1.5 Functie AZS Flashcards

1
Q

Welk zenuwstelsel is anabool en katabool?

A

anabool = parasympatisch
katabool = sympatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 4 hersenzenuwen zijn belangrijk voor parasympatische activatie?

A

NIII: nervus oculomotorius
NVII: nervus facialis
NIX: nervus glossopharyngeus
NX: nervus vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar zorgt sympatische activatie van het hart voor?

A

verhoogde contractiliteit, hartfrequentie en prikkelgeleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar zorgt parasympatische activatie van het hart voor?

A

verlaagde contractiliteit, hartfrequentie en prikkelgeleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij welk zenuwstelsel is de glycogenolyse/gluconeogenese verhoogd?

A

sympatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe is de verdeling van het bloed door de verschillende CNS?

A

o Sympatisch: richting spieren/huid/hart/bronchieën/blaaswand/sphincters/remming insuline/remming exocriene uitscheiding/verhoogde bijniermerg/meer zweetklieren
o Parasympatisch: richting darmen/speekselklieren/darmmotiliteit
o Invloed op nieren en hersenen m.b.t. circulatie verdeling is niet heel groot, er. Moet namelijk altijd voldoende bloed naar nieren en hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke neurotransmitter bindt aan cholinerge receptoren?

A

Acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke neurotransmitter bindt aan adrenerge receptoren?

A

Norepinephrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke twee typen receptoren zijn er van cholinerge receptoren?

A

Nicotine en muscarine

o Nicotine: in pre- en postganglionaire synapsspleet bij (para)sympatische zenuwstelsel. Dit is een neuronaal type. Nicotine receptoren kunnen ook voorkomen bij motorische eindplaat, en dan is de receptor van motorische aard (somatorische)
o Muscarine: postganglionaire parasympatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee typen receptoren zijn er van adrenerge receptor?

A

 Alfa: algemeen stimulerend (m.u.v. maag-darm en zenuwstelsel)
* Alfa-1 in vaten en interne organen
* Afla-2 op pre-synaptische membraan
 Beta: algemeen remmend allemaal presynaptisch (m.u.v. hart)
* Beta-1 op hart (myocard)
* Beta-2 vaten, bronchiën en interne organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijf de vorming van NE inclusief enzymen

A
  1. Tyrosine wordt opgenomen in de cel
  2. Tyrosine-hydroxylase zet tyroxine om in L-Dopa
  3. Decarboxylase zet L-Dopa om in dopamine
  4. dopamine-beta-hydroxylase zet dopamine om in NE
  5. NE wordt in blaasjes afgegeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk enzym zorgt voor de opbouw van ACh? en welke voor de afbraak?

A

Opbouw ACh: choline-acetyltransferase
Afbraak ACh: acetylcholinesterase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar grijpt curare op aan? (werkingsmechanisme)

A

Het is een nicotine-receptor-antagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar zorgt curare voor? (lichamelijke effecten)

A

Verlamming van dwarsgestreepte spiercellen, voor narcose, geen effect hart, speekselvloed en pupillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar grijpt neostigmine op aan? (werkingsmechanisme)

A

Neostigmine remt ACh-esterase, zorgt voor meer ACh en antagoneert het effect van curare, heeft meer parasympatische dan sympatische activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar zorgt neostigmine voor? (lichamelijk)

A

‘opwekken’ van spieren

17
Q

Waar grijpt atropine op aan? (werkingsmechanisme)

A

muscarine-receptor-antagonist

18
Q

Waar zorgt atropine voor (lichamelijk)?

A

tachycardie, minder speelsel en pupilverwijding. Atropine heeft geen effect op de motoriek!
Atropine wordt voor anesthesie gegeven om speeksel- en bronchiale secretie en vagusstimulatie te verminderen. Kan worden ingezet als antidotum bij vergiftiging door cholinesteraseremmers