1.1 Homeostase/thermoregulatie/endocrinologie Flashcards

1
Q

Uit welke componenten bestaat een regelkring?

A

Setpoint, comparator, effector en sensor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn voorbeelden van positieve feedback?

A

Bevalling of bloedstollingswondheling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is feed-forward?

A

Het lichaam anticipeert op een volgende activiteit (speekselproductie voordat je gaat eten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke drie reacties heeft het lichaam op een verlaagde lichaamstemperatuur?

A

Constrictie bloedvaten, ‘curling up’/dekentje en rillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor type neuron en neurotransmitter zijn er in alle pregangionaire neuronen?

A

nicotine receptor met acetylcholine neurotransmitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat voor type neuron en neurotransmitter is er in het somatische zenuwstelsel?

A

nicotine receptor met acetylcholine neurotransmitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat voor type neuron en neurotransmitter is er postganglionair in het parasympatische zenuwstelsel?

A

muscarine receptor met acetylcholine neurotransmitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor type neuron en neurotransmitter is er in het sympatische zenuwstelsel?

A

Dit is afhankelijk van het weefsel!
- alpha/beta receptor met noradrenaline (bloedvaten&interne organen)
- muscarine receptor met acetylcholine (zweetklieren)
- nicotine receptor met acetylcholine (adrenal medulla)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar worden aminerge hormonen van gemaakt?

A

het aminozuur tyrosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar worden peptiderge hormonen van gemaakt?

A

kleine eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn voorbeelden van aminerge hormonen?

A

schildklier hormonen (T3, T4) en bijniermerg hormonen (adrenaline en noradrenaline) en dopamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn voorbeelden van peptiderge hormonen?

A

pancreas hormonen (insuline, glucoagons), neuromodulatoren: hypothalamae/hypofysaire hormonen (oxytocine, vasopressine, groeihormoon, prolactine, ACTH, etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn voorbeelden van steroid hormonen?

A

bijnierschors hormoon (cortisol, aldosteron), geslachtshormonen (androgenen, oestrogenen) en vitamine D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar binden peptiderge hormonen en catecholamines?

A

Receptor op celmembraan (kunnen niet diffunderen door het celmembraan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar binden steroid en thyroid hormonen?

A

Receptor in de celkern (kunnen wel diffunderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Benoem de 3-staps raketten van de hypothalamus voor GnRH, GHRH, SS, TRH, DA en CRH

A

GnRH -> FSH/LH -> oestrogeen/progesteron/testosteron
GHRH (pos) + SS (neg) -> GH -> IGF-1 (lever) en metabolisme weefsels
TRH -> TSH -> thyroxine + triodothyronine
DA -> Prolactin -> melkproductie
CRH -> ACTH -> cortisol

17
Q

Wat zijn eigenschappen van peptiderge hormonen en catecholamines?

A
  • hydrofiel
  • vrij circulerend
  • geen diffusie celmembraan
  • receptor op celmembraan
18
Q

Wat zijn eigenschappen van steroid en thyroid hormonen?

A
  • lipofiel
  • heeft eiwitcarrier nodig om in bloed te circuleren
  • diffusie door celmembraan
  • receptor in de cel