10. Solving problems: reasoning and intelligence (STUVIA) Flashcards
De evolutionaire functies van geheugen zijn:
- Begrijpen van onze huidige situatie
- Herkennen en oplossen van problemen, die voortkomen uit die situatie
- Anticiperen op de toekomst
- Plannen maken, die helpen ons voor te bereiden op de toekomst of de toekomst te beïnvloeden, voor ons welzijn of het welzijn van onze genen
Redeneren
Ons geheugen is nuttig, omdat het ons helpt om het heden en de toekomst te begrijpen en ons daaraan aan te passen. De processen waarbij we onze herinneringen op adaptieve manieren gebruiken heten redeneren.
Hoe mensen redeneren: analogieën en inductie
We redeneren grotendeels door onze herinneringen aan eerdere gebeurtenissen te gebruiken om huidige gebeurtenissen te begrijpen en te plannen voor de toekomst. Om dat te kunnen doen moeten we gelijkenissen tussen gebeurtenissen kunnen zien. Ons vermogen om ervaringen te categoriseren en mentale concepten te vormen hangt af van het kunnen zien van zulke gelijkenissen.
Twee vormen van redeneren zijn expliciet afhankelijk van het identificeren van gelijkenissen:
1. Analoog redeneren
2. Inductief redeneren
Analogieën als basis voor redeneren
Analogie algemeen: Waargenomen gelijkenis tussen verder verschillende objecten, acties, gebeurtenissen en situaties.
Analogie psychologie: Gelijkenis in gedrag, functie of relatie tussen entiteiten of situaties, die in andere opzichten van elkaar verschillen.
Gebruik van analogieën bij wetenschappelijk redeneren
Wetenschappers proberen natuurlijke fenomenen vaak te begrijpen en te verklaren door gebruik te maken van analogieën met andere fenomenen, die ze beter begrijpen. Bijvoorbeeld het vergelijken van de menselijke hersenen met een computer. Analytisch denken levert niet alleen analogieën op, maar wordt ook geassocieerd met een meer sceptisch wereldbeeld; mensen, die analytisch denken, zijn sceptischer ten aanzien van religieuze, paranormale en samenzweringstheorieën.
Gebruik van analogieën bij gerechtelijk en politiek denken en overtuiging
Analogieën zijn een fundamentele component van menselijke gedachte en overtuiging en worden veel gebruikt in de politiek en in de rechtbank. Hierbij worden gecompliceerde kwesties vergeleken met eenvoudigere kwesties, waarbij het antwoord meer voor de hand ligt. Als de relaties in de analogieën kloppen dan zijn de analogieën nuttig en als de relaties niet kloppen dan zijn de analogieën misleidend.
De neurologische basis van analoog redeneren
Bij semantisch ophalen (beslissen of twee woorden gerelateerd zijn) is de anterior left inferior prefrontal cortex betrokken, maar bij analoog redeneren zijn meerdere delen van de prefrontale cortex betrokken.
Sommige aspecten van analoog redeneren ontwikkelen vroeg en ervaring kan zowel cognitie als onderliggende hersenstructuren veranderen. Uitgebreid oefenen met analogieën zorgt voor een verandering in de distributie van witte stof (vooral axonen met myeline-schedes) in de frontale en parietale kwabben. Bij subjecten, die na oefenen hoger scoorden op een LSAT test, was een grotere verandering in witte stof zichtbaar in sommige delen van de hersenen.
Mensen gebruiken niet makkelijk analogieën voor het oplossen van nieuwe problemen.
Suggesties (Vendetti) om studenten te ondersteunen bij het maken van analoge vergelijkingen:
1. Geef gelegenheid om vergelijkingen te maken tussen eerder geleerde en nieuwe concepten
2. Toon bron (middel om uit te leggen)- en doel (wat we uit willen leggen) analogieën tegelijk zodat de student de relaties ertussen kan visualiseren
3. Geef extra aanwijzingen, zoals gebaren, die bewegen tussen de te vergelijken contexten om analoge kaarten te markeren
4. Markeer de gelijkenissen en de verschillen tussen de bronnen en de doelen, als het verschil kan leiden tot een onjuiste conclusie leg dan precies uit waar de analogie uiteenvalt
5. Gebruik relationele taal om de aandacht te vestigen op relaties
Inductief redeneren
Bottom-up theorie bouwen – de poging om tot een nieuwe algemene regel te komen op grond van feiten of waarnemingen, die als aanwijzingen dienen. Inductief redeneren wordt ook wel hypothese constructie genoemd, omdat de nieuwe algemene regel meer een gok is dan een conclusie op basis van bewijs. Analoog redeneren is inductief redeneren, omdat inductief redeneren over het algemeen is gebaseerd op waargenomen analogieën of andere gelijkenissen. Bijvoorbeeld gelijkenissen tussen eerdere ervaringen en de ervaring, die men probeert te verklaren of te voorspellen. Wetenschappelijk redeneren is een vorm van inductief redeneren.
Voorbeeld inductief redeneren
In een park wordt de kleur van zwanen geobserveerd. Daarbij worden vijf witte zwanen geteld. Conclusie alle zwanen in het park zijn wit.
Inductief redeneren vs analoog redeneren
Bij inductief redeneren probeer je zaken, die op meerdere fronten met elkaar overeenkomen, samen te voegen tot een algemeen principe, terwijl je bij het gebruik van analogieën meestal de overeenkomst op slechts één punt gebruikt om de werking op dat ene specifieke punt te begrijpen, zonder dat je daar conclusies aan verbindt over alle andere aspecten van de zaak.
De availability bias
Tijdens het redeneren te sterk vertrouwen op makkelijk beschikbare informatie en minder beschikbare informatie negeren. Dokteren zijn bijvoorbeeld eerder geneigd tot het stellen van een bepaalde diagnose als ze recent patiënten met die diagnose behandeld hebben of als ze aan de bewuste ziekte gedacht hebben.
De confirmation bias
Mensen hebben van nature de neiging om te proberen om hun huidige hypothese te bevestigen i.p.v. te ontkrachten. Dit heeft niets te maken met intelligentie. Logisch gezien kan een hypothese niet bewezen worden, maar wel ontkracht. Confirmation bias wordt ook wel myside bias genoemd.
Predictable-world bias
De neiging tot inductief redeneren in situaties waarin het zinloos is om op die manier te redeneren, omdat de relaties compleet willekeurig zijn. Maximizing en matching tijdens gokken laten dit zien (blz. 367). In situaties, waar orde is, kan dit echter wel helpen om succesvolle voorspellingen te doen.
Deductief redeneren
Top-down theorie toetsen – de poging om logische conclusies te trekken, die waar moeten zijn, als bepaalde premissen waar zijn.
Premisse
Een aanname dat iets waar is, premissen zijn de uitgangspunten voor een syllogisme. Een major-premisse is de algemene regel en een minor-premisse is de bijzondere regel.
Syllogisme
Een klassiek voorbeeld van een deductief redeneren probleem. Syllogisme is eigenlijk een ander woord voor redenering, dat binnen de logica gebruikt wordt.
Voorbeeld deductief redeneren
“Alle mensen zijn sterfelijk” – algemene regel, major-premisse
“Socrates is een mens” – bijzondere regel, minor premisse
“Socrates is sterfelijk” – conclusie
De concrete aard van deductief redeneren
Oudere theorieën suggereren dat we deductief redeneren problemen oplossen d.m.v. formele logica, maar onderzoek heeft aangetoond dat mensen van nature de neiging hebben om hun inhoudelijke kennis te gebruiken (bias).
Deductieve problemen – Logica of inhoud?
Onze natuurlijke neiging bij redeneren is het vergelijken van huidige informatie met eerdere ervaringen. Tijdens experimenten hadden subjecten er moeite mee om alleen logica te gebruiken als de informatie strijdig was met hun kennis.
De uitkomst (conclusie) kan zijn; waar, niet waar of niet te bepalen op basis van de premissen. Op basis van dit voorbeeld zouden rozen levende dingen kunnen zijn, maar ze hoeven het niet te zijn; het is niet te bepalen op basis van de premissen. Veel subjecten hadden dit probleem fout, omdat ze weten dat rozen levende dingen zijn.
De bias voor het gebruik van kennis i.p.v. formele logica bij het oplossen van deductief redeneren problemen kan worden geïnterpreteerd als een bias, waarbij inductief denken het wint van deductief denken.
Deontisch redeneren: Redeneren over wat iemand mag, moet of zou moeten doen.
Soms helpen bekendheid met een concept of sociale contracten bij het oplossen van problemen m.b.t. redeneren. Kinderen lossen bijvoorbeeld makkelijker deontisch redeneren problemen op dan abstracte problemen (verschil Wason’s selectietaak en aanpassing Cosmides en Tooby blz. 370,371).
Inzicht problemen
Problemen, die onoplosbaar zijn tot je er op een andere manier naar kijkt. Deze problemen vergen vaak een mix van inductief en deductief redeneren.
Loslaten van een mental set – Verbreden van perceptie en gedachte
Inzicht problemen zijn moeilijk, omdat het voor het oplossen nodig is om ingesleten gewoontes van percepties en gedachten los te laten. De eerste stap is realiseren dat er nieuwe methode nodig is.
Mental set: Ingesleten gewoonte van perceptie of gedachte.
Functional fixedness: Het niet kunnen zien van andere, dan de normale, functies van een object.
Ontdekken van een oplossing
Een nuttige vraag, die kan bijdragen aan een oplossing, is; wat heb ik nodig om dit probleem op te lossen? Bij het kaars-probleem verminderde functional fixedness als de lucifers al uit het doosje waren gehaald en als onderzoekers de subjecten stimuleerden om niet te focussen op de oppervlakkige eigenschappen van het probleem.
Functional fixedness en gereedschappen – Een apart geval?
Design stance: Vanaf jonge leeftijd leren mensen dat gereedschappen zijn ontworpen voor een bepaalde functie; vorken zijn om te eten, bijlen om te hakken enz.
Functional fixedness zorgt ervoor dat mensen minder flexibel zijn in het gebruiken van gereedschappen, maar het zorgt er ook voor dat we effectief gebruik maken van gereedschappen (trial-and-error overbodig). Functional fixedness is daardoor meer een aanpassing dan een beperking. Bewijs hiervoor ligt in het feit dat functional fixedness al aanwezig is in kinderen en niet aanwezig is in andere dieren, die gereedschap gebruiken.