14. Personality (STUVIA) Flashcards
Persoonlijkheid
Persoonlijkheid: De relatief consistente patronen van gedachte, gevoel en gedrag, die kenmerkend zijn voor een persoon als uniek individu.
Persoonlijkheid Harris: De ontwikkeling gedurende de kindertijd van chronische patronen van
gedrag, die per individu verschillen (Judith Harris).
Persoonlijkheidspsychologen: Onderzoeken verschillen in persoonlijkheid en proberen de oorzaken daarvan
te verklaren.
Persoonlijkheid als aanleg voor bepaald gedrag of bepaalde eigenschappen
Een relatief stabiele aanleg om je op een bepaalde manier te gedragen. Een emotionele staat is geen eigenschap; iemand kan boos zijn, maar je weet pas of die persoon een agressieve of vijandige persoonlijkheid heeft als je weet hoe makkelijk die persoon boos wordt. Mensen kunnen variëren in de mate waarin ze een eigenschap hebben, daarom zijn eigenschappen dimensies en geen alles-of-niets kenmerken.
Eigenschapstheorieën – Efficiënte systemen om persoonlijkheden te omschrijven
Gordon Allport: Een van de eerste pioniers van de persoonlijkheidspsychologie, die 17.953 persoonlijkheidsbeschrijvingen identificeerde in een standaard Engels woordenboek.
Eigenschapstheorieën: Eigenschapstheorieën van persoonlijkheid streven ernaar om een hanteerbare set van afzonderlijke persoonlijkheidsdimensies te specificeren, die te gebruiken is om de fundamentele psychologische verschillen tussen individuen samen te vatten.
Factoranalyse als werktuig voor het identificeren van een effectieve set eigenschappen
Factoranalyse: Een wiskundig middel om karaktereigenschappen te identificeren. Met de methode kunnen patronen van correlaties geanalyseerd worden om daar wiskundig gedefinieerde factoren uit af te leiden, die ten grondslag liggen aan de patronen en die helpen om de patronen te begrijpen (figuur 14.1 blz. 537).
Factor extractie: Een wiskundig complexe stap in factoranalyse waarbij items, die een sterke correlatie hebben of die samen clusteren geïdentificeerd worden.
Raymond Cattel
Ontwikkelde m.b.v. factoranalyse de eerste eigenschapstheorie, die in de praktijk in gebruik werd genomen. Cattel bracht de 17.953 persoonlijkheidsbeschrijvingen van Allport terug naar 170 verschillende beschrijvingen en identificeerde uiteindelijk 16 basis eigenschapsdimensies. Hierna ontwikkelde hij een vragenlijst, genaamd 16 PF Questionnaire, om de basis eigenschapsdimensies te meten. Over het algemeen verkiezen onderzoekers nu het five-factor model boven Cattel’s 16-factor theory, omdat ze die onnodig complex vinden en sommige factoren erin overbodig vinden.
Het five-factor model van persoonlijkheid
Five-factor model: Big five theory (OCEAN) – volgens dit model kan persoonlijkheid het meest efficiënt omschreven worden aan de hand van de score op elk van de 5 globale eigenschapsdimensies. Elke dimensie bevat 6 facetten, die matig met elkaar correleren en daarom ook afzonderlijk gemeten worden.
- Openness to experience – openheid
Hoge kant; zoekt nieuwe ervaringen en heeft een vloeiende gedachtestijl.
Lage kant; Traditioneel, conservatief en verkiest het bekende boven het nieuwe.
a. Fantasie
b. Esthetica
c. Gevoelens
d. Acties
e. Ideeën
f. Waarden - Conscientiousness – consciëntieusheid
Hoge kant; controle over eigen gedrag om doelen te bereiken.
Lage kant; Moeite met houden aan een schema, niet georganiseerd en onbetrouwbaar.
a. Competent – incompetent
b. Georganiseerd – ongeorganiseerd
c. Plichtsgetrouw – nalatig
d. Prestatiegericht – niet prestatiegericht
e. Zelfdiscipline – geen zelfdiscipline
f. Overwegend – nonchalant - Extraversion – extraversie
Hoge kant; Energiek, optimistisch en prefereert frequente persoonlijke interactie.
Lage kant; Gereserveerd en heeft liever een paar goede vrienden dan grote groepen.
a. Warm – afstandelijk
b. Gezellig – teruggetrokken
c. Assertief – niet assertief
d. Actief – beschouwend
e. Spanning zoeken – rust zoeken
f. Positieve emoties – gemoduleerde emoties - Agreeableness – aangenaamheid
Hoge kant; Sympathie voor anderen en handelt niet egoïstisch.
Lage kant; Niet betrokken bij andere mensen en neiging tot vijandigheid.
a. Vertrouwen – wantrouwen
b. Direct – achterbaks
c. Altruïstisch – egoïstisch
d. Meegaand – niet meegaand
e. Bescheiden – opschepperig
f. Zachtaardig – koppig - Neuroticism – neuroticisme
Hoge kant; Ervaart emotionele stress, heeft onrealistische ideeën en problematische driften.
Lage kant; Emotioneel stabiel, niet snel van slag en niet vatbaar voor depressie.
a. Angstig – kalm
b. Boos – vredig
c. Depressief – niet depressief
d. Zelfbewust – niet zelfbewust
e. Impulsief – beheerst
f. Kwetsbaar – stevig
HEXACO model
Het five-factor model van persoonlijkheid met toegevoegde 6e eigenschap.
- Honesty-Humility (eerlijkheid-nederigheid)
- Emotionality
- Extraversion
- Agreeableness
- Conscientiousness
- Openness
Grit and the Dark Triad
Andere onderzoekers hebben zich gericht op een gedeelte van de eigenschappen uit het five-factor
model of daaraan gerelateerde eigenschappen, die worden geassocieerd met een algemeen
persoonlijkheidstype.
Twee van die verzamelingen van eigenschappen zijn:
- Grit – doorzettingsvermogen en passie voor lange termijn doelen
a. Doorzettingsvermogen
b. Consistente van interesse
Gemeten d.m.v. Short-Grit Scale (figuur 14.3 blz. 539).
Grit (vooral doorzettingsvermogen) voorspelt succes bij moeilijke taken, die oefening vergen. - The Dark Triad – de donkere drie
a. Narcisme – extreem egoïsme, overschatten eigen capaciteiten en behoefte aan bewondering
b. Machiavellisme – aanleg om anderen te manipuleren d.m.v. bedrog
c. Psychopathie – antisociaal gedrag, gebrek aan empathie en geen betekenisvolle relaties
Lage scores aangenaamheid en consciëntieusheid en moeite in omgang met anderen.
In sommige situaties levert het voordeel op, bijvoorbeeld leiderschap en overtuiging
Meten van de Big Five eigenschappen en hun facetten
Neo Personality Inventory: De meest gebruikte vragenlijst om de Big Five eigenschappen te meten. De vragenlijst bestaat uit 240 beweringen waarvan de persoon met 1-5 punten moet aangeven in hoeverre de bewering op hem of haar van toepassing is. Voor accurate resultaten zijn eerlijkheid en inzicht van de persoon belangrijk.
Meta-analyse: Een statistische techniek waarmee een onderzoeker de omvang van een significant effect kan evalueren in een groot aantal studies.
De relatie tussen persoonlijkheidsmetingen en mensen hun daadwerkelijke gedrag
Een test is valide als het meet wat het hoort te meten. Een persoonlijkheidstest is valide als de scores voor een bepaalde eigenschap correleren met relevante aspecten van het gedrag van de persoon in het echte leven. De validiteit van persoonlijkheidstesten, zoals de NEO-PI, wordt ondersteund door talloze studies. Van alle Big Five eigenschappen is gebleken dat ze gedrag voorspellen op een niveau beter dan toeval (blz. 541, 542) .
De algemene stabiliteit van persoonlijkheid
Onderzoeken op verschillende leeftijden (met correlaties tussen .50 en .70) laten zien dat persoonlijkheid relatief stabiel is gedurende volwassenheid. Persoonlijkheid wordt steeds meer stabiel tot ongeveer 50 jaar oud en blijft daarna op een relatief constant niveau van stabiliteit.
Patronen van verandering in persoonlijkheid gedurende het leven
Algemene veranderingen als gevolg van (verder) volwassen worden:
Neuroticisme en openheid nemen iets af
Consciëntieusheid en aangenaamheid nemen iets toe
Aangenaamheid blijft toenemen, mogelijk zelfs bij mensen ouder dan 70 of 80 jaar
Behalve de algemene veranderingen laat onderzoek ook zien dat iemand’s persoonlijkheid op elke leeftijd en in elke richting in een bepaalde mate kan veranderen. De kans op verandering is groter als iemand een grote verandering in zijn of haar leven meemaakt, zoals een andere baan, een scheiding of huwelijk of een chronische ziekte.
De erfelijkheid van eigenschappen
Studies met verschillende tweelingen geven een erfelijkheidscoëfficiënt van rond .50 voor persoonlijkheid. Dat betekent dat 50% van de verschillen in persoonlijkheid het gevolg zijn van genetische verschillen en dat de overige 50% het gevolg is van verschillen in de omgeving.
Relatief gebrek aan gedeelde effecten van de gezinsomgeving
Verschillende onderzoeken hebben laten zien dat opgroeien in hetzelfde gezin niet zorgt voor gelijkenis in persoonlijkheid. Persoonlijkheden van biologische verwanten, opgegroeid in hetzelfde gezin, lijken niet meer op elkaar dan de persoonlijkheden van gelijke biologische verwanten, die apart zijn opgegroeid.
Single genes en de fysiologie van eigenschappen
Het is aannemelijk dat genen persoonlijkheid primair beïnvloeden doordat ze de fysiologische eigenschappen van het zenuwsysteem beïnvloeden, bijvoorbeeld door het beïnvloeden van neurotransmissie in de hersenen. Er zijn al significante correlaties gevonden tussen bepaalde karaktereigenschappen en bepaalde genen, die neurotransmissie veranderen.
Twee voorbeelden:
1. Het 5-HTTLLPR gen en neuroticisme
Dit gen komt voor in twee vormen (of alellen), een korte (s) en een lange (l) vorm. Het l allel zorgt voor een grotere opname van serotonine in neuronen in de hersenen dan het s allel. Mensen met een homozygous l allel (l aan beide kanten in een chromosomenpaar) scoren lager op neuroticisme dan mensen, die in ieder geval een (1) s allel hebben.
- Alellen, die dopamine beïnvloeden, en Novelty seeking (meer assertieve vorm van openheid)
Dopamine is betrokken bij plezier- en beloningssystemen in de hersenen dus het is niet gek dat verandering in dopamine gedrag beïnvloedt dat te maken heeft met plezier zoeken.
Persoonlijkheid als aanpassing aan levensomstandigheden
Distal explanations: Focussen op functie of evolutionaire waarde m.b.t. overleven.
Proximate explanations: Focussen op de manieren waarop verschillende genen en ervaringen voor verschillen kunnen zorgen (mechanismen).
De voordelen van verschillen van elkaar
Sommige evolutionair psychologen zijn van mening dat karaktereigenschappen bijproducten zijn en niet het gevolg zijn van natuurlijke selectie. Andere evolutionair psychologen (en de schrijvers van het boek) zijn van mening dat individuele verschillen in persoonlijkheid voor variatie zorgen en dat die variatie goed past bij een soort, die in een zeer wisselende omgeving leeft. Deze mening wordt ondersteund door het feit dat individuele verschillen in persoonlijkheid ook zijn gevonden in veel dieren, variërend van mieren tot vissen tot chimpansees.
Diversificatie van iemand’s investering in nakomelingen
Net zoals het spreiden van financiële investeringen iemand’s financiële toekomst beschermt in een veranderlijke wereld, beschermen verschillende persoonlijkheden iemand’s genetische investering
De Big Five eigenschappen als alternatieve strategieën voor het oplossen van problemen
Menselijke variaties in de Big Five eigenschappen kunnen gezien worden als alternatieve strategieën voor het oplossen van problemen m.b.t. voortplanten en overleven.