fractie.
=pH waarbij conc. niet-geïoniseerd & geïoniseerde moleculen gelijk is
Welke vorm van transport is enkel mogelijk in het maag-darmkanaal?
Carriergemedieerd transport