1.4 Productie en werking neurotransmitters Flashcards

1
Q

Wat zijn voorbeelden van biogenic amines neurotransmitters? (kleine klassieke)

A

acetylcholine, dopamine, norepinephrine, epinephrine/adrenaline, histamine, serotonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn voorbeelden van amino acids neurotransmitters (kleine klassieke)

A

GABA, glutamaat, glycine, aspartate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een voorbeeld van nucleotides/nucleosides neurotransmitter (kleine klassieke)

A

Adenoside ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn voorbeelden van niet-klassieke peptides?

A

glucagon, vasopressine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf hoe acetylcholine wordt gemaakt in een neuron en wordt uitgescheden

A

AcCoA + choline -> ACh -> ACh in blaasje -> in synaps -> choline + acetaat -> choline wordt heropgenomen, acetaat wordt verwerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf hoe norepinephrine wordt gemaakt in een neuron en wordt uitgescheden

A

Tyrosine wordt opgenomen in de cel -> L-DOPA -> DA -> DA wordt opgenomen in blaasje -> wordt omgezet in NE -> NE wordt uitgescheiden -> heropname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf hoe GABA wordt gemaakt in een neuron en wordt uitgescheden

A

Glutamine wordt opgenomen in de cel -> glutamaat -> GABA -> GABA in blaasje -> uitgescheiden -> heropname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf hoe peptide wordt gemaakt in een neuron en wordt uitgescheden

A

Propeptide van cell soma komt aan via axon -> peptide -> peptide in blaasje -> wordt uitgescheden -> diffusie en inactivatie (GEEN HEROPNAME)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn voorbeelden van snelle neurotransmitters?

A

Acetylcholine (nicotinic effects)
Aminoacids: glutamaat, aspertaat, GABA englycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn voorbeelden van langzame neurotransmitters?

A

Substance P, met-enkephalin, leu-enkephalin, angiotensine, somatostatine, LRH
Monoamines: dopamine, norepinephrine, epinephrine, serotonine, acetylcholine (muscarinic)
others: histamine, NO, anandamide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de vier typen receptoren?

A
  1. ligand-gated ion channels (inotropic)
  2. G-protein-coupled receptor (metabotropic)
  3. Kinase-linked receptors
  4. Nuclear receptors
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn voorbeelden van stoffen die binden aan nuclear receptors?

A

Oestrogeen en vitamineA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe snel gaan de verschillende typen receptoren?

A
  1. ligand-gated ion channels (inotropic): MILISECONDS
  2. G-protein-coupled receptor (metabotropic): SECONDS
  3. Kinase-linked receptors: HOURS
  4. Nuclear receptors: HOURS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor type receptor is de muscarine ACh receptor?

A

G-eiwit gekoppeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor type receptor is de nicotine ACh receptor

A

Ionotropic (ligand-gated ion)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor type receptor is een oestrogeen receptor?

A

Nuclear

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat voor type receptor is een cytokine receptor?

A

kinase-linked receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke van de typen receptoren zorgen voor eiwit-synthese?

A

Kinase-linked en nuclear

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Preganglionaire neuronen zijn adrenerg/cholinerg

A

cholinerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ganglionaire transmissie gaat via nicotine/muscarine ACh receptoren

A

Nicotine (although excitatory muscarinic Ach receptors are also present on postganglionic cells)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Postganglionaire parasympatische neuronen zijn cholinerg/adrenerg en werken op nicotine/muscarine receptoren in doelorganen

A

Postganglionaire parasympatische neuronen zijn cholinerg en werken op muscarine receptoren in doelorganen

22
Q

Postganglionaire sympatische neuronen zijn cholinerg/noradrenerg

A

MAINLY noradrenergic (though few are cholinergic such as sweat glands)

23
Q

Waar zitten de alpha-adrenoreceptoren van het sympatische zenuwstelsel?

A

Pupil, speekselklieren, bloedvaten, maagwand, maagsfincters, lever, milt, bijnier, blaas detrusor, blaas sfincter, vas deferens + seminal vesicle, zweetklieren, pilomotor spieren

24
Q

Waar zitten beta1-adrenoreceptoren van het sympatische zenuwstelsel?

25
Waar zitten beta2-adrenoreceptoren van het sympatische zenuwstelsel?
bloedvaten, bronchiën, darmwand, lever, blaas, baarmoeder
26
Waar zitten muscarine receptoren van het parasympatische zenuwstelsel?
lacrimal gland, circular muscle of iris, ciliary muscle, salivary glands, heart, lung airways, gut wall, sphincters en secretions, pancreas, bladder detrusor, blaas sfincter, rectum, penis
27
Waar zorgt activatie van de pupil via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
dilatie van de pupil + radial muscle of pupil. Norepinephrine op alpha-adrenoreceptor
28
Waar zorgt activatie van de speekselklieren via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
verhoogde speekselproductie Norepinephrine op alpha-adrenoceptor
29
Waar zorgt activatie van de bloedvaten via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
Alpha (NE): vasoconstrictie Beta2 (NE): vasodilatatie
30
Waar zorgt activatie van het hart via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
verhoogde contractiliteit en frequentie. Beta-1, NE
31
Waar zorgt activatie van de bronchiën via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
bronchodilatatie (verminderde actie luchtwegen) beta-2, NE
32
Waar zorgt activatie van de darmen via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
Verminderde motiliteit en tonus alpha/B2: remming darmwand alpha: activatie sfincters
33
Waar zorgt activatie van de lever via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
verhoogde glycogenolyse en gluconeogenese glycogenolyse: B2 (NE) gluconeogenese: alpha/B2 (NE)
34
Waar zorgt activatie van de bijnier via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor/neurotransmitter?
aanmaak epinephrine alpha-receptor door norepinephrine
35
Waar zorgt activatie van de blaas detrusor en sfincter via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
relaxatie blaas (remming, B2 NE) + contractie sfincter (stimulatie, alpha, NE)
36
Waar zorgt activatie van de baarmoeder via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
afhankelijk van hormonale status contractie/relaxatie via alpha/beta2
37
Waar zorgt activatie van de vas deferees + seminal vesicles via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
ejaculatie via alpha-receptoren door NE
38
Waar zorgt activatie van de zweetklieren via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
zweten, muscarinic-receptoren door ACh
39
Waar zorgt activatie van de pilomotor muscles via sympatische zenuwstelsel voor? welke receptor + neurotransmitter?
haren aanrecht overeind staan, alpha receptoren, NE
40
Door welk zenuwstelsel is er traansecretie?
parasympatisch!
41
Door welk zenuwstelsel is er dilatatie van de pupillen?
sympatisch
42
Door welk zenuwstelsel is er constructie van de pupillen?
parasympatisch
43
Welke spier spant aan bij dilatatie en constrictie van de pupil?
radial muscle pupil (symphatisch) -> dilatatie circular muscle of iris (parasympathisch) -> constrictie
44
Waar zorgt acetylcholine voor bij de pupil?
Constrictie
45
Waar zorgt stimulatie van de speekselklieren voor bij het parasympatische zenuwstelsel? receptor/neurotransmitter?
verhoogde productie. LET OP VERSCHIL: sympathisch is thick saliva, parasympatisch is thin saliva Muscarine receptor ACh
46
Waar zorgt stimulatie van het hart voor bij het parasympatische zenuwstelsel? receptor/neurotransmitter?
verminderde frequentie en contractie muscarine, ACh
47
Waar zorgt stimulatie van de bronchiën voor bij het parasympatische zenuwstelsel? receptor/neurotransmitter?
bronchoconstrictie en bronchosecretie (stimulatie luchtwegen) muscarine, ACh
48
Waar zorgt stimulatie van de darmen voor bij het parasympatische zenuwstelsel? receptor/neurotransmitter?
Verhoogde motiliteit en tonus - stimulatie darmwand - remming darmsfincters - stimulatie darmsecreties muscarine, ACh
49
Waar zorgt stimulatie van de pancreas voor bij het parasympatische zenuwstelsel? receptor/neurotransmitter?
Verhoging in exocriene/endocriene secretie muscarine, ACh
50
Waar zorgt stimulatie van de blaas voor bij het parasympatische zenuwstelsel? receptor/neurotransmitter?
Micturitie - stimulatie blaas detrusor - remming blaas sfincter muscarine, ACh
51
Waar zorgt stimulatie van het rectum voor bij het parasympatische zenuwstelsel? receptor/neurotransmitter?
defecatie muscarine, ACh
52
Waar zorgt stimulatie van de penis voor bij het parasympatische zenuwstelsel? receptor/neurotransmitter?
Erectie co-release NO! muscarine, ACh