1. Verkeersreglement - Titel 2 - Regels voor het gebruik van de openbare weg (art. 7 - 59) Flashcards
VR = Verkeersreglement
art. 28.
openen van portieren
wat verboden?
Het is verboden
- het portier van een voertuig
- te openen
- open te laten
- in- of uit een voertuig te stappen
zonder zich ervan vergewist te hebben dat dit de andere weggebruikers niet in gevaar kan brengen of hinderen
in het bijzonder
- voetgangers
- bestuurders van tweewielers
toelichting
- Deze bepaling geldt zowel voor bestuurders als voor passagiers.
- Een portier openen is een overtreding indien het openen niet te VOORZIEN is voor de andere weggebruiker. Indien daarentegen de deur reeds een voldoende tijd openstaat wordt het evenwel een VOORZIENBARE hindernis voor de tegenpartij en moet deze kunnen STOPPEN.
affiche ‘te koop’ achter ruit auto
waar en wanneer toegestaan?
mag wel tijdens
- rijden
- stilstaan
mag niet tijdens
- parkeren op openbare weg
art. 7 + 7.1
algemene gedragsregels voor de weggebruikers
- benadrukt de ‘geest van de wet’ ipv de regels:
-
Bestuurders mogen de ‘kwetsbaardere’ verkeersdeelnemers niet in gevaar brengen:
- voetgangers
- fietsers
- in het bijzonder
- kinderen
- bejaarden
- personen met een handicap
- dubbel voorzichtig zijn waar deze weggebruikers kunnen worden voorzien:
- bebouwde kom (F1)
- zone 30 (F4a)
- (woon)erf (F12a)
- “plaats waar speciaal veel kinderen komen” (A23)
- vb. nut:
rechter kan 4-jarige fietser beschermen die geen voorrang aan rechts verleende
(is geen vrijgeleide voor wild fietsgedrag)
art. 7.2
verkeer hinderen of onveilig maken
door gedrag
De weggebruikers moeten zich zo gedragen op de openbare weg dat ze geen hinder of gevaar veroorzaken voor de andere weggebruikers, incl.
- personeel onderhoud wegen
- diensten voor toezicht
- prioritaire voertuigen
art. 7.3
verkeer hinderen of onveilig maken
door omgeving te wijzigen
- gericht aan alle weggebruikers
- verbod tot achterlaten op openbare weg van
- voorwerpen (bv. parkeerplaats reserveren met stoelen, defect voertuig op onregelmatige wijze)
- zwerfvuil
- stoffen (bv. lekkende olie, modder, grint)
- rook of stoom (bv. vuurtje stoken)
Dit artikel 7.3 is niet van toepassing wanneer de veroorzaker van de hinder of het gevaar geen mens is,
(bv. uitwerpselen van een koe of paard)
art. 7.4
beschadiging van wegdek
De weggebruiker moet alle maatregelen treffen waardoor beschadiging van de weg kan vermeden worden.
Hiertoe moeten de bestuurders hetzij
- hun snelheid matigen
- de lading van hun voertuig verminderen
- een andere weg volgen.
art. 7bis
gebruikers van een voortbewegingstoestel
gelijkstelling
1) niet-gemotoriseerd
- stapvoets = voetganger
- sneller = fiets
2) gemotoriseerd
- altijd fiets
- uitz. : specifiek verminderde mobiliteit + stapvoets = voetganger
–> andere weggebruikers moeten als dusdanig behandelen
__________________________
De personen met een verminderde mobiliteit die gemotoriseerde voortbewegingstoestellen gebruiken die uitsluitend voor hen zijn bestemd en waarmee niet sneller dan stapvoets wordt gereden, worden gelijkgesteld met voetgangers.
art. 7 ter
Bestuurders van een gemotoriseerd rijwiel
gelijkstelling
De bestuurders van
-
tweewielige gemotoriseerde rijwielen
worden gelijkgesteld met fietsers
MAAR
-
drie- of vierwielige gemotoriseerde rijwielen
worden gelijkgesteld met de bestuurders van drie- of vierwielige rijwielen
art. 8.1
de bestuurders
(noodzaak)
Elk voertuig of elke sleep in beweging moet een bestuurder hebben.
Dit geldt ook voor de trek-, last- of rijdieren en het vee, afzonderlijk of in kudde.
=>
- Ook defect voertuig dat wordt gesleept moet bestuurder hebben.
- Bestuurder die zijn eigen defect voertuig duwt blijft een bestuurder.
art. 8.2
leeftijden van de bestuurders
12 jaar
rijdieren indien begeleid door een ruiter van min. 21 jaar
art. 8.2
leeftijden van de bestuurders
14 jaar
‘losse beesten’:
* niet ingespannen trek-, last- of rijdieren
* vee
art. 8.2
leeftijden van de bestuurders
16 jaar
1x johnnie
* bromfietsen (cat. AM) zonder passagier
2x boeren
* bespannen voertuigen
* voertuigen van de categorie G tot maximum 20ton MTM
2x Terminators: gemotoriseerde …
* rijwielen (bv. elektrische fietsen)
* voortbewegingstoestellen, behalve in/op/voor:
5 uitzonderingen:
-
mongool
personen met een verminderde mobiliteit die gemotoriseerde voortbewegingstoestellen gebruiken die uitsluitend voor hen zijn bestemd -
speelt
speelstraten -
in een woonerf
in woonerven en erven -
een voetganger
in voetgangerszones, overeenkomstig artikel 22sexies, 1., tweede lid, 2° -
die voorbehouden weg opwandelt
op voorbehouden wegen bedoeld in artikelen 22quinquies et 22octies
art. 8.2
leeftijden van de bestuurders
17 jaar
- onderricht voorlopig rijbewijs categorie B (uitsluitend met begeleider)
- opleidingen derde graad secundair beroepsonderwijs tot “bestuurder van …”
- vrachtwagen
- autobussen en autocars
art. 8.2
leeftijden van de bestuurders
18 jaar
- bromfietsen met passagier
- motorfietsen categorie A1
- auto’s tot maximum 3,5 ton MTM
- voertuigen categorie G +20 ton MTM
- voertuigen categorie C1 (+3,5 ton tot en met 7,5 ton MTM)
- voertuigen categorie C met vakbekwaamheid
- voertuigen categorie D onder bepaalde voorwaarden
art. 8.2
leeftijden van de bestuurders
20 jaar
- voertuigen van de categorie D en D+E
(met vakbekwaamheid) - motorfietsen van de categorie A 2
art. 8.2
leeftijden van de bestuurders
21 jaar
- bezoldigd personenvervoer
- bv. taxi
- driewielers van de categorie A,
behalve indien rijbewijs B behaald voor 1 mei 2013 - voertuigen en slepen met MTM hoger dan 7,5 ton
geheugensteun Kurt:
21 = Predator
met geel-zwarte taxi-helm op
op trike
met allerzwaarste oplegger achter
art. 8.2
leeftijden van de bestuurders
22 jaar
motorfietsen categorie A,
uitsluitend indien reeds 2 jaar houder van cat. A2
art. 8.2
leeftijden van de bestuurders
24 jaar
motorfietsen categorie A,
(tenzij reeds 2 jaar houder van cat. A2 => 22 jaar)
art. 8.3
vereisten tot besturen
- in staat zijn te sturen
- bv. alcohol, drugs, medicijnen, oververmoeidheid
- vereiste lichaamsgeschiktheid
- bij aanvraag van rijbewijs: verklaring op eer geen
- slecht zicht zonder mogelijke correctie
- duizelig
- bewustzijnsverlies
- epilepsie
- verlammingen
- amputatie
- bevingen
- zware reuma
- hartziekten
- bloeddrukstoornissen
- plots onwel = overmacht
- bij aanvraag van rijbewijs: verklaring op eer geen
-
kennis
- wegcode
-
rijvaardigheid
- parkeren
- controle voertuig of dier
- in staat alle nodige rijbewegingen uit te voeren
- bestuurder 55 cm ruimte in breedte
- passagier 40 cm ruimte in breedte
- voortdurend voertuig of dieren goed in de hand hebben (aandacht!)
art. 8.4
elektronische apparaten
- mobiel elektronisch apparaat met een scherm
- gebruiken, manipuleren of vasthouden
mag uitsluitend
- wanneer het in een daartoe bestemde houder aan het voertuig bevestigd is
of tijdens
- parkeren
- stilstaan
- verschillend van “tot stilstand gekomen” aan bv. het rode licht!
- zie bepaling (in- en uitstappen passagiers + laden en lossen van goederen bestuurder actief)
8.5 voertuig of dieren verlaten
+ toelichting
De bestuurder mag het voertuig dat hij bestuurt of de dieren die hij geleidt of bewaakt niet verlaten zonder de nodige voorzorgen te hebben genomen om enig ongeval of enig misbruik door derden te voorkomen.
Als het voertuig voorzien is van een inrichting ter voorkoming van diefstal, moet deze gebruikt worden.
toelichting:
- Trek-, last- en rijdieren en vee vastbinden bij het verlaten op de openbare plaats.
- Bij een voertuig: de rem vastzetten, ramen en deuren sluiten, contactsleutel weg, stuurslot vast.
- Met misbruik wordt diefstal bedoeld maar ook achtergebleven kinderen die de wagen in beweging zouden kunnen brengen.
8.6 vrijloopstand
- Het is iedere bestuurder verboden de motor in vrijloopstand herhaaldelijk te versnellen.
- De bestuurders mogen daarenboven de motor niet laten draaien in vrijloopstand, behalve ingeval van noodzaak.
art. 9.1.1.
Plaats van de bestuurders op de openbare weg
basisregel volgens de wetgever
+ overzicht uitzonderingen
Indien de openbare weg een rijbaan bevat moeten alle bestuurders die rijbaan volgen.
Dit is een verplichting. De bestuurder mag dus niet op andere delen van diezelfde openbare weg rijden.
(bv op bermen en trottoirs …)
uitzonderingen
-
fietspaden (zie regels in aparte flashcard)
- fietsen
- smalle drie- en vierwielers zonder motor
- bromfietsen A & B
- speed pedelecs
-
F18
Bestuurders die gerechtigd zijn de F18 te volgen. Dus de F18 is geen rijbaan of zelfs geen deel ervan. -
dieren
De bestuurders van niet ingespannen trekdieren, van last- of rijdieren of van vee mogen, buiten de bebouwde kommen, de gelijkgrondse bermen volgen die rechts in hun richting liggen.
art. 9.1.2.
fietspad - mag (brom)fietser verlaten?
Wanneer de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen het fietspad moeten volgen,
mogen zij dat verlaten om
- van richting te veranderen,
- omheen een hindernis te rijden
- in te halen
art. 9.1.2.
fietspad - wie wanneer volgen?
(steeds ‘behoudens plaatselijke reglementering’)
- fietsen en tweewielige bromfietsen klasse A
–> afhankelijk van hoe berijdbaar fietspad aangegeven:
-
geen fietspad aanwezig
- keuze tussen
- rijbaan
- gelijkgrondse bermen en parkeerzones
(iedereen altijd) - trottoirs en verhoogde bermen
- alleen fietsers buiten bebouwde kom
- < tien jaar met kinderfiets zelfs binnen bebouwde kom
- keuze tussen
-
wegmarkeringen art. 74
- fietsen en tweewielige bromfietsen klasse A
- verplicht volgen indien aan rechterkant
- verboden te volgen indien aan linkerkant
(geldt voor alle gebruikers)
-
D7 of D9
- fietsen en tweewielige bromfietsen klasse A
- verplicht volgen indien in hun richting gesignaleerd
- rechts: altijd
- links: altijd, behalve rechts rijden in ‘bijzondere omstandigheden’
(bv. moet even verderop aan rechterkant zijn, dan geen 2x oversteken)
-
D10
- fietsen verplicht volgen
- nooit voor bromfietsers
- drie- en vierwielers
- als zonder motor en incl. lading < 1 m breed:
- mogen ook fietspad volgen (bv. gocart)
- tweewielige bromfietsen klasse B en speed pedelecs
–> afhankelijk van max. snelheid op rijbaan:
-
tot en met 50
-
mogen fietspad volgen aangeduid door
- wegmarkeringen (alleen rechts in rijrichting!)
- D7
- (geen D9 / D10)
-
mogen fietspad volgen aangeduid door
-
+50
-
moeten fietspad volgen aangeduid door
- wegmarkeringen (alleen rechts in rijrichting!)
- D7
- (geen D9 / D10)
-
moeten fietspad volgen aangeduid door

art. 9.3.1. + 9.4. + 9.5.
basisregel volgen van rijbaan
+ overzicht uitzonderingen
–> “typische examenvraag” (!)
-
basisregel
Elke bestuurder moet- zo dicht mogelijk bij de rechterrand
- kan onmogelijk zijn door bv.
- de staat van wegdek
- de aanwezigheid van fietsers
- hindernissen op de rijbaan van gelijk welke aard
- overhangend struikgewas
- kan onmogelijk zijn door bv.
- van de rijbaan rijden
- geldt niet op aardeweg of fietspad
- zo dicht mogelijk bij de rechterrand
-
10 afwijkingen
- op pleinen en rotondes
- volgen van F13 en F15
(aanwijzingen door verkeersborden) - keuze rijstrook binnen F1 (art. 9.4)
- éénrichtingsverkeer met rijstroken
- tweerichtingsverkeer minstens vier rijstroken,
minstens twee voor iedere rijrichting
- file of druk verkeer binnen of buiten F1 (art. 9.5)
- eenrichtingsverkeer (zelfs zonder rijstroken)
- tweerichtingsverkeer minstens vier rijstroken, (alleen rijden op rijstroken voor verkeer in gevolgde rijrichting)
- rijstroken waarboven tweekleurige lichten
(zoals beschreven in art. 62bis)
- motorfietsen: niet verplicht om zo rechts mogelijk te rijden mits bepaalde voorwaarden in acht te nemen. Ze mogen zich over de ganse breedte van hun rijstrook begeven.
- fietsers en ruiters met 2 naast elkaar op rijbaan (bromfietsers niet)
- indien busstrook F17 uiterst rechts op rijbaan aanwezig
- borden
- D1 (“verplichting de door de pijl aangeduide richting te volgen”, niet te verwarren met F19: “openbare weg met eenrichtingsverkeer”) of
- F21 (“rechts of links voorbijrijden toegelaten”)
- opstellen van voertuig:
op berm rijden voor bv. parkeren - bij het
- uitwijken voor een hindernis op de rijbaan (fietsers, voetgangers, geparkeerde voertuigen…)
- links inhalen
- inhalen of kruisen via de gelijkgrondse berm

art. 9.3.2.
motorfiets op rijstrook manoeuvres?
nee,
De rijbewegingen door de bestuurder van een motorfiets uitgevoerd op het gedeelte van de rijbaan dat hij mag innemen, worden niet als manoeuvres zoals bedoeld in artikel 12.4 beschouwd en vereisen geen gebruik van de richtingaanwijzers.
De bestuurder mag echter niet de inhaalbewegingen hinderen waarmee achterliggers begonnen zijn.
art. 9.3.2.
motorfiets rechts rijden?
Nee,
- wel rijstroken
- ganse breedte rijstrook
- geen rijstroken
- eenrichting: ganse breedte
- tweerichting: helft van de breedte langs rechterzijde
Volledige breedte motorfiets telt om plaats te bepalen, dus incl.
- voertuig
- bestuurder
- passagier
- lading (zijtassen!)
art. 9.7.
op pechstrook rijden
–> “typische examenvraag” (!)
Het is verboden op de pechstrook te rijden behalve voor:
- prioritaire voertuigen die een dringende opdracht uitvoeren
- personen of diensten opgeroepen door het openbaar ministerie of door de federale of lokale politie, om zich bij sterk vertraagd of stilstaand verkeer naar de plaats van een incident langs of op de autosnelweg of autoweg te begeven
- takelwagens, om zich bij sterk vertraagd of stilstaand verkeer, naar de plaats van een incident langs of op de autosnelweg of autoweg te begeven.
=> particulier wegslepen op autosnelweg verboden!
art. 10-11
snelheid(sbeperkingen) -
bruusk remmen wel toegestaan
Bruusk stoppen om veiligheidsreden is wel toegestaan.
bv:
- bestuurder die geen voorrang geeft
- plots (onvoorzienbaar) overstekende
- voetganger
- kind
- groot dier
- …
art. 10-11
snelheid(sbeperkingen) -
snelheid “aanzienlijk” verminderen:
Het afremmen van een normale snelheid naar stapvoets rijden
–> moet getoond worden door de stoplichten van het afremmende voertuig.
art. 10-11
snelheid(sbeperkingen) -
soorten snelheid aanpassen
+ voorbeelden
- vertragen en zo nodig stoppen
- snelheid matigen
- dubbel voorzichtig zijn
- stapvoets rijden
vertragen en zo nodig stoppen
- Art. 10.3 = dieren vertonen tekenen van angst
- Art. 15.2 = tegemoetkomende weggebruikers bij hindernis
- Art.39 = autobus/trolley verlaten hun halte in F1
- Art.40.2 = aanwezigheid van kinderen/personen handicap
snelheid matigen…
- Art.7.4 = om het wegdek niet te beschadigen
- Art.19.2.3° = Bij het rechts afslaan
- Art.19.3.4° = Bij het links afslaan
- Art.22ter1.1° = Bij het naderen van een verhoogde inrichting
… en zo nodig stoppen
- Art.39bis =Bestuurder schoolvervoer zet 4 richtingsaanwijzers aan.
- Art.40.3.1.= rijden langs autocar/bus /spoorvoertuig die reizigers laten in- of uitstappen.
- Art.40.4.2 = naderen van een oversteekplaats voor voetgangers zonder lichten of bevoegd persoon.
- Art. 40ter = naderen van oversteekplaats fietsers/bromfietsers.
dubbel voorzichtig zijn
- Art.7.1 = aanwezigheid kwetsbare weggebruikers
- Art.12.2 = bestuurder die een kruispunt oprijdt
- Art.22bis2° = ten opzichte van kinderen in een woonerf/erf Art.22ter1.1°= verhoogde inrichting
- Art.22 Quinquies2 = Tegenover kinderen F99 a en c
- Art.22 septies2. = Kinderen in speelstraten
- Art.22 octies 2. = tov voetgangers/fietsers/ruiters F99c Art.39bis = naderen van schoolvervoer
- Art.40.2 = ten aanzien van kinderen/bejaarde/handicap. Art.40ter = fietsende kinderen en bejaarden
- Art.64.1.= een oranjegeel knipperlicht voorbij rijden.
stapvoets rijden
- Art.22 sexies2. = bestuurders die in een voetgangerszone rijden.
- Art.22septies2 = bestuurders die in speelstraten rijden.
- Art. 40.6 = hindernis rijbaan en voetgangers geen 1m ruimte hebben.
- Art.40.7 = tussen bestuurder en voetganger geen 1m zijdelings mogelijk is
art. 10-11
snelheid(sbeperkingen) -
soorten snelheidsbeperkingen
- Het verkeersreglement maakt een onderscheid tussen volgende snelheidsbeperkingen:
- absolute = concrete
- relatieve = betrekkelijke
-
absolute worden opgelegd in functie van:
- aard van het voertuig
- bv. bromfiets klasse A = 25 km/h
- bromfiets klasse B = 45 km/h
- aard van de openbare weg
- bv. autosnelweg = 120 km/h
- 2X2 met middenberm = 120 km/h
- aangebrachte verkeerstekens
- bv. woonerf = 20 km/h
- fietsstraat = 30 km/h
- de omstandigheden waarin de bestuurder zich bevindt
- bv. motorfietser die tussen de rijstroken rijdt tegen max. 20 km/u sneller dan de andere bestuurders (indien deze max. 50 km/u rijden)
- aard van het voertuig
-
kenmerken relatieve
- verkeersreglement vermeldt geen getallen
- verantwoordelijkheidszin en gezonde verstand van de bestuurders
- snelheid moet worden aangepast om het verkeer veilig te houden in de omstandigheden van dat moment, bv:
- plaatsgesteldheid
- verkeersdichtheid
- belemmering
- zichtbaarheid
- staat van het wegdek
- …
- ‘Voldoende veiligheidsafstand’ wordt omschreven in artikel 18.
art. 10-11
snelheid(sbeperkingen) -
strafbaar remmen
+ voorbeelden rechtspraak
Het remmen is strafbaar wanneer de volgende 3 voorwaarden zijn vervuld:
- plots
- niet om veiligheidsredenen
- normale gang van het verkeer belemmeren
Voorbeelden in de rechtspraak aanzien als overtreding:
- plots remmen voor een groene pijl die men mocht voorbijrijden
- plots remmen midden op het kruispunt omdat men zich van weg vergiste
- plots en zonder reden voor een pas ingehaalde bestuurder remmen
- plots remmen voor een klein diertje (in dit geval een eekhoorntje)
- plots remmen om te testen of de remmen nog goed werkten
- plots remmen om fruit langs de weg te kopen
art. 10.3.
snelheid bij naderen dieren
Elke bestuurder moet vertragen wanneer hij
- rijdieren
- trekdieren
- lastdieren
- vee
op de openbare weg nadert.
Hij moet stoppen indien deze dieren tekenen van angst vertonen.
(Enkel stoppen indien tekenen van angst!)
art. 10.4.
uitdagen snelheid
Het is verboden een bestuurder aan te sporen of uit te dagen overdreven snel te rijden.
–> strafbaar
art. 11
overzicht maximumsnelheden
(excl. borden C43)
tabel Vlaams gewest:
-
4 verticaal (MTM)
- tot en met 3,5 ton (auto)
- tot en met 7,5 ton (lichte vracht)
- meer dan 7,5 ton (zware vracht)
- autocars en -bussen
-
4 horizontaal (type weg)
-
speciale wegen
- autosnelweg
- 2x2 met fysieke middenberm
-
gewone wegen
- 2x2 met wegmarkering
- gewone weg
-
gewone weg 1 met bord
- 2x2 met wegmarkering met C43 van 90 km/h
-
gewone weg 2 met bord
- gewone weg met C43 van 90 km/h
-
speciale wegen
-
‘unieke’ voertuigen per kolom
(geheugensteun Kurt)- auto
- zware vracht
- / (iedereen)
- onderste helft
maximumsnelheden
-
stapvoets
- voetgangerszone
- speelstraat
- voorbijrijden van een hindernis (art. 40.6 en 40.7)
-
20 km/h
- (woon)erf
-
25 km/h
- nood-hulpkoppeling
- gemotoriseerd voortbewegingstoestel
- bromfiets klasse A
- kermisvoertuigen
- miniatuurslepen
- publiciteitsmaterieel
- folkloristische voertuigen
-
30 km/h (zie ook aparte flashcard)
- fietsstraten
- verhoogde inrichting
- “voorbehouden wegen” F99 a, b en c
- file-filtreren door motards waarbij auto’s 10 km/h
- bebouwde kom in Brussels Gewest
-
40 km/h
- voertuigen met specifieke banden:
- cushionbanden
- elastische banden
- onbuigzame banden
- voertuigen zonder ophanging
- voertuigen met specifieke banden:
-
45 km/h
- bromfiets klasse B
-
50 km/h
- wegen binnen een bebouwde kom
-
60 km/h
- voertuigen en slepen (gewone wegen) met MTM hoger dan 7,5 T
-
70 km/h
- autobus/autocar op ‘gewone wegen’ in Vlaams gewest:
- -> alle wegen anders dan
* autosnelweg
* 2x2 met fysieke middenberm -
75 km/h
- autobus/autocar op ‘gewone wegen’ in Waals en Brussels:
- -> alle wegen anders dan
* autosnelweg
* 2x2 met fysieke middenberm
* 2x2 gescheiden door wegmarkering -
90km/h
-
Vlaams gewest
- alle categorieën anders dan tot en met 3,5 ton op autosnelweg en 2x2 met fysieke berm
- alle categorieën op 2x2 met wegmarkering en bord C43 van 90 km/h
- alle categorieën tot en met 7,5 ton op gewone weg met bord C43 van 90 km/h
-
Brussels en Waals gewest
- op een 2X2 met wegmarkering voor alle voertuigen, incl.
- autobus en autocar
- voertuigen en slepen met een MTM van meer dan 3,5 ton
- op een 2X2 met wegmarkering voor alle voertuigen, incl.
-
Vlaams gewest
-
100 km/h
- autocar op de autosnelweg indien
- begrensd +
- gordels
- autocar op de autosnelweg indien
-
120 km/h
- alle voertuigen en slepen tot en met 3,5 ton MTM op
- autosnelweg
- 2X2 met fysieke middenberm
- alle voertuigen en slepen tot en met 3,5 ton MTM op

art. 11.
* “Noem 4 gevallen op waar bestuurders maximum 30km/h mogen rijden zonder dat verkeersborden de toegelaten snelheid bepalen.”*
-
F99 “voorbehouden wegen”
- a: voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs (categorieën kunnen op bord aangepast worden)
- b: idem maar met aanduiding van welk deel bestemd voor welke categorie (verticale streep)
- c: idem als a maar ook bijkomend landbouwvoertuigen
- op een “echte” verhoogde inrichting (art.22)
- in een fietsstraat
- wanneer motards “file-filtreren” wanneer de file zich tegen 10km/h verplaatst. In dit geval mogen zij exact 30 km/h rijden, want motorrijder:
- max. 20 km/h sneller dan file
- zelf max. 50 km/h (anders te gevaarlijk, smalle doorgang)
art. 12.
verplichting voorrang te verlenen
drie soorten ‘rijbewegingen’
- gereglementeerde rijbewegingen
- manoeuvres
- bijzondere voorrangsregel ‘ritsen’
art. 12.3.1.
verplichting voorrang te verlenen
algemene regel + uitzonderingen
Elke bestuurder moet voorrang verlenen aan de bestuurder die van rechts komt, behalve indien
- hij op een rotonde rijdt
- de bestuurder die van rechts komt uit een verboden rijrichting komt
- hij uit een openbare weg of een rijbaan met een verkeersbord B1 (omgekeerde driehoek) of met een verkeersbord B5 (stop) komt
- hij uit een aardeweg of een pad op een openbare weg met een rijbaan komt
=> De voorrang aan rechts- geldt niet aan kruispunten gevormd door een rijbaan en een aardeweg / pad.
- geldt wel aan een kruispunt gevormd door
- aardeweg - aardeweg
- pad - pad
- aardeweg - pad
-
spoorvoertuig
- heeft altijd voorrang
- voorrang wordt geregeld door
- bevoegde personen
- verkeerslichten
- verkeersborden
- oversteken van trottoirs en fietspaden
- prioritaire voertuigen
- ritsen
art. 12.
verplichting voorrang te verlenen
aanduiding drie verkeersborden
-
B1 (omgekeerde driehoek)
- markering (witte haaientanden) duiden de plaats aan waar er indien nodig moet gestopt worden.
-
B5 (stopbord)
- markering (witte dwars- of stopstreep) duidt de plaats aan waar moet gestopt worden.
-
B17 (kruisteken)
- niet verplicht op een kruispunt met voorrang aan rechts
art. 12.
verplichting voorrang te verlenen
gereglementeerde rijbeweging
- definitie
- een beweging die door de wetgever wordt omschreven
- De bestuurder krijgt in afzonderlijke artikels de juiste informatie over de manier waarop de bewegingen moeten worden uitgevoerd.
- Een beweging mag dan ook geen ‘manoeuvre’ worden genoemd (bv. ‘inhaalbeweging’)
-
4 soorten
- inhalen (art. 16)
- kruisen (art.15)
- links afslaan (art.19.3)
- rechts afslaan (art.19.2)
art. 12.
verplichting voorrang te verlenen
manoeuvre - definitie
- een niet door het verkeersreglement gereglementeerde rijbeweging
- De wetgever omschrijft dus niet precies hoe een maneuver moet worden uitgevoerd,
- maar schrijft wel voor dat dan voorrang moet verlenen aan alle andere weggebruikers.
art. 12.
verplichting voorrang te verlenen
manoeuvre - voorbeelden
Worden inzonderheid als manoeuvres beschouwd:
- van rijstrook of van file veranderen
- de rijbaan oversteken
- een parkeerplaats verlaten of oprijden
- uit een aanpalende eigendom komen
- keren of achteruitrijden
art. 12.
verplichting voorrang te verlenen
manoeuvre - voorrang en uitzonderingen
De bestuurder die een manoeuvre wil uitvoeren, is steeds ‘ondergeschikt’ aan de andere weggebruiker en moet bijgevolg voorrang verlenen (zoniet overtreding 2de graad),
behalve bij volgende uitzonderingen, die niet worden beschouwd als manoeuvre:
-
fietspad (12.4.derde lid)
Wordt niet als manoeuvre beschouwd:
zich op het einde van een fietspad op de rijbaan begeven om rechtdoor te rijden -
motorfiets breedte (art.9.3.2. derde lid)
De rijbewegingen door de bestuurder van een motorfiets uitgevoerd op het gedeelte van de rijbaan dat hij mag innemen, worden niet als manoeuvres zoals bedoeld in artikel 12.4 beschouwd en vereisen geen gebruik van de richtingaanwijzers. De bestuurder mag echter niet de inhaalbewegingen hinderen waarmee achterliggers begonnen zijn. -
ritsen (art.12bis)
van rijstrook of van file veranderen bij het ritsen -
bushalte (art 39)
Binnen de bebouwde kommen moet elke bestuurder die dezelfde richting volgt als een autobus of een trolleybus, die autobus- of trolleybusbestuurder gelegenheid laten zijn halteplaats te verlaten wanneer hij met de richtingsaanwijzers zijn voornemen kenbaar heeft gemaakt zijn voertuig opnieuw in beweging te brengen. Daartoe moet hij vertragen en, zo nodig, stoppen. In dat geval en in afwijking van de bepalingen van artikel 12.4., moeten de autobus- en de trolleybusbestuurders geen voorrang verlenen aan de andere bestuurders die dezelfde richting volgen.
art. 12.
verplichting voorrang te verlenen
overtreding toch voorrang op kruispunt
Een bestuurder die voorrang heeft kan een overtreding begaan indien hij bv. een kruispunt zou oprijden
- met een (fel) overdreven snelheid of
- zonder voertuigverlichting bij duisternis
omdat hij dan een onvoorzienbare hindernis vormt voor de voorrangsplichtige.
art. 12.
verplichting voorrang te verlenen
recht / plicht
In het verkeersreglement is er nergens sprake van voorrangsrecht.
Er is wel sprake van de verplichting om voorrang te verlenen.
art. 12.
verplichting voorrang te verlenen
spoorvoertuig
Een spoorvoertuig heeft absolute voorrang, andere weggebruikers moeten zich dan ook steeds zo snel mogelijk van de sporen verwijderen.
Artikel 1 stelt dat een spoorvoertuig het verkeersreglement niet moet volgen.
Het is verboden voor weggebruikers om de sporen die buiten de rijbaan zijn aangelegd te volgen (zie Artikel 20.)
art. 12.
verplichting voorrang te verlenen
voorrang aan rechts geldt waar? (plaats/ruimte)
Voorrang aan rechts geldt
- over de ganse breedte van de openbare weg
=> ook op- bermen
- trottoirs
- ook op
- pleinen
- openbare terreinen (parkings)
art. 12.
verplichting voorrang te verlenen
voorrang aan rechts geldt wel/niet ten opzichte van
De voorrang aan rechts geldt tussen bestuurders, zoals
- fietsers
- ruiters
- motorfiets (ook als aan hand leidt!)
- geleider van vee
- iemand met een paard bij de teugel
- een gespan
- …
De voorrang aan rechts geldt niet ten opzichte van voetgangers of gelijkgestelden, maar… iemand die een motorfiets aan de hand leidt, blijft bestuurder EN heeft voorrang als hij van rechts komt!
art. 12bis
verplichting voorrang te verlenen
ritsen
-
soort ‘beweging’
-
geen
- manoeuvre
- gereglementeerde beweging
- wel een “bijzondere voorrangsregel”
-
geen
-
wanneer
beperkt tot de gevallen waarbij de vlotte doorstroming van het verkeer in gedrang komt -
hoe
- eerste voertuig
- helemaal op het einde van de rijstrook
- die ophoudt te bestaan
- aan een uiterst lage snelheid (stapvoets) invoegen in de vrije rijstrook
-
voorrang
De bestuurders van de “vrije rijstrook” zijn verplicht om in deze omstandigheden de voorrang af te staan aan de invoegende of ‘ritsende bestuurders’.
In bepaalde gevallen moeten de bestuurders van de vrije rijstrook het “dubbel ritsen” toestaan met name eerst langs rechts en daarna langs links. -
voorwaarden
- sterk vertraagd verkeer.
- rijstroken die ophouden te bestaan
- Er moeten geen borden het ritsen aankondigen.
- Borden betreffende de voorrang vernietigen altijd het ritsen.
art. 13.
aankondiging van een manoeuvre
Alvorens een manoeuvre of een beweging uit te voeren die
- een zijdelingse verplaatsing vereist
- of een wijziging van richting veroorzaakt,
moet de bestuurder zijn voornemen tijdig genoeg kenbaar maken
- met de richtingsaanwijzers wanneer het voertuig daarvan voorzien is
- of, zoniet en indien mogelijk (bv. amputatie, kasseien, lading), door een teken met de arm.
Deze aanduiding moet ophouden zodra de zijdelingse verplaatsing of de wijziging van richting uitgevoerd is.
art. 14.
vrijmaken van de kruispunten
De bestuurder die een kruispunt opgereden is waar het verkeer geregeld wordt door
- een bevoegd persoon
- of door verkeerslichten,
mag dit kruispunt vrijmaken zonder te wachten tot het verkeer opengesteld is in de richting die hij gaat nemen,
behalve indien op de weg die hij gaat volgen een aan zijn rechterzijde geplaatst rood licht hem zulks verbiedt.
–>
Dit artikel geeft de bestuurder de mogelijkheid om het kruispunt te verlaten zonder te wachten tot het verkeer is “opengesteld” in de richting die de bestuurder gaat nemen.
Indien een kruispunt belemmerd is, is er een verbod om het kruispunt op te rijden, zelfs al zouden de verkeerslichten op groen staan.
(“zodanig ‘belemmerd’ dat hij waarschijnlijk op het kruispunt zal moeten stoppen en aldus het dwarsverkeer zou hinderen”)
art. 15.
kruisen
hoe kruisen?
–> belangrijk, volledig kunnen opzeggen
- Het kruisen geschiedt rechts.
- Voldoende zijdelingse afstand bewaren en zo rechts mogelijk uitwijken.
Indien nodig (rijbaan niet breed genoeg) mag zowel in de F1 als de F3 de gelijkgrondse berm hierbij worden gebruikt,
nooit andere delen van de openbare weg:- verhoogde bermen
- trottoirs
- fietspaden (zelfs lege)
- parkeerstroken
- Indien het kruisen niet kan wegens een “belemmering wegens hindernis of andere weggebruikers” moet de bestuurder die deze “belemmering” tegenkomt in zijn rijrichting, vertragen en indien nodig stoppen.
-
Spoorvoertuigen worden standaard rechts gekruist, mag alleen links bij
- engte van de doorgang
- stilstaand / geparkeerd voertuig
- andere vaste hindernis
- dus geen overstekende voetganger
- en op voorwaarde dat tegemoetkomende weggebruikers niet gehinderd of in gevaar gebracht worden
art. 15.
kruisen
definitie
- definitie
een gereglementeerde rijbeweging waarbij
- een bestuurder
- op dezelfde hoogte
- op eenzelfde deel van de openbare weg
- In tegenovergestelde rijrichting
- het nog in het verkeer zijnde voertuig van een andere bestuurder voorbijrijdt.
-
toelichting
- tussen twee bestuurders, dus niet tussen bv. bestuurder en voetganger
- in principe naast elkaar
- een auto kan een fietser op een fietspad niet kruisen
- Een geparkeerd voertuig kan je dus niet kruisen; daarentegen een voertuig dat aan het rode licht staat kan je wel kruisen.
art. 16.
inhalen
algemeen principe
+ uitzonderingen
- algemeen principe
- gebeurt steeds links, zowel op
- rijbaan
- aardeweg
- fietspad
uitzonderingen
gebeurt rechts in twee gevallen:
-
spoorvoertuigen die op rijbaan rijden of stilstaan (om reizigers te laten in- en uitstappen),
dus niet in eigen bedding- behalve (dus dan toch links inhalen):
- engte van de doorgang
- vaste hindernis
- bv. stilstaand of geparkeerd voertuig
- op rijbanen met eenrichtingsverkeer als de behoeften van het verkeer het rechtvaardigen
- opmerking: een spoorvoertuig haal je altijd in, maakt niet uit of het in beweging is of stilstaat
(dus nooit ‘voorbijrijden’)
- behalve (dus dan toch links inhalen):
- de in te halen bestuurder wil links afslaan
- heeft richtingaanwijzer aangezet
- en heeft zich naar links begeven
art. 16.5.
inhalen
mag andere delen openbare weg gebruiken?
ja, maar uitsluitend de gelijkgrondse berm
- indien rijbaan niet breed genoeg om gemakkelijk in te halen
- zowel links als rechts
- zowel in F1 als F3
- op voorwaarde dat hij de weggebruikers die zich daar bevinden, niet in gevaar brengt
dus nooit
- fietspad (zelfs leeg)
- verhoogde berm
- trottoir
- parkeerstroken
art. 16.
inhalen
claxoneren toegelaten?
ja, om ongeval te vermijden
- in F3
art. 16.
inhalen
definitie
+ toelichting wat niet
-
definitie
- een gereglementeerde rijbeweging
- tussen twee bestuurders
- die beiden in beweging zijn
- in dezelfde richting rijden
- op hetzelfde deel van de openbare weg rijden
- waarbij de achterste bestuurder op gelijke hoogte komt met de voorste.
-
toelichting
- is dus niet inhalen wanneer bestuurder voorbijrijdt
- voetganger
- geparkeerd voertuig
- fietser op fietspad
- is dus niet inhalen wanneer bestuurder voorbijrijdt
art. 16.
inhalen
wordt niet als inhalen beschouwd (4)
+ uitzondering
- aanwijzingen volgen F13 en F15
- vrije keuze rijstrook F1 (art. 9.4)
- druk verkeer in meerdere files (art. 9.5)
-
motorfietsen tussen de rijstroken
- tussen twee meest links gelegen rijstroken
(op autowegen en autosnelwegen) - zelf max. 50 km/u
- max. 20 km/u sneller dan file
- tussen twee meest links gelegen rijstroken
Opgelet!
blijft wel inhalen: art. 17.2.5.
–> wanneer de in te halen bestuurder
-
stopt voor een oversteekplaats voor
- voetgangers
- fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen
- of deze oversteekplaats nadert en deze niet bewaakt is door
- bevoegd persoon
- of verkeerslichten
art. 16.
inhalen
richtlijnen voor wie wordt ingehaald
zelfs voor wie ‘op punt staat links ingehaald te worden’
- zo ver mogelijk naar rechts op de rijbaan uitwijken
(dus niet op berm) - mag snelheid niet opvoeren
art. 16.
inhalen
voorbijrijden / inhalen wie voorrang?
voorbijrijden krijgt voorrang op inhalen
op voorwaarde dat de voorbijrijdende bestuurder
- niet van file of rijstrook verandert om de hindernis of het geparkeerde voertuig voorbij te rijden
=> is dan namelijk manoeuvre volgens artikel 12.4 - of om gelijk welke reden was gestopt voor de hindernis of een geparkeerd voertuig en nadien terug vertrekt
art. 16.4.
hoe inhalen?
–> typische examenvraag
Voor het links inhalen moet elke bestuurder:
- zich ervan vergewissen dat hij dit zonder gevaar kan doen, en inzonderheid:
- dat de weg over een voldoende afstand vrij is om alle gevaar voor ongevallen te vermijden
- dat geen achterligger reeds begonnen is in te halen
- dat hij zijn plaats rechts opnieuw kan innemen, zonder de andere bestuurders te hinderen
- dat hij op zeer korte tijd kan inhalen
- zijn voornemen zich naar links te verplaatsen tijdig genoeg kenbaar maken door middel van de
- richtingsaanwijzers wanneer het voertuig daarvan voorzien is
- of, zoniet en indien mogelijk (bv. fietser kasseien, zware lading, amputatie), door een teken met de arm
Deze aanduiding moet ophouden zodra de zijdelingse verplaatsing uitgevoerd is.
art. 16.5.
inhalen
welke zijdelings afstand houden van in te halen voertuig?
- Elke inhalende bestuurder moet zich zo ver als nodig is van de in te halen bestuurder verwijderen;
- Een zijdelingse afstand bewaren van minstens (art 40.ter)
1 m binnen bebouwde kom
1,5 m buiten bebouwde kom
tov- fietsers
- tweewielige bromfietsers
art. 16.6.
inhalen
daarna welke plaats innemen?
na inhalen opnieuw plaats zo rechts mogelijk op de rijbaan innemen
- zodra dat kan zonder ‘bezwaar’ (gevaar) voor de andere bestuurders
- na voornemen kenbaar gemaakt te hebben door middel van
- richtingsaanwijzers wanneer het voertuig daarvan voorzien is
- of, zoniet en indien mogelijk, door een teken met de arm
- Deze aanduiding moet ophouden zodra de zijdelingse verplaatsing uitgevoerd is.
De bestuurder moet echter zijn plaats rechts niet terug innemen wanneer hij onmiddellijk opnieuw wil inhalen op rijbanen met :
- éénrichtingsverkeer
- met of zonder rijstroken, maakt niet uit
- tweerichtingsverkeer
- min. vier rijstroken
- bv. 2X2 of 3+1
art. 17.2.5.
inhaalverbod
oversteekplaats
-
doel
extra inhaalverbod biedt extra bescherming bij oversteekplaatsen voor- voetgangers
- fietsers
- bestuurders tweewielige bromfietsen
-
wanneer
indien voorligger- aan bewaakte plaats stopt
- bevoegd persoon
- lichten
- onbewaakte plaats nadert
- aan bewaakte plaats stopt
-
regels
- inhalen altijd verboden
- zowel links als rechts
- ook in omstandigheden vrije rijstrookkeuze
- volgen van F13 of F15
- bebouwde kom (art.9.4 volledig)
- verkeersdrukte (art. 9.5 volledig)
- Merk op dat een “fietser” in deze situaties mag blijven worden ingehaald en, indien de oversteekplaatsen bewaakt worden door verkeerslichten of een bevoegd persoon, deze inhaalverboden niet van toepassing zijn.
art. 17.
inhaalverbod
alle soorten en situaties
Er zijn twee soorten verboden op links inhalen:
- algemeen
- specifiek (term zelf verzonnen)
“algemeen links inhaalverbod”
- verbiedt links inhalen van alle voertuigen
- geldt dus tussen alles bestuurders onderling, incl. motorloze voertuigen zoals fietsen en rijwielen
- waar?
-
onvoldoende zichtbaarheid
indien de bestuurder de tegemoetkomende weggebruiker niet van ver genoeg kan zien (art. 17.1.) - op een verhoogde inrichting (zie art. 22ter)
- bij een doorlopende witte streep ( zie art. 72.2)
-
onvoldoende zichtbaarheid
“specifiek links inhaalverbod”
- verbiedt bepaalde voertuigen links in te halen in bepaalde situaties
- meerbepaald verbod tot links inhalen van een
-
gespan
(zelfs een met maar één wiel) -
tweewielig motorvoertuig
(fiets mag dus bv. wel, brom- of motorfiets niet) -
voertuig met meer dan twee wielen
(ook motorloos, bv. gocart)
-
gespan
- rechts inhalen blijft dus indien mogelijk toegelaten indien voorligger
- voorgesorteerd
- te kennen gegeven gaat linksaf slaan
- waar?
- onbewaakte overweg
- met A45 of A47
- zonder slagbomen of lichten
-
kruispunten met voorrang
- aan rechts
- (voor andere bestuurders –> denk speelt geen rol)
- onvoldoende zichtbaarheid
- bv. naderen van bocht of top helling
- alleen toegestaan indien doorlopende witte streep aanwezig die niet moet overschrijden
-
tripleren
- alleen toegestaan indien
- drie of meer rijstroken in jouw rijrichting
- uiterst rechts rijdende voertuig niet meer dan twee wielen
- alleen toegestaan indien
- onbewaakte oversteekplaats
- voor
- voetgangers
- fietsers
- bestuurders tweewielige bromfietsen
- als in te halen bestuurder
- aan deze plaats stopt
- deze plaats nadert
- zowel links als rechts inhalen verboden
- mag wel altijd fietser inhalen
- voor
- categorie C bij neerslag
- voertuigen en slepen voor vervoer van zaken met MTM van +7,5 ton
- uitsluitend op volgende wegen:
- autosnelwegen
- autowegen
- wegen met ten minste vier rijstroken met of zonder middenberm
- (mag dus wel op gewone wegen, raar maar waar)
- mogen wel steeds ingehaald worden:
- landbouwvoertuigen
- voertuigen op voorbehouden strook voor traag verkeer
-
langere en zwaardere slepen
- mogen voertuigen die meer dan 50 km/u rijden alleen op autosnelwegen inhalen
- onbewaakte overweg

art. 18.1.
afstand tussen de voertuigen
op bruggen
Op bruggen moeten de bestuurders van voertuigen en slepen met een maximale toegelaten massa van meer dan 7,5 ton, onderling een afstand houden van ten minste 15 meter.
art. 18.2.
afstand tussen de voertuigen
zwaar vervoer - F3
Buiten de bebouwde kommen moeten bestuurders van
- voertuigen
- en slepen
- met een maximale toegelaten massa van meer dan 7,5 ton
- of langer dan 7 meter
onderling een afstand houden van ten minste 50 meter.
art. 18.3-4
afstand tussen de voertuigen
konvooien
- Buiten de bebouwde kommen moeten bestuurders van auto’s die in konvooi rijden voor een gezamenlijk te maken tocht, onderling een afstand houden van ten minste 50 meter.
- Het bepaalde in 18.3. geldt niet voor legervoertuigen die in konvooi rijden:
- tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag
- bij zeer mistig weer
art. 18.4
afstand tussen de voertuigen
signalisatie van legerkonvooien
–> niet belangrijk
Deze konvooien worden als volgt gesignaleerd:
- het eerste voertuig voert een blauwe wimpel of, bij nacht, vooraan een blauw licht
- het laatste voertuig voert een groene wimpel of, bij nacht, vooraan een groen licht
De wimpels worden aan de linkerzijde van de voertuigen aangebracht.
Bovendien moeten de legervoertuigen die in konvooi rijden, zowel bij dag als bij nacht, met dimlichten rijden, of met grootlichten voor zover het gebruik van deze laatste toegelaten is.
art. 19.
richtingverandering
reglement (procedure)
LINKS en RECHTS afslaan zijn GEREGLEMENTEERDE BEWEGINGEN.
19.1. De bestuurder die naar rechts of naar links wil afslaan om de rijbaan te verlaten of die zijn voertuig langs de linkerkant van een rijbaan met éénrichtingsverkeer wil opstellen, moet zich vooraf ervan vergewissen dat hij dit kan doen zonder gevaar voor de andere weggebruikers, vooral rekening houdend met de vertragingsmogelijkheden van de achterliggers;
19.2. De bestuurder die naar rechts afslaat moet:
1° zijn voornemen tijdig genoeg (ca. 50-75 m) kenbaar maken door middel van de rechter richtingsaanwijzer wanneer het voertuig daarvan voorzien is of, zoniet en indien mogelijk (amputatie, kasseien, zware lading), door een teken met de arm. Deze aanduiding moet ophouden zodra de beweging uitgevoerd is;
Het oprijden van een rotonde wordt beschouwd als een richtingsverandering waarbij de richtingaanwijzers niet moeten gebruikt worden.
Het verlaten van een rotonde is een richtingsverandering waarbij de richtingaanwijzers wel gebruikt moeten worden.
2° zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan blijven.
De bestuurder mag zich evenwel naar links begeven wanneer hij wegens de plaatsgesteldheid en de afmetingen van het voertuig of de lading niet bij de rechterrand van de rijbaan kan blijven.
In dat geval moet hij zich vooraf ervan vergewissen dat geen achterligger reeds begonnen is in te halen, bovendien mag hij de andere bestuurders die op normale wijze rijden op de openbare weg die hij gaat verlaten, niet in gevaar brengen.
3° de beweging met matige snelheid uitvoeren;
4° de beweging zo kort mogelijk uitvoeren, behalve in de gevallen dat het verkeer op de ingeslagen rijbaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 9.4. en 9.5. geschiedt.
19.3. De bestuurder die naar links afslaat moet:
1° zijn voornemen tijdig genoeg kenbaar maken door middel van de linker richtingsaanwijzer wanneer het voertuig daarvan voorzien is of, zoniet en indien mogelijk, door een teken met de arm.
Deze aanduiding moet ophouden zodra de beweging uitgevoerd is;
2°
a) op een rijbaan met tweerichtingsverkeer, zich naar links begeven zonder de tegenliggers te hinderen;
b) op een rijbaan met éénrichtingsverkeer, zo dicht mogelijk bij de linkerrand ervan blijven.
3° voorrang verlenen aan de tegenliggers op de rijbaan die hij gaat verlaten;
4° de beweging met matige snelheid uitvoeren;
5° op de kruispunten de beweging zo ruim mogelijk uitvoeren zodat hij de ingeslagen rijbaan rechts oprijdt, behalve in de gevallen dat het verkeer op die rijbaan geschiedt overeenkomstig de bepalingen van artikel 9.4. en 9.5.
- De bestuurder die van richting verandert moet voorrang verlenen aan de bestuurders en aan de voetgangers die de andere delen van dezelfde openbare weg volgen.
- De bestuurder die van richting verandert moet voorrang verlenen aan de voetgangers die de rijbaan oversteken die hij gaat oprijden.
- Geschiedt het verkeer overeenkomstig de bepalingen van artikel 9.4. en 9.5., dan mag de bestuurder slechts rechts afslaan indien hij zich in de rechterstrook of file bevindt, en links indien hij zich in de linkerstrook of file bevindt.
art. 19.
richtingverandering
links afslaan op een rijbaan met 2 richtingenverkeer:
“aan wie voorrang verlenen”?
- aan achterliggers die begonnen zijn met inhalen vooraleer dat er kennis werd gegeven dat men links wilde afslaan (kijk goed in de achteruitkijkspiegel).
- aan het dwarsverkeer dat voorrang heeft (bv B17)
- aan de tegenliggers op de rijbaan die men gaat verlaten.
- aan bestuurders en voetgangers die andere delen van de openbare weg volgen die men gaat verlaten.
- aan voetgangers die de rijbaan oversteken van de weg die men inslaat.
art. 20.
verkeer op spoorwegen en overwegen
Elk verkeer op buiten de rijbaan aangelegde sporen is verboden.
De weggebruiker die een overweg nadert moet dubbel voorzichtig zijn teneinde alle ongevallen te voorkomen: wanneer het een overweg is zonder slagbomen of zonder verkeerslichten, of wanneer deze lichten niet werken, mag de weggebruiker zich slechts op de overweg begeven na er zich van vergewist te hebben dat geen enkel spoorvoertuig nadert.
20.3. Het is verboden zich op een overweg te begeven:
(= typische examenvraag)
1° wanneer de slagbomen in beweging of gesloten zijn;
2° wanneer de rode knipperlichten branden;
3° wanneer het geluidssein werkt.
20.4. De bestuurder mag een overweg niet oprijden wanneer het verkeer zodanig belemmerd is dat hij waarschijnlijk op die overweg zou moeten stoppen.
art. 21.
verkeer op autosnelwegen
opsomming 4 gereglementeerde hoofdzaken
- toegang
- specifieke verbodsbepalingen
- snelheid
- plaats van de bestuurder
art. 21.
verkeer op autosnelwegen
“Mag nooit parkeren op autosnelweg?”
toch wel,
- op parkeerstroken, aangeduid met E9a
(witte P in blauwe rechthoek)
art. 21.
verkeer op autosnelwegen
gereglementeerde hoofdzaak ‘plaats van de bestuurder’
algemene verplichting om rechts te rijden
3 uitzonderingen:
- inhalen
- druk verkeer (art.9.5)
- volgen van F13 en F15
bijkomende beperking voor
- autobussen / autocars
- alle voertuigen en slepen met een MTM van meer dan 3,5 ton
- mogen altijd slechts de twee uiterst rechts gelegen rijstroken gebruiken, behalve voor de opvolging van de F13 of F15
- telt alleen voor autosnelwegen, dus niet voor autowegen
art. 21.
verkeer op autosnelwegen
gereglementeerde hoofdzaak ‘snelheid’
algemene regel
- minimum 70 km/u en maximum 120 km/u
- 90 km/u voor
- autobus / autocar (gewicht speelt geen rol)
- alle voertuigen en slepen met een MTM van meer dan 3,5 ton
art. 21.
verkeer op autosnelwegen
gereglementeerde hoofdzaak ‘snelheid’
uitzonderingen wanneer toch < 70 km/u toegelaten
–> goede examenvraag
- geen horizontaal wegdek
- slechte zichtbaarheid (= relatieve snelheidsbeperking)
- bord C43
- uitzonderlijk vervoer
- legerkonvooien
art. 21.
verkeer op autosnelwegen
gereglementeerde hoofdzaak ‘toegang’
De toegang tot de autosnelweg: de toegang is verboden aan
- voetgangers, aan de bestuurders van rijwielen, van bromfietsen en van dieren;
- bestuurders van voertuigen of slepen die op een horizontale weg de snelheid van 70 km per uur niet kunnen bereiken;
- bestuurders van voertuigen die overeenkomstig de bepalingen van artikel 49.5 met een noodkoppeling of met een hulpkoppeling een andere voertuig slepen;
- bestuurders van vierwielers met motor zonder passagiersruimte (driewielers met motor wel)
- bestuurders van landbouwvoertuigen
art. 21.
verkeer op autosnelwegen
gereglementeerde hoofdzaak ‘verbodsbepalingen’
verboden handelingen
- op- en afrijden uitsluitend via op- en afritten
- bij pech
- verboden voertuig slepen met nood- of hulpkoppeling
- veiligheidsvestje voor bestuurder
- driehoek op 100 m
-
stilstaan en parkeren verboden
- __uitz: parkeerstroken, aangeduid met E9a –> witte P in blauwe rechthoek
- de dwarsverbindingen te gebruiken
- te keren of achteruit te rijden
(–> telt allemaal ook op autowegen)
verboden activiteiten
- reklametochten
- sportwedstrijden, inzonderheid snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten of -wedstrijden
- de verkoop of het te koop aanbieden van enig voorwerp
(bv. auto) - stoeten, betogingen en samenscholingen
–> steeds
- behoudens toelating van de Minister tot wiens bevoegdheid het beheer van de autosnelwegen behoort of van zijn gemachtigde
- ook verboden op autowegen
art. 22.
verkeer op autowegen
toegelaten voertuigen
- wel toegestaan
- alle motorvoertuigen en hun aanhangwagens
- uitgezonderd (dus niet toegestaan)
- bromfietsen
- vierwielers zonder passagiersruimte (driewielers dus wel toegelaten)
- landbouwvoertuigen
- slepen van kermisvoertuigen
art. 22.
verkeer op autowegen
vergelijking autoweg - autosnelweg
-
verschillen
–> autoweg:- alleen toegang voor … (zie aparte cards)
- aanwijzingsborden F9 en F11
(tov F5 en F7) - heeft kruispunten
(tov op- en afritten, hoewel: oprit wordt wel beschouwd als kruispunt en afrit als splitsing) - kan dwars door bebouwde kom gaan
- geen minimumsnelheid
(maximum afhankelijk van type en ligging) - gevarendriehoek op 30 meter
(zoals gewone weg) -
rijstroken
Een autoweg kan bestaan uit een 2X2 met of zonder middenberm, of uit eender welk type van rijbaan, zelfs uit een rijbaan met slechts 1 rijstrook op en 1 rijstrook terug.
-
overeenkomsten
- altijd rijstroken
- pechstroken ipv parkeerstroken
- bestuurder van pechvoertuig moet veiligheidsvestje als voertuig verlaat
-
bewegingen
- stilstaan en parkeren (uitz: parkeerstroken)
- keren en tegengestelde richting rijden
- achteruit
- slepen met noodkoppeling verboden
-
activiteiten
- reklametochten
- sportwedstrijden, inzonderheid snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten of -wedstrijden
- de verkoop of het te koop aanbieden van enig voorwerp
(bv. auto) - stoeten, betogingen en samenscholingen
art. 22bis
verkeer in (woon)erven
functie
- autoverkeer ondergeschikt aan voetgangersverkeer
- max. 20 km/u
- voetgangers niet verplicht tot volgen
- trottoir
- berm
- inkerkant rijbaan
-
spelen toegelaten
- bv. petanque, kegelen,…
- voor volwassenen en kinderen
- bestuurders mogen voetgangers niet
- hinderen
- in gevaar brengen
- parkeren verboden op enkele uitzonderingen na
art. 22bis
verkeer in (woon)erven
parkeren en stilstaan
- indien toegelaten: zowel stilstaan als parkeren links en rechts in rijrichting
- stilstaan overal toegelaten
-
parkeren enkel op 3 voorziene plaatsen:
- wegmarkeringen
- wegbedekking in andere kleur met letter P
- borden
art. 22decies.
verkeer op spitsstroken
gebruik
- Het gebruik van spitsstroken wordt geregeld door
- de signalisatie bedoeld in artikel 65.4
(= rijstrookspecifieke borden) - verkeerslichten boven de rijstroken of andere delen van de openbare weg (art. 62bis)
- de signalisatie bedoeld in artikel 65.4
- indien opengesteld
- verplicht te gebruiken!
- indien niet opengesteld
- aangegeven door
- rode kruis brandt
- geen signalisatie
- alleen gebruiken
- om de autosnelweg op te rijden of te verlaten
- om van richting te veranderen.
- in de gevallen bedoeld in artikel 9.7:
- prioritaire voertuigen met dringende opdracht
- personen of diensten opgeroepen door het openbaar ministerie of door de federale of lokale politie
om zich bij sterk vertraagd of stilstaand verkeer naar de plaats van een incident langs of op de autosnelweg of autoweg te begeven -
takelwagens
om zich bij sterk vertraagd of stilstaand verkeer, naar de plaats van een incident langs of op de autosnelweg of autoweg te begeven
- aangegeven door
art. 22novies.
verkeer in fietszones
(niet langer ‘fietsstraten’)
gedragsregels
-
fietsers
-
eenrichtingsverkeer
ganse breedte rijbaan gebruiken -
tweerichtingsverkeer
helft van de breedte langs de rechterzijde
-
eenrichtingsverkeer
-
motorvoertuigen
- hebben toegang
- snelheid max. 30 km/u
- mogen fietsers niet inhalen
- links noch rechts!
- mag dus wel voorbijrijden als fietser op apart fietspad zou rijden want is dan niet echt inhalen aangezien fietspad geen deel uitmaakt van rijbaan
toelichting
-
onderling inhalen mag dus wel:
- fietser - fietser
- motorvoertuig - motorvoertuig
- motorvoertuig mag andere categorieën wel inhalen:
- bv. driewieler zonder motor (zoals bakfiets)
- voor dit artikel gelijkgesteld aan fietsers:
- rijwielen
- speed pedelecs

art. 22octies.
F99c
benaming
“wegen voorbehouden voor
- landbouwvoertuigen
- voetgangers
- fietsers
- ruiters
- bestuurders van speed pedelecs”

art. 22octies.
F99c
wie toegang?
- idem als F99a
- bijkomend:
- voertuigen van en naar de aanliggende percelen
-
niet-gemotoriseerde drie- en vierwielers
(lees: rijwielen) - gespannen op voorwaarde dat het symbool van een landbouwvoertuig is afgebeeld op de verkeersborden
- bijkomend:
art. 22octies.2.
F99c
gedragsregels
-
basiscategorieën
- zijnde
- voetgangers
- fietsers
- ruiters
- bestuurders van speed pedelecs
- mogen ganse breedte gebruiken
(rijwielen zoals go-cart dus niet!) - maar mogen verkeer niet nodeloos belemmeren
- zijnde
-
gemotoriseerd verkeer
- in bijzonder landbouwvoertuigen
- moeten dubbel voorzichtig tov alle andere gebruikers
- basiscategorieën
- niet-gemotoriseerde drie- en vierwielers
- gespannen
art. 22octies.2.
F99c
snelheid
beperkt tot 30 km/u
art. 22quinquies
verkeer op wegen met F99
benaming van zulke wegen
“wegen voorbehouden voor voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs”
art. 22quinquies.1.
verkeer op wegen met F99a
wie toegelaten?
-
categorieën weggebruikers waarvan het symbool afgebeeld is op het verkeersbord
-
voetgangers
+ gelijkgestelden, bv. voortbewegingstoestellen, skater -
fietsers
+ gelijkgestelden, bv. voortbewegingstoestellen,
andere rijwielen zoals go-cart niet -
ruiters
mag niet galopperen in bebouwde kom -
bestuurders van speed pedelecs
bromfietsen A of B niet
-
voetgangers
- prioritaire voertuigen wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt
- houders van vergunning (afgegeven door beheerder)
- aanwonenden en hun leveranciers
- voertuigen voor wegruimen van vuilnis
- voertuigen voor toezicht, controle en onderhoud van deze wegen
art. 22quinquies.2.
verkeer op wegen met F99a
gedragsregels gebruikers
- elkaar niet hinderen of in gevaar brengen
- verkeer niet nodeloos belemmeren
- dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen
(spelen is toegestaan!)
art. 22quinquies.3.
verkeer op wegen met F99b
verschil met F99a
- Gebruikers moeten het deel van de weg volgen dat hun aangewezen is. (links / rechts)
- Zij mogen evenwel het andere deel van de weg volgen op voorwaarde dat ze de doorgang vrij laten voor de gebruikers die er zich op regelmatige wijze op bevinden.
art. 22quinquies.3.
verkeer op wegen met F99b
wie toegang?
- idem als F99a
- dus incl. ruiters en speed pedelecs, ook al staan niet afgebeeld!
art. 22quinquies.4.
verkeer op wegen met F99b
snelheid
beperkt tot 30 km/u
art. 22septies
verkeer in speelstraten
aanduiding speelstraat
- verbodsbord C3
- onderbord “speelstraat”
toelichting:
Het is een openbare weg die op bepaalde uren wordt afgesloten door speciale hekkens die de toegang tot die straat zo goed mogelijk afsluiten. Op één van de hekkens is het bord C3 met het onderbord “speelstraat” aangebracht.
art. 22septies.1.
verkeer in speelstraten
functie
In de speelstraten is de ganse breedte van de openbare weg voorbehouden voor het spelen, in hoofdzaak door kinderen.
toelichting:
- Het is een openbare weg die op bepaalde uren wordt afgesloten door speciale hekkens die de toegang tot die straat zo goed mogelijk afsluiten.
- Het is de bedoeling dat vooral kinderen kunnen spelen op deze wegen tijdens vakantieperiodes.
- Toch zouden wettelijk gezien ook volwassenen mogen spelen, zelfs behendigheidsoefeningen met bromfietsen.
art. 22septies.1.
verkeer in speelstraten
spelers gelijkgesteld met…
- De personen die spelen worden gelijkgesteld met voetgangers
- evenwel zijn de bepalingen van artikel 42 van dit besluit niet van toepassing.
=> moeten trottoir niet volgen
art. 22septies.1.
verkeer in speelstraten
wie toegang?
- voetgangers
-
fietsers
(= verschil met voetgangerszone!) - bestuurders van motorvoertuigen
-
plaatselijk verkeer
- die in de straat wonen
(= verschil met voetgangerszone!) - of wier garage in die straat gelegen is
- die in de straat wonen
- prioritaire voertuigen als bedoeld in artikel 37, wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt
- voertuigen in het bezit van een vergunning afgegeven door de beheerder van deze wegen
-
plaatselijk verkeer
art. 22sexies.1.
verkeer in de voetgangerszones
wie toegang?
-
steeds toegang (5)
- voetgangers
- voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer (de Lijn)
- prioritaire voertuigen als bedoeld in artikel 37, wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt
- voertuigen voor toezicht, controle en onderhoud van deze zone
- voertuigen voor het wegruimen van vuilnis
-
toegang mits vrije doorgangskaart (5)
–> achter voorruit indien mogelijk, zoniet in bezit- de bestuurders van voertuigen waarvan de garage binnenin die zones is gelegen en slechts toegankelijk is via die zones
- bewoners mogen eigen voertuig dus zelfs niet voor de deur parkeren, behoudens plaatselijke reglementering
- betreft garage bij woning of aparte garagebox
- de voertuigen die gebruikt worden in het kader van de uitoefening van een medisch beroep of thuisverzorging.
- toeristische miniatuurtreinslepen, bespannen voertuigen, rijwieltaxi’s
- in geval van absolute noodzaak, de voertuigen die dienen voor een werk in die zones
- bv. openbare werken
- in geval van absolute noodzaak, de voertuigen van handelsondernemingen die in die zones gevestigd zijn en slechts via die zones toegankelijk zijn, wanneer deze voertuigen bestemd zijn voor leveringen en indien die leveringen een hoofdactiviteit van deze ondernemingen uitmaken
- de bestuurders van voertuigen waarvan de garage binnenin die zones is gelegen en slechts toegankelijk is via die zones
-
toegang mits verkeerstekens (3)
–> lichten / borden / wegmarkeringen
(in dit geval borden), volgens vermelde beperkingen- fietsers
- taxi’s die binnen die zones een welbepaalde bestemming hebben om personen te laten in- en uitstappen
- voertuigen die in die zones moeten laden of lossen
art. 22sexies.2.
verkeer in de voetgangerszones
gedragsregels
-
voetgangers
- mogen volledige breedte van openbare weg volgen
(zelfs indien trottoirs aanwezig) - spelen toegelaten
- mogen volledige breedte van openbare weg volgen
-
toegelaten (!) bestuurders
- stapvoets rijden
- doorgang vrij laten voor voetgangers en zonodig stoppen
- fietsers moeten afstappen indien moeilijke doorgang wegens druk voetgangersverkeer
- voetgangers niet hinderen of in gevaar brengen
- parkeren verboden
art. 22ter. verkeer op rijbanen voorzien van verhoogde inrichtingen
regels op ‘echte’ verhoogde inrichting
- dubbel voorzichtig en met matige snelheid naderen, zodat snelheid op inrichting max. 30 km/u
- uitz: prioritaire voertuigen in opdracht mogen sneller rijden!
- elk links inhalen verboden (dus bv. ook van fietser)
- stilstaan en parkeren verboden, behoudens plaatselijke reglementering
art. 22ter.
(echte) verhoogde inrichting
kenmerken
-
standaard situatie
- moet aangegeven worden met twee borden:
-
gevaarsbord
- 150 m voor de inrichting (mag maar moet niet aangegeven worden door onderbord “150 m”)
- dichterbij als niet anders kan (dan moet afstand aangegeven door onderbord, bv. “80 m”)
-
aanwijzingsbord
- ter hoogte van de inrichting
-
gevaarsbord
- moet aangegeven worden met twee borden:
-
op kruispunt
- blauw aanwijzingsbord mag weggelaten worden
-
in zone 30
- blauw en/of rood bord mag weggelaten worden
art. 22undecies.
schoolstraten snelheid en gedragsregels bestuurders
- snelheid stapvoets
- gedrag tov voetgangers en fietsers:
- doorgang vrij laten
- voorrang verlenen en zo nodig voor stoppen
- niet hinderen of in gevaar brengen
art. 22undecies.
schoolstraten
wie toegang?
- voetgangers
- rijwielen
-
speedpedelecs
- dus geen bromfietsen A/B
-
motorvoertuigen
- woont
- garage
- prioritaire
- vergunning
art. 23.1.
stilstaan en parkeren
basisregel hoe en waar opstellen op openbare weg?
steeds ‘behoudens plaatselijke reglementering’ !
-
richting van rijbaan
-
éénrichtingsverkeer
- vrije keuze, beide kanten
-
tweerichtingsverkeer
- rechts in rijrichting
(uitz: woonerven)
- rechts in rijrichting
-
éénrichtingsverkeer
-
plaats
-
bebouwde kom (F1)
- alleen op gelijkgrondse berm
-
buiten bebouwde kom (F3)
- op eender welke berm:
- gelijkgrondse
- verhoogde
- middenberm (alleen stilstaan, parkeren verboden!)
- op eender welke berm:
-
=> streefdoel
indien mogelijk verplicht buiten de rijbaan want dient in principe voor rijdend verkeer
-
bebouwde kom (F1)
geschiktheid van de berm
* indien ‘voetgangersberm’
(berm die voetgangers moeten volgen)
verplicht langs buitenkant van openbare weg begaanbare strook van min. 1,50 m breed vrijlaten
* indien berm niet breed genoeg
gedeeltelijk op berm en gedeeltelijk op rijbaan
* indien geen bruikbare berm
opstellen op rijbaan
art. 23.2+4.
stilstaan en parkeren
motorfietsen hoe en waar?
Niet bereden motorfietsen worden als voertuig beschouwd en mogen indien nodig op de rijbaan parkeren of stilstaan.
Bromfietsen mogen dat niet.
-
altijd
- buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 (andere kant van denkbeeldige rand van de rijbaan) opgesteld worden
- zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken
-
indien zonder zijspan of aanhangwagen
- haaks op de rand van de rijbaan parkeren
- zonder aangeduide parkeermarkering te overschrijden
parkeren op trottoir en verhoogde berm:
denk Rudi zo gezegd, misschien nog navragen ter bevestiging:
-
motorfiets
mag wel, moet zelfs geen 1,5 m laten voor voetgangers -
bromfiets A en B (dus ook speed pedelec)
mag niet
art. 23.2.
stilstaan en parkeren
algemeen hoe en waar opstellen op rijbaan?
indien volledig of gedeeltelijk op rijbaan opgesteld:
- zo ver mogelijk van de aslijn van de rijbaan
-
evenwijdig met de rand van de rijbaan,
behoudens bijzondere plaatsaanleg- evenwijdig moet dus niet indien volledig op berm, mag dan schuin maar moet wel in rijrichting + binnen markering
- in één enkele file
art. 23.3
stilstaan en parkeren
fietsen en tweewielige bromfietsen
worden indien niet bereden niet als voertuig beschouwd en moeten dus opgesteld worden
- buiten
- rijbaan
- parkeerzones (artikel 75.2)
- behalve op plaatsen met bord E9 met onderbord
- fietser (M1)
- tweewielige bromfietser (M8)
- zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken
art. 24.
stilstaan- en parkeerverbod
opsomming waar stilstaan en parkeren verboden
Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te laten parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid:
- op bepaalde plaatsen (8)
- op de rijbaan (3)
- op rijbaan + berm (6)
details per locatie:
-
op bepaalde plaatsen
-
trottoirs
- zowel binnen F1 en F3
- binnen F1: ook verhoogde bermen
(behoudens plaatselijke reglementering) - motorfietsen mogen wel indien geen gevaar of hinder
- fietspaden
-
oversteekplaatsen voor
- voetgangers
- fietsers
- bestuurders van tweewielige bromfietsen
- overwegen
- dambordmarkeringen
- verdrijvingsvlakken
- verhoogde inrichtingen
- autosnelwegen en autowegen
-
trottoirs
-
op de rijbaan
(op berm mag dus wel)- minder dan 5 meter voor oversteekplaats voor
- voetgangers
- fietsers
- bestuurders van tweewielige bromfietsen
-
onderbruggingen
- onder onderbruggingen
- in tunnels
- onder bruggen (behoudens plaatselijke reglementering)
-
zichtbaarheid onvoldoende
- nabij de top van een helling
- in een bocht
- minder dan 5 meter voor oversteekplaats voor
-
op rijbaan + berm
(vanwege extra gevaarlijk)- kruispunten
minder dan 5 meter van straathoek
(behoudens plaatselijke reglementering) - einde fietspad
minder dan 5 meter voor en achter de plaats waar (brom)fietsers de rijbaan oprijden of verlaten wanneer het fietspad stopt -
verkeerslicht op een kruispunt
- minder dan 20 meter voor licht
- hoogte van voertuig niet van toepassing
- uitgezonderd plaatselijke reglementering
-
verkeerslicht buiten kruispunt
- minder dan 20 meter voor licht
- behalve als de hoogte van het voertuig (incl. lading) maximum 1,65m is en de onderkant van de verkeerslichten zich minstens 2 meter boven de rijbaan bevindt.
-
alle verkeersborden
- minder dan 20 meter voor bord
- behalve als de hoogte van het voertuig (incl. lading) maximum 1,65m is en de onderkant van het bord zich minstens 2 meter boven de rijbaan bevindt
- verkeersbord E3 (‘Stilstaan en parkeren verboden’)
- kruispunten
art. 25.
parkeerverbod
opsomming waar parkeren verboden
(maar stilstaan toegelaten)
- parkeren verboden
- stilstaan toegelaten
- indien geen hinder vormt!
- bv. vrachtwagen mag niet op tramspoor stilstaan om 20 min. lang te laden of lossen
geldt op volgende vijf locaties (samen 22):
- overal, volledige openbare weg (1)
- rijbaan + berm (7)
- uitsluitend rijbaan (6)
- uitsluitend F3 (= buiten bebouwde kom) (3)
- waar verkeerstekens het parkeren regelen (5)
details per locatie:
-
overal, volledige openbare weg (1)
- voertuig te koop of te huur
- (brom)fiets mag wel mits niet hindert
aangezien geen voertuig indien niet bereden
-
rijbaan + berm (7)
- minder dan 1 m voor of achter een stilstaand of geparkeerd voertuig
- elke plaats waar ander voertuig zou hinderen bij
- instappen
- wegrijden
- minder dan 15 m langs weerszijden van een tram-trolley-of bushalte
- voor de inrit van een eigendom, behalve als een nummerplaat leesbaar werd aangebracht
- plaatsen waar voetgangers en fietsers alsook 2wielige bromfietsers op de rijbaan moeten om rond een hindernis te gaan of te rijden
- plaatsen waar het voertuig de toegang tot buiten de rijbaan aangelegde parkeerplaatsen zou verhinderen
- plaatsen waar de doorgang van spoorvoertuigen wordt belemmerd
-
uitsluitend rijbaan (6)
- rijbaan verdeeld in rijstroken uitgezonderd bij de borden
- E9a (blauw bord met witte P)
- E9b (blauw bord met witte P en witte auto onder)
- langs gele onderbroken streep
- als de vrije doorgang minder dan 3 m zou worden
-
tweerichtingsverkeer
- tegenover een ander stilstaand of geparkeerd voertuig
- wanneer twee voertuigen elkaar daardoor moeilijk zouden kunnen kruisen
- middelste rijbaan van een openbare weg met drie rijbanen
- op rijstroken met principe ‘middenrijbaan’
(art. 75.3)
- rijbaan verdeeld in rijstroken uitgezonderd bij de borden
-
uitsluitend F3 (3)
- rijbaan van voorrangsweg (bord B9)
- linkerzijde van een rijbaan van een openbare weg met twee rijbanen
- middenberm
-
waar verkeerstekens het parkeren regelen (5)
- parkeerplaatsen voor personen met een handicap
(bord E9a aangevuld met pictogram van rolstoel)
=> reglementair ‘stilstaan’ toegelaten, zonder tijdsbeperking (bv. laden en lossen) - verkeersbord E1
rond bord ‘parkeren verboden’ -
(woon)erven (F12a)
behalve waar het toegelaten is door- bord
- wegmarkering
- wegbedekking in andere kleur en letter P
- voetgangerszone (F103 en F105)
- bijzondere parkeerreglementering
bv. verplicht parkeren op de berm
(=> parkeren op rijbaan verboden)
- parkeerplaatsen voor personen met een handicap

art. 26.
benaming + verklaring
- komt in praktijk (bijna of helemaal) niet meer voor
- wordt soms nog wel gevraagd op examen

- “halfmaandelijks beurtelings parkeren in gans een bebouwde kom”
- voorloper van de hedendaagse “zonale reglementering”
- betrof uitsluitend parkeren op rijbaan in F1
(dus niet stilstaan en niet bermen) - parkeren uitsluitend toegelaten
-
1ste - 15de van maand
langs kant van gebouwen met onpare nummers -
16de tot einde van maand
langs kant van gebouwen met pare nummers
-
1ste - 15de van maand
- Het veranderen van kant moest ook gebeuren tussen 19h30 en 20h.
- Indien er echter geen huisnummers aanwezig waren had de bestuurder wel een probleem en moest de rijbaan oversteken om te kijken of misschien aan de overkant geen huisnummering was.
art. 27.
beperkte parkeertijd
opsomming plaatsen met gereglementeerde parkeertijd
Er zijn verschillende plaatsen waar de parkeertijd beperkt of gereglementeerd is: (6)
- blauwe zone
- blauwe straat
- betalend parkeren
- parkeerfaciliteiten voor personen met een handicap
- beperkingen van het langdurig parkeren
- voorbehouden parkeerplaatsen voor bepaalde bestuurders
- personen met een handicap
- bewoners
- autodelen
art. 27.1.
beperkte parkeertijd
blauwe zone - aanhangwagen
Een afgekoppelde aanhangwagen in een blauwe zone moet niet worden voorzien van de parkeerschijf.
art. 27.1.
beperkte parkeertijd
blauwe zone - eigen ‘inrij’
De blauwe zone reglementering is niet van toepassing op voertuigen die
- geparkeerd staan
- voor de inrij van eigendommen
- waarvan het inschrijvingsteken van dit voertuig leesbaar op die inrij is aangebracht
(indien meerdere voertuigen: meerdere nummerplaten vermeld)
–> geldig voor zowel
- blauwe zone
- blauwe straat
art. 27.1.
beperkte parkeertijd
blauwe zone - motorfiets
Een motorfiets in een blauwe zone moet niet worden voorzien van de parkeerschijf.
art. 27.1.
beperkte parkeertijd
blauwe zone - parkeerkaart
De blauwe zone reglementering is ook niet van toepassing op personen in het bezit van een gemeentelijke parkeerkaart.
bv:
- bewonerskaart
- kaart voor autodelen
art. 27.1.
beperkte parkeertijd
blauwe zone - stilstaan
Bij stilstaan moet geen parkeerschijf worden gebruikt in een blauwe zone.
art. 27.1.
beperkte parkeertijd
blauwe zone - tijdstippen
principe
- MA tem ZA
- van 09h tot 18h
- periode van 2uur
tenzij andere dagen, uren, of minuten zijn vermeld op het verkeersbord
art. 27.1.
beperkte parkeertijd
blauwe zone - verkeerstekens wel en niet
reglementering ‘blauwe zone’ geldt
-
WEL
in volledige zone- afgebakend door zonaal bord E9
- aan beide zijden van openbare weg
(dus niet gewoon van kruispunt tot kruispunt)
-
NIET
op plaatsen met- borden E9a tot E9g
- verkeerstekens met andere parkeerregeling
bv. parkeerverbod door bord E1

art. 27.1.
beperkte parkeertijd
blauwe zone - welke voertuigen?
De blauwe zone reglementering was oorspronkelijk enkel van toepassing op auto’s, zoals gedefinieerd in artikel 2.21:
“elk motorvoertuig, met inbegrip van de trolleybus, dat niet beantwoordt aan de bepalingen van de
- bromfiets
- motorfiets
- drie- en vierwieler met motor”
MAAR
Sinds 01/03/2014 moeten ook volgende categorieën een parkeerschijf plaatsen in de blauwe zone, aangezien zij evenveel plaats innemen als een auto:
-
vierwielige bromfiets (‘brommobiel’), bv.
- Ligier
- Aixam
- driewieler met motor
- vierwieler met motor
art. 27.1.
beperkte parkeertijd
hoe parkeerschijf correct gebruiken?
- goedgekeurde parkeerschijf gebruiken
- normen van artikel 1 van het Ministerieel besluit van 1 december 1975
- plaatsen
- op de binnenkant van de voorruit, of als er geen voorruit is, of het voorste gedeelte van het voertuig
- de pijl van de parkeerschijf verplicht op het streepje plaatsen dat volgt op het tijdstip van aankomst, bv:
- toekomen om 15h01
=> pijl op 15u30 plaatsen
=> parkeren tot 17u30 (onder normale voorwaarden 2 uur) - toekomen om 14u59
=> pijl op 15u plaatsen
=> parkeren tot 17u
- toekomen om 15h01
art. 27.1.
beperkte parkeertijd
parkeerschijf hoe niet gebruiken
(aandachtig lezen, niet opsommen)
- niet op de voorgeschreven plaats aanbrengen,
bv. voor de achterruit - niet leesbaar aanbrengen,
bv. half bedekt door een ander voorwerp - langer parkeren dan toegelaten of een foutief uur aanbrengen bij de aankomst
- parkeerschijf verdraaien (tijdsaanduiding) zonder dat het voertuig de parkeerplaats heeft verlaten
- bedrog plegen met de parkeerschijf door bv een horloge in te bouwen. Dit is een strafrechtelijke overtreding.
art. 27.2.
beperkte parkeertijd
blauwe straat - regels en aanduiding
-
regels
- alle bepalingen van blauwe zone zijn eveneens van toepassing in blauwe straat
-
aanduiding
- klassieke borden betreffende parkeren aangevuld met onderbord (pictogram van parkeerschijf)
- E5 en E7
- E9a tot en met E9g
- niet zonaal, gelden alleen langs de kant waar zij worden geplaatst.
- E5 en E7 gelden enkel
- op de rijbaan
- tot aan het volgende kruispunt, uitz:
- bord betreffende parkeren met neerwaartse pijl heft verbod eerder op
- reglementering over korte afstand met een opwaartse pijl
- ander parkeerbord heft parkeerreglementering eerder op
- klassieke borden betreffende parkeren aangevuld met onderbord (pictogram van parkeerschijf)
-
conclusie:
- Samengevat is het grote verschil tussen een blauwe zone en een blauwe straat niet meer dan“HET BORD”. In een blauwe zone wordt uitsluitend het bord met ZONALE RELEMENTERING gebruikt en voor een blauwe straat worden de klassieke borden gebruikt met het onderbord “schijf verplicht”

art. 27.3.
beperkte parkeertijd
betalend parkeren - aanduiding en basisregel
- Op plaatsen gesignaleerd door de verkeersborden E5, E7 of E9a tot E9h, aangevuld met een onderbord met de vermelding “betalend”, moet een betaalparkeerkaart worden gebruikt op de wijze en onder de voorwaarden die op deze kaart zijn vermeld.
- Op plaatsen met parkeermeters of parkeerautomaten mag het gebruik van de parkeermeter of de parkeerautomaat vervangen worden door het gebruik van een betaalparkeerkaart.

art. 27.3.
beperkte parkeertijd
betalend parkeren - betaalwijzen
- parkeerautomaten en -meters
- voorwaarden worden vermeld op de toestellen
- betaalkaart (betaalparkeerkaar)
- De gebruiksmodaliteiten worden op de kaart afgebeeld.
- Deze kaart kan eveneens gebruikt worden op plaatsen voorzien van parkeermeters of -automaten.
- De toegelaten parkeertijd mag echter de maximale toegelaten parkeertijd van de parkeermeter of -automaat niet overschrijden.
- andere betalingswijze
- houders van gemeentelijke parkeerkaarten, bv.
- bewonerskaarten
- autodelen
- houders van gemeentelijke parkeerkaarten, bv.
art. 27.3.
beperkte parkeertijd
betalend parkeren - buiten werking
indien parkeerautomaat of -meter buiten werking:
- parkeerschijf gebruiken OF
- andere dichtbij zijnde parkeermeter gebruiken die nog in werking (= aanbevolen)
art. 27.3.
beperkte parkeertijd
betalend parkeren - motorfietsen
- motorfietsen moeten ook betalend parkeren
- Indien meerdere moto’s binnen parkeervak:
slechts 1x betalen
art. 27.4.
beperkte parkeertijd
parkeerfaciliteiten voor personen met een handicap
- Op bijna alle plaatsen is er een vrijstelling van betaalparkeren voor personen met een handicap.
Doch als de gemeente geen uitzondering voorziet moet er wel worden betaald. - De kaart is persoonlijk maar de houder van deze kaart hoeft niet noodzakelijk de bestuurder te zijn van het voertuig dat de parkeerplaats heeft ingenomen. Hij mag ook als passagier meerijden of hij mag rijden met een voertuig dat aan iemand anders toebehoort.
- Speciale parkeerkaarten voor personen met een handicap die werden uitgereikt door de bevoegde overheid van een ander land worden in België gelijkgesteld met een speciale parkeerkaart die hier werd afgeleverd.
- Geen enkele speciale parkeerkaart laat parkeren toe op plaatsen waar het parkeren verboden is zoals bv op trottoir, fietspad, etc..
- Deze speciale kaart vervangt de parkeerschijf
- in een blauwe zone of een blauwe straat
- op parkeerplaatsen waar de parkeertijd beperkt wordt door middel van het verkeersbord E9 aangevuld door een onderbord dat de maximale parkeertijd aangeeft bv 30 min.
- op plaatsen waar de parkeertijd beperkt is in tijd door middel van het betalend parkeren. Op deze plaatsen mag dan onbeperkt in tijd worden geparkeerd zonder dat de betrokkene hoeft te betalen, tenzij de gemeente beslist dat ook personen met een handicap moeten betalen en geen uitzondering krijgen toegewezen.
*
art. 27.5.
beperking van het langdurig parkeren
aanhangwagens
Het is verboden op de openbare weg aanhangwagens langer dan 24 uur na elkaar te laten parkeren.
art. 27.5.
beperking van het langdurig parkeren
categorie C
- Binnen de bebouwde kommen is het verboden
- op de openbare weg
- auto’s, slepen en aanhangwagens met een maximale toegelaten massa van meer dan 7,5 ton
- langer dan 8 uur na elkaar te laten parkeren,
- behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a, E9c of E9d is aangebracht.

art. 27.5.
beperking van het langdurig parkeren
geheugensteun
3 x 8 = 24
-
3 uur
reclamevoertuigen -
8 uur
categorie C binnen F1 (bebouwde kom) -
24 uur
- defect voertuig
- losgekoppelde aanhangwagen
art. 27.5.
beperking van het langdurig parkeren
inrij
De parkeerschijf moet niet worden gebruikt in een blauwe
- zone
- straat
wanneer het voertuig geparkeerd staat
- voor de inrij van een eigendom
- wanneer het inschrijvingsteken(s) van het voertuig(en) leesbaar op die inrij is aangebracht.
art. 27.5.
beperking van het langdurig parkeren
niet rijklare voertuigen
Het is verboden op de openbare weg motorvoertuigen die niet meer kunnen rijden langer dan 24 uur na elkaar te laten parkeren.
art. 27.5.
beperking van het langdurig parkeren
reclamevoertuigen
Het is verboden op de openbare weg reclamevoertuigen langer dan 3 uur na elkaar te laten parkeren.
art. 27bis. en 27ter.
voorbehouden parkeerplaatsen
twee soorten (twee artikels)
art. 27bis & 27ter. voorbehouden parkeerplaatsen
Art. 27bis.
Parkeerplaatsen voorbehouden voor personen met een handicap
- gesignaleerd zoals artikel 70.2.1.3°c)
- E9a (“parkeren toegelaten”) met onderbord rolstoel
- of icoon rolstoel mee opgenomen in bord E9a
- voorbehouden voor voertuigen gebruikt door personen met een handicap
- die houder zijn van
- speciale kaart (artikel 27.4.3.) of
- gelijkgestelde document (artikel 27.4.1.)
Die kaart of dit document moet aangebracht worden op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het op die plaatsen geparkeerde voertuig.
Art. 27ter.
Voorbehouden parkeerplaatsen
- gesignaleerd overeenkomstig artikel 70.2.1.3°d)
- in woonerf waar letter “P” aangebracht, samen met woord
- “parkeerkaart”
- “bewoners”
- “autodelen”
=> voorbehouden voor voertuigen met op binnenkant voorruit duidelijk leesbaar en zichtbaar
(of op voorste gedeelte voertuig als geen voorruit)
- gemeentelijke parkeerkaart
- bewonerskaart
- parkeerkaart voor autodelen

art. 27quater.
elektronisch toezicht
hoe werkt?
De gemeente kan het gebruik van de gemeentelijke parkeerkaart vervangen door een elektronisch toezichtsysteem op basis van het kenteken van het voertuig.
=> geautomatiseerde controle
- beperkte parkeertijd
- betalend parkeren
- voorbehouden parkeerplaatsen
=> er hoeft geen kaart op de voorruit te worden aangebracht
art. 27quinquies.
gebruik van een wielklem
wanneer?
Een voertuig kan met een wielklem worden geïmmobiliseerd wanneer een overtreding wordt vastgesteld in verband met
- blauwe zone / straat
- betalend parkeren
- parkeren op voorbehouden plaatsen voor houders van een gemeentelijke parkeerkaart
- bewonerskaart
- autodelen
art. 29.
gebruik vs uitrusting van lichten
verschil + voorbeeld
Er is een verschil tussen verplichte
- uitrusting op het voertuig
- gebruik van de lichten
voorbeeld:
Fietsen en rijwielen moeten
- niet verplicht uitgerust zijn met lichten
- maar moeten wel lichten voeren (dragen) wanneer het verkeersreglement dit verplicht (zie art 30.3)
art. 29.
welke lichten toegelaten
algemene regel
voor
- bromfietsen
- motorfietsen
- auto’s
uitsluitend lichten toegelaten beschreven in
- verkeersreglement
- technisch reglement
=> fantasielichten niet toegelaten
art. 30
wanneer lichten gebruiken
algemene regel
Alle voertuigen en weggebruikers, bv.
- voortbewegingstoestellen
- indien sneller dan stapvoets:
gelijkgesteld met en dus ook zelfde verlichting als fietser - lichten mogen in 1 toestel verenigd,
geplaatst of gedragen aan kant van rijbaan
- indien sneller dan stapvoets:
- bereden rijwielen
- niet-ingespannen dieren
- gespannen
- motorvoertuigen
- aanhangwagens
- folkloristische wagens
- …
in beweging op openbare weg verplicht lichten gebruiken
- tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag
- in alle omstandigheden wanneer het niet meer mogelijk is duidelijk te zien tot op een afstand van ongeveer 200 meter
art. 30.1.
grootlichten
hoe en wanneer gebruiken?
Gebruik van grootlichten
-
toegelaten
- altijd, in dezelfde situaties als dimlichten
- apart of in combinatie met dimlichten
-
verboden
(dan grootlichten doven en vervangen door dimlichten)
- voldoende openbare verlichting
- rijbaan onafgebroken en voldoende verlicht
- zodat bestuurder tot ca. 100 m duidelijk kan zien
- gevaar voor verblinden (3)
-
‘voorligger’
indien men ander voertuig volgt op < 50 m- behalve bij inhalen, dan wel grootlichten toegelaten
- ‘tegenligger op openbare weg’
naderen van tegemoetkomend weggebruiker- op nodige afstand zodat geen hinder of gevaar
- zeker indien bestuurder grootlichten snel ontsteekt en ontdooft
-
‘tegenligger buiten openbare weg’
naderen van- __spoorvoertuig (bestuurder)
- boot (stuurman)
-
‘voorligger’
- voldoende openbare verlichting
art. 30.1.
mistlichten
hoe en wanneer gebruiken?
-
voormistlichten
- mogen dim- en grootlichten vervangen of er gelijktijdig mee branden
-
mogen indien aanwezig uitsluitend gebruikt worden bij
- mist
- sneeuw
- felle regen
-
achtermistlichten
-
moeten indien aanwezig uitsluitend gebruikt worden bij
- zichtbaarheid < 100 m door
- mist
- sneeuw
- felle regen
- zichtbaarheid < 100 m door
-
moeten indien aanwezig uitsluitend gebruikt worden bij
art. 30.3.
uitzonderlijk vervoer
welke lichten
Uitzonderlijk vervoer moet speciale verlichting hebben.
art. 30.4.
omtreklichten
wanneer verplicht?
waar geplaatst?
kleur?
-
verplicht voor
voertuigen die meer dan 2,50 meter breed zijn -
plaatsing
- vooraan en achteraan
- aan weerszijden
- aan de uiterste zijdelingse uitstekken van het voertuig
-
kleur
De lichten die vooraan zichtbaar zijn moeten wit zijn, die welke achteraan zichtbaar zijn, rood.
art. 30bis.
brom- en motorfietsen
gebruik dim- en achterlicht
toelichting
“Tweewielige bromfietsen en motorfietsen moeten bestendig het dimlicht en het rode achterlicht gebruiken. Het grootlicht mag dan NIET gebruikt worden.”
verkeersreglement
“Buiten de omstandigheden bedoeld in artikel 30, moeten het dimlicht en het rode achterlicht van de tweewielige bromfietsen en van de motorfietsen bestendig gebruikt worden. Het grootlicht mag dan niet gebruikt worden.”
art. 31.
gebruik van de lichten bij stilstaan en parkeren
wie wanneer welke lichten?
-
wie
- alle motorvoertuigen
- uitgezonderd tweewielige bromfietsen
-
wanneer
- combinatie van
- onvoldoende openbare verlichting
- voertuig niet duidelijk zichtbaar van op 100 m
- reclame- of uitstalverlichting van geen belang
-
omstandigheden
- tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag
- OF algemene zichtbaarheid < 200 meter
- onvoldoende openbare verlichting
- combinatie van
-
welke lichten
- standlichten
- standaardregel
- mag meer: dim- of mistlichten
(voor en/of achter)- mist
- sneeuw
- felle regen
- mag minder: parkeerlichten
(kleiner dan standlichten)- in bebouwde kom (F1)
- voertuig evenwijdig met aslijn rijbaan
- alleen parkeerlicht langs kant aslijn
- geen aanhangwagen
- standlichten
art. 32
gebruik van speciale lichten
wie één of twee oranje-gele zwaailichten?
-
moeten voorzien zijn (3)
- voertuigen die conform artikel 9.7 gebruik maken van pechstrook
- takelwagens op plaats van panne en tijdens wegslepen
-
landbouwvoertuigen
- zichtbaarheid
- minder dan 200m
- tussen valavond en aanbreken van dag
- op openbare wegen met meer dan 2 rijstroken
- zichtbaarheid
- mogen voorzien zijn (5)
- enkel tijdens specifieke taken
- indien geen hinder vormt voor andere verkeer
- voertuigen voor wegenhulp
- voertuigen voor wegenbouw en onderhoud ervan
- vuilophaaldienst
- trage voertuigen voor landbouwgebruik
- uitzonderlijk vervoer + begeleidende voertuigen
art. 32bis.
gelijktijdig gebruik van al de richtingsaanwijzers
wanneer toegelaten?
-
defect
- Wanneer een voertuig defect is
- en opgesteld waar parkeren en stilstaan verboden is
-
geheel of gedeeltelijk verlies van lading
- hierdoor op de openbare weg gevallen
- kan niet onmiddellijk worden opgeruimd
-
dreigend gevaar voor ongeval
- andere weggebruikers waarschuwen
- bv. achterligger waarschuwen voor file
-
schoolvervoer
om aan te duiden dat de kinderen gaan in- of uitstappen
In alle andere gevallen een overtreding!
(bv. even dubbel geparkeerd staan om krant te halen)
art. 33.1.
gebruik van geluidstoestellen
gebruik van welke geluidstoestellen toegelaten?
- uitsluitend geluidstoestellen gebruiken die voorzien zijn in het technisch reglement
-
algemeen genomen
-
motorvoertuigen
geluidshoorn met- “ononderbroken geluid”
- “vaste toon”
-
rijwielen
- bv. fiets
- bel die hoorbaar is van op 20 meter
-
motorvoertuigen
art. 33.2-3.
gebruik van geluidstoestellen
hoe en wanneer gebruiken?
hoe
“Geluidssignalen moeten zo kort mogelijk zijn.”
wanneer
-
tijdens de dag
-
F1 (binnen bebouwde kom)
noodzakelijke waarschuwing om ongeval te voorkomen -
F3 (buiten bebouwde kom)
noodzakelijke waarschuwing om- ongeval voorkomen
- bestuurder waarschuwen die men wil inhalen
(bv. onstabiel rijgedrag, zig-zag)
-
F1 (binnen bebouwde kom)
-
tussen vallen van avond en aanbreken van dag
- uitsluitend bij “dreigend gevaar”
(in praktijk waarschijnlijk om ongeval te voorkomen, bv. geparkeerde voorligger rijdt achteruit) - alle andere gevallen (bv. aandacht trekken):
“kortstondig en afwisselend aansteken van groot- en dimlichten” (knipperen of lichtclaxon)
- uitsluitend bij “dreigend gevaar”
algemene opmerking
Betreft steeds gedrag op openbare weg
=> Geluidssignalen om aandacht te trekken van en goedendag te zeggen tegen voorbij wandelende vrienden is
- altijd verboden wanneer je op openbare weg rijdt
- wel toegelaten wanneer je wagen op je eigen oprit staat
(bv. aan het poetsen)
art. 34.
gebruik van de achteruitkijkspiegels
hoe stellen?
De bestuurder moet de achteruitkijkspiegels zo stellen dat hij van zijn zitplaats
- het verkeer achter en links kan gadeslaan
- ondermeer een ander voertuig kan waarnemen dat begonnen is links in te halen
art. 34. (toelichting)
gebruik van de achteruitkijkspiegels
welke voertuig van voorzien?
-
tweewielige bromfietsen
- niet verplicht achteruitkijkspiegels
-
drie- en vierwielige bromfietsers
- wel verplicht achteruitkijkspiegels
-
motorfietsen ingeschreven na 01/01/1983
- minstens twee achteruitkijkspiegels
-
auto’s ingeschreven na 01/01/1977 verplicht één
- binnenspiegel
- linkerbuitenspiegel
- rechterbuitenspiegel
art. 34bis.
gebruik van aerodynamische voorzieningen
- uitsluitend aerodynamische voorzieningen gebruiken dan die in technisch reglement van de auto’s voorgeschreven of voorzien zijn
- uitsluitend toegelaten op
- autowegen
- autosnelwegen
- In omstandigheden waarin de veiligheid van andere weggebruikers of van de bestuurder in gevaar is, worden deze door de bestuurder
- ingeklapt
- ingetrokken
- of verwijderd
toelichting
- betreft speciale spoilers voor grote vrachtwagens
- bijvoorbeeld inklapbaar aan zijkant
- gaat vaker voorkomen in toekomst
art. 35.1.2.
veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen
uitzonderingen verplichting kinderbeveiligingssysteem
- De voertuigen die in het algemeen bestemd zijn voor personenvervoer zoals
- autobus
- autocar
- schoolvervoer
- taxi (indien geen kinderbeveiligingssysteem: jonger dan 18 en kleiner dan 1m35 toegelaten maar dan wel op achterbank)
-
personenwagens
-
incidenteel vervoer over korte afstand
- dan mogen kinderen ouder dan 3 jaar uitzonderlijk op achterbank met gordel
- niet geldig voor ouders
(voor hen: altijd kinderbeveiligingssysteem, indien kleiner dan 1m35)
- installatie derde kinderbeveiligingssysteem achterin niet mogelijk omdat al twee andere in gebruik
- dan mag derde kind ouder dan 3 jaar uitzonderlijk op achterbank met gordel
-
incidenteel vervoer over korte afstand
art. 35.1.1.
veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen
absolute no go zwart-witregels kinderen (3)
-
voorairbag
Kinderen van minder dan 18 jaar worden niet in een naar achteren gericht kinderbeveiligingssysteem op een passagierszitplaats met een voorairbag vervoerd, tenzij deze airbag is uitgeschakeld of automatisch op toereikende wijze wordt uitgeschakeld. -
vooraan
Op de zitplaatsen voorin die niet zijn uitgerust met een veiligheidsgordel worden geen kinderen vervoerd van minder dan 18 jaar en kleiner dan 135 cm. -
jongste kinderen
Op de zitplaatsen die niet zijn uitgerust met een veiligheidsgordel worden geen kinderen vervoerd van minder dan 3 jaar.
art. 35.1.1.
veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen
Hoe kinderen vervoeren in andere voertuigen dan auto’s?
-
tweewielige bromfiets + moto tot en met 125 cc
- minder dan 3 jaar verboden
- 3 tot en met 7 jaar in geschikt kinderbeveiligingssysteem
- vanaf 8 jaar: toegelaten
-
moto > 125 cc
- minder dan 8 jaar: verboden
- uitz: in zijspan in geschikt kinderbeveiligingssysteem
- vanaf 8 jaar: toegelaten
- minder dan 8 jaar: verboden
-
motorvoertuigen andere dan auto’s en bovenstaande
- veiligheidsgordel verplicht indien voorzien
- minder dan 3 jaar
- geschikt kinderbeveiligingssysteem
- 3 tot en met 7 jaar
- geschikt kinderbeveiligingssysteem
- of veiligheidsgordel
art. 35.1.1.
veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen
algemene regel auto’s
- De bestuurder en de passagiers
- van auto’s die aan het verkeer deelnemen,
- moeten de veiligheidsgordel dragen
- op de plaatsen die ermee zijn uitgerust.
art. 35.1.1.
veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen
algemene regel voor kinderen
Kinderen van
- minder dan 18 jaar
- en kleiner dan 135 cm
moeten worden vervoerd in een voor hen geschikt kinderbeveiligingssysteem.
art. 35.1.3
veiligheidsgordel en kinderbeveiligingssysteem
hoe gebruiken?
De veiligheidsgordel en het kinderbeveiligingssysteem worden gebruikt op een wijze die de beschermende werking ervan niet negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden.
art. 35.2.1
veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen
vrijstelling van gordeldracht volwassenen
- bestuurder die achteruit rijdt
(passagiers niet) - personen met vrijstelling op grond van medische redenen
- afgeleverd door overheid
- aanvraag kost 20 EUR (index nov. 2021)
- moet getoond op verzoek van bevoegd persoon
- bestuurder van taxi indien klant vervoert
- beambten van de Post
- post bedelen of ophalen
- achtereenvolgens op plaatsen op korte afstand van elkaar
-
prioritaire voertuigen
-
bestuurders
- vervoer van personen die potentiële bedreiging vormen
- onmiddellijke omgeving van plaats van interventie
(bv. enkele tientallen meters)
-
passagiers
- idem als bestuurder
- bijkomend: vervoerde persoon verzorgen
-
bestuurders
art. 36.
valhelm – beschermende kleding
welke beschermende kleding op moto?
Bestuurders en passagiers van motorfietsen dragen
- (helm –> wordt niet echt als kledij beschouwd)
- jas met lange mouwen
- handschoenen
- een lange broek of overall
- laarzen of bottines die de enkels beschermen
art. 36.
valhelm – beschermende kleding
wie moet valhelm dragen?
gehomologeerde valhelm verplicht voor bestuurders en passagiers van
-
bromfietsen
- zonder passagiersruimte (beschermingskooi)
-
speed pedelecs
- keuze fietshelm of bromfietshelm
- verplicht bescherming aan slapen en achterhoofd
-
drie- en vierwielers met motor
-
uitzondering: geen helm verplicht indien
- passagiersruimte (beschermingskooi) met
- veiligheidsgordel
- kinderbeveiligingssysteem
- vrijstelling wegens
- medische redenen
- taxi met klant
- prioritair met potentieel gevaarlijke klant
- passagiersruimte (beschermingskooi) met
-
uitzondering: geen helm verplicht indien
-
motorfietsen
- uitzondering: idem als drie- en vierwielers met motor
art. 37.
prioritaire voertuigen
definitie
Een voertuig met
- één of meerdere blauwe knipperlichten
- een speciaal geluidstoestel
art. 37.
prioritaire voertuigen
extra rechten indien speciaal geluidstoestel
- niet onderworpen aan snelheidsbeperking
-
rood licht voorbijrijden, wel
- gematigde snelheid
- vergewissen geen gevaar voor andere weggebruikers
- door groepen weggebruikers “breken”
- kinderen
- scholieren
- personen met een handicap
- bejaarden
art. 37.
prioritaire voertuigen
wanneer speciale signalen gebruiken?
-
dringende opdrachten
- blauwe knipperlichten moet
- speciaal geluidstoestel mag
-
elke andere opdracht
- blauwe knipperlichten mag
- speciaal geluidstoestel verboden
art. 37.
prioritaire voertuigen
gedrag tegenover
Zodra het speciaal geluidstoestel het naderen van een prioritair voertuig aankondigt, moet elke weggebruiker onmiddellijk
- doorgang vrijmaken
- voorrang verlenen
- indien nodig stoppen.
art. 39
Gedrag tegenover autobussen en trolleybussen die hun halteplaatsen verlaten
-
situatie
- auto- of trolleybus
- binnen F1 (bebouwde kom)
- richtingaanwijzers voornemen kenbaar
- wettelijke halteplaats verlaten
-
gevolg
- geen manoeuvre
- voorrang
-
wel op bestuurders die zelfde richting volgen
- vertragen
- indien nodig stoppen
- niet op rechtmatige weggebruikers bij fietspad oversteken
-
wel op bestuurders die zelfde richting volgen
-
doel
vlotter verloop van openbaar vervoer
art. 39bis.1.
gedrag tegenover voertuigen voor schoolvervoer
signalisatie
voertuigen voor schoolvervoer gesignaleerd door
- bord
- min. 40x40 cm
- retro-reflecterende achtergrond
- goed zichtbaar op linkergedeelte vooraan en achteraan
- moet verwijderd of afgedekt wanneer voertuig niet gebruikt voor schoolvervoer

art. 39bis.2.
gedrag tegenover voertuigen voor schoolvervoer
gedrag andere bestuurders
- altijd bij het naderen
- dubbel voorzichtig zijn
-
richtingsaanwijzers duiden aan dat kinderen gaan in- of uitstappen
- snelheid aanzienlijk matigen
- indien nodig stoppen

art. 40.1.
gedrag van de bestuurders tegenover voetgangers
waar niet in gevaar brengen (6)
Dit artikel stelt dat bestuurders de voetgangers niet in gevaar mogen brengen die zich bevinden op:
-
trottoir, berm of vluchtheuvel (laatste: bv. aan halteplaats)
D9 of D10 -
voetgangerszone
F103 en F105 - weg voorbehouden voor voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs
F99a of F99B - speelstraat
-
woonerf
F12 a F12b - rijbaan

art. 40.2.
kwetsbaardere weggebruikers
opsomming + gedrag tegenover
- kinderen
- bejaarden
- personen met een handicap, inzonderheid
- blinden (witte of gele stok)
- personen met een handicap die zelf een voertuig besturen waarmee niet sneller dan stapvoets kan gereden worden
=> andere bestuurders
- dubbel voorzichtig
- vertragen en indien nodig stoppen
art. 40.3.1-2
gedrag van de bestuurders tegenover voetgangers
halteplaats
-
snelheid matigen
rijden langs stilstaand (in- of uitstappen)- autobus of autocar
- minibus
- spoorvoertuig
-
stoppen en slechts met matige snelheid vertrekken
- Bij afwezigheid van een vluchtheuvel aan een halteplaats moeten de reizigers de gelegenheid krijgen om het voertuig te verlaten om zich naar het trottoir of berm te begeven.
- Opgelet: dit geldt ook voor fietsers en bromfietsers, zelfs al volgen zij het fietspad.
art. 40.4.2 en 40.5.
gedrag van de bestuurders tegenover voetgangers
regels aan oversteekplaats
- onbewaakte oversteekplaats voor voetgangers slechts
- met matige snelheid naderen
- voorrang geven aan de voetgangers die er zich op bevinden of op het punt staan zich er op te begeven
- verboden een oversteekplaats op te rijden als hij door belemmering hierop tot stilstand zou komen
(overmacht natuurlijk altijd mogelijk)
art. 40.6-7
gedrag van de bestuurders tegenover voetgangers
vrije ruimte laten bij hindernis
-
hindernis zonder voetganger
Bij het voorbijrijden van een hindernis waar de voetgangers omheen moeten gaan op de rijbaan, moeten de bestuurders langs die hindernis een vrije ruimte laten van ten minste één meter. -
hindernis met voetganger
De bestuurder moet een zijdelingse afstand van ten minste één meter laten tussen zijn voertuig en de voetganger wanneer laatstgenoemde zich op de rijbaan bevindt onder de in dit reglement voorziene voorwaarden.
Indien deze minimumafstand niet nageleefd kan worden, mag de bestuurder slechts stapvoets rijden en zo nodig moet hij stoppen.
Door wetswijziging buiten F1 (bebouwde kom):
1,5 meter
art. 40bis.
gedrag tegenover groepen kinderen, scholieren, personen met een handicap en bejaarden
Het is de weggebruiker verboden te breken door groepen
- kinderen
- scholieren
- bejaarden
- personen met een handicap
De aanwijzingen van de begeleidende gemachtigde opzichter moeten door de weggebruikers worden opgevolgd.
–> bv: verkeer stilleggen dmv ‘C3 op een stokje’
- schijf waarop het verkeersbord C3 afgebeeld is
- karakteristieken bepaald door Minister van Verkeerswezen
Deze regels gelden niet voor de prioritaire voertuigen in opdracht.
art. 40ter.
gedrag tegenover de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen
zijdelingse afstand
zijdelingse afstand laten van ten minste
- 1 meter (bebouwde kom)
- 1,5 meter (buiten bebouwde kom)
tussen zijn voertuig en de
* fietser
* bestuurder van een tweewielige bromfiets
art. 40ter.
gedrag tegenover de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen
oversteekplaats
- naderen met matige snelheid
- niet oprijden wanneer het verkeer zodanig belemmerd is dat hij waarschijnlijk op die oversteekplaats zou moeten stoppen
- voorrang geven aan de overstekende (brom)fietser
- -> (brom)fietser kan zich niet beroepen op regel ‘aanstalten maken om over te steken’ maar voorzichtigheid blijft geboden
art. 40ter.
gedrag tegenover de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen
algemene voorzichtigheid
Bestuurder van auto of motorfiets mag een fietser of bromfietser niet in gevaar brengen.
Dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van fietsende kinderen en bejaarden.
art. 41.
gedrag tegenover militaire kolonnes, stoeten, groepen voetgangers, processies, culturele, sportieve en toeristische evenementen, wielerwedstrijden, niet-gemotoriseerde sportwedstrijden of -competities, groepen fietsers, groepen motorfietsers, groepen ruiters en werfopzichters op de openbare weg
Weggebruikers mogen niet breken door:
- militaire colonne
- stoet
- groep voetgangers
- processie
- groep deelnemers aan evenement
- wielerwedstrijd
- ruiters
- werfopzichters
Opgelet: bij het naderen van een groep renners die deel uit maken van een wielerwedstrijd moeten de bestuurders onmiddellijk uitwijken en stoppen.
De aanwijzingen van de gemachtigde opzichters moeten eveneens worden opgevolgd:
- signaalgevers
- culturele, sportieve en toeristische evenementen
- wegkapiteins
- (motor)fietsen
- groepsleiders
- voetgangers
- ruiters
- werfopzichters
- personeel van de werken op de openbare weg
- begeleiders en verkeerscoördinators
- uitzonderlijke voertuigen
art. 42
voetgangers
verlichting
Voetgangers moeten ook verlichting dragen wanneer ze de rijbaan volgen
- tussen valavond en aanbreken van de dag
- of indien zichtbaarheid minder dan 200 meter is
Dit betekent dat zij geen verlichting nodig hebben bij
- rijbaan oversteken
- volgen van trottoir, berm of een aardeweg
(aardeweg is geen rijbaan)
art. 42.1.
voetgangers
welke delen openbare weg volgen?
in volgorde van ‘verplichte voorkeur’ indien toegankelijk en begaanbaar (8):
- trottoirs of D9 - D10 - D11
- D13
- verhoogde berm
- gelijkgrondse berm
- parkeerstrook
- zijdelingse strook
- fietspad
- rijbaan
art. 42.2.1.
voetgangers
plaats openbare weg als aan hand leiden en druk
De personen die
- een voertuig aan de hand leiden
- rijwiel
- gemotoriseerd rijwiel
- voortbewegingstoestel
- tweewielige bromfiets
- of voorwerpen vervoeren die veel plaats innemen
moeten de rijbaan volgen zo zij in aanzienlijke mate de andere voetgangers hinderen.
art. 42.1.
voetgangers
regel indien fietspad volgen
moeten doorgang verlenen aan andere weggebruikers op fietspad
art. 42.1. + 42.3.
voetgangers
regels indien rijbaan volgen
standaardregel
- zo “dicht mogelijk” bij de rand van de rijbaan blijven
-
links in de door hen gevolgde richting
(indien veilig kan)
uitzonderingen
- personen die een voertuig aan de hand leiden moeten rechts lopen
-
mogen op rijbaan maar moeten dan rechts:
- stoeten
- processies
- voetgangers in groep vergezeld van een leider
–> kleine uitzondering:
Groepen voetgangers van minimum vijf personen, vergezeld van een leider, mogen evenwel ook de linkerkant van de rijbaan volgen. In dat geval moeten zij achter elkaar lopen.
art. 42.4.
voetgangers
hoe oversteken op bewaakt zebrapad?
voetganger
- verplicht zebrapad gebruiken indien op minder dan 30 meter–> quasi zeker is twintig meter geworden
- slechts op de rijbaan komen indien het verkeer in zijn richting is opengesteld
(verkeerslichten respecteren of de bevelen opvolgen)
bestuurder
- moet de voetganger oversteken laten beëindigen, zelfs wanneer het verkeer in zijn rijrichting is opengesteld
art. 42.4.
voetgangers
hoe oversteken op onbewaakt zebrapad?
onbewaakt = niet geregeld door bevoegd persoon of verkeerslichten
- verplicht zebrapad gebruiken op minder dan 20 meter van hemzelf
- zich voorzichtig op de rijbaan begeven, rekening houdend met de naderende voertuigen
- zich niet op een zebrapad begeven als er een tram nadert.
Voetganger immers geen voorrang tov een tram, ook al gebruikt hij het zebrapad. - gedrag van de bestuurder
- onbewaakt zebrapad
- naderen met “matige snelheid”
- voorrang verlenen aan de voetgangers die zich erop bevinden en zelfs aan de voetgangers die op het punt staan zich erop te begeven
- links of rechts inhalen verboden bij naderen van onbewaakt zebrapad
- onbewaakt zebrapad
art. 42.4.
voetgangers
hoe oversteken zonder zebrapad?
- haaks oversteken zonder slenteren of blijven staan
- voorzichtig op rijbaan begeven met in achtneming van de andere voertuigen want hij heeft geen voorrang
- oversteken zonder de aankomende bestuurders te hinderen
- gedrag van de bestuurder = bestuurders hebben voorrang tov de voetganger, maar opgelet ze moeten kunnen stoppen indien de voetganger een “voorzienbare hindernis” kan zijn
art. 43.
fietsers en bromfietsers
verboden rijgedrag
voor
- fietsers
- buiten wielerwedstrijden
- geen ‘rijwielen’
- bestuurders van tweewielige bromfietsen
is volgend rijgedrag verboden
- zonder stuur vast te houden
- zonder de voeten op de pedalen of voetsteunen
- zich laten voorttrekken
- dier aan het leizeel houden
art. 43.
fietsers en bromfietsers
wanneer naast elkaar rijden op rijbaan toegelaten?
-
bromfietsers
nooit op rijbaan (mogen wel naast elkaar op fietspad, maar op rijbaan geldt regel ‘zo rechts mogelijk’) -
fietsers
altijd, behalve-
in F1 + F3
- kruisen onmogelijk
- aanhangwagen aan fiets gekoppeld
- volgen van F17 of F18
-
in F3
- naderen van achteropkomend voertuig
(mogen binnen F1 dus ‘schild’ blijven vormen voor achteropkomend verkeer)
- naderen van achteropkomend voertuig
-
in F1 + F3
art. 43bis.
fietsers in groep
waar rijden / begeleiding nodig?
‘groep’ = 15 tot 150 fietsers
-
minder dan 15
- verplicht fietspad
-
15 tot 50
- mogen rijbaan
- mogen twee naast elkaar
(max. rechterrijstrook of helft rijbaan zonder stroken) - indien gegroepeerd blijven
- mogen twee naast elkaar
- mogen min. twee wegkapiteins
- mogen begeleidende auto
- één achter groep (30 m)
- of één voor en één achter
- blauw bord met A51 en daaronder wit symbool van een fiets
- mogen rijbaan
-
51 tot 150
- mogen rijbaan
- mogen twee naast elkaar
- indien gegroepeerd blijven
- verplicht min. twee wegkapiteins
- verplicht twee begeleidende auto’s
(30 m voor en achter)
- mogen rijbaan
wegkapitein: - Minstens 21 jaar
- Armband driekleur dragen
- Bord C3

art. 43bis.
fietsers in groep
wegkapitein
- minstens 21 jaar
- armband driekleur
- bord C3

art. 43ter.
motorfietsers in groep
hoe rijden / begeleiding nodig?
groep motorfietsen = reeds vanaf twee deelnemers
=> mogen geschrankt
-
15 tot 50
- minstens twee wegkapiteins toegelaten,
maar niet verplicht
- minstens twee wegkapiteins toegelaten,
-
vanaf 51
- minstens twee wegkapiteins verplicht
art. 43ter.
motorfietsers in groep
wegkapiteins
- minstens 25 jaar
- moet retro-reflecterende vest met zwarte letters “wegkapitein” op de rug
- bord C3
art. 44.1.
Bestuurders en passagiers van voertuigen
gordelplicht autocars
Aan de passagiers van voertuigen bestemd voor het vervoer van personen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, wordt de verplichting om de veiligheidsgordel te dragen op minstens één van de volgende manieren meegedeeld:
- door de bestuurder;
- door de controleur, de reisleider of een als groepsleider aangewezen persoon;
- met behulp van audiovisuele middelen;
- door opschriften en/of het onderstaand pictogram, duidelijk aangebracht op iedere zitplaats.

art. 44.1.
Bestuurders en passagiers van voertuigen
max. aantal inzittenden auto
Het aantal inzittenden van een auto mag niet meer bedragen dan de som van
- het aantal plaatsen uitgerust met
- veiligheidsgordel of
- goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem
- en van het aantal plaatsen die daarmee niet behoeven te zijn uitgerust.
De plaatsen uitgerust met veiligheidsgordels of een goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem moeten bij voorrang worden ingenomen.
art. 44.1.
Bestuurders en passagiers van voertuigen
plaatsruimte bestuurder en passagiers
- De bestuurder van een auto moet beschikken over een plaatsruimte van ten minste 55 cm breed.
- Wat betreft de 55cm verplichte plaatsruimte voor de bestuurder gaat dit KB van 16 maart 1968 nog dieper in door te vermelden dat in artikel 57§4 dat: “ten minste 27,5cm aan weerszijde van het middelpunt van het stuurwiel moet gelegen zijn”.
- Hij mag naast zich geen andere personen laten plaatsnemen, tenzij elk van die personen over een plaatsruimte van ten minste 40 cm beschikt.
art. 44.2.
Bestuurders en passagiers van voertuigen
personen vervoeren op voortbewegingstoestellen
verboden personen vervoeren op voortbewegingstoestellen
uitz.
* voorzien voor personenvervoer
* max. aantal zitplaatsen respecteren
art. 44.3.
Bestuurders en passagiers van voertuigen
personen vervoeren op carrosserie
Het is verboden personen te vervoeren op de uitwendige delen van de carrosserie van een voertuig.
art. 44.
Bestuurders en passagiers van voertuigen
passagiers in aanhangwagens
- Alleen in aan rijwielen of gemotoriseerde rijwielen gekoppelde aanhangwagens mogen passagiers worden vervoerd.
- Een rijwiel of een gemotoriseerd rijwiel mag slechts één aanhangwagen trekken.
- Een aanhangwagen mag slechts twee passagiers vervoeren en moet uitgerust zijn met beveiligde zitplaatsen met een afdoende bescherming van handen, voeten en rug.
toelichting:
Artikel 17 van het KB van 16maart 1968 stelt tevens dat: het vervoer van personen door middel van aanhangwagens, andere dan de welke uitsluitend gebruikt worden door kermisexploitanten en die eigen zijn aan dat beroep, zijn verboden.
art. 44.4.
Bestuurders en passagiers van voertuigen
aantal passagiers fiets, bromfiets, etc.
mogen niet meer personen vervoeren dan het getal waarvoor de zitplaats of zitplaatsen ingericht zijn:
- fiets
- gemotoriseerd rijwiel
- bromfiets
- motorfiets,
- drie- of vierwieler met of zonder motor
art. 44.5.
Bestuurders en passagiers van voertuigen
zithouding fietsen, bromfietsen, etc.
zithouding voor fietsen, bromfietsen, motorfietsen, driewielers met motor en vierwielers met motor
-
bestuurders
verboden de “amazonezit”- aan te nemen of
- te laten aannemen door een passagier
-
passagiers
- verboden de “amazonezit” aan te nemen
- moeten de voeten op de voetsteunen hebben
art. 45-48.
Lading van de voertuigen
afmetingen van de voertuigen
zie tabel
-
verticaal
type voertuig- auto
- fiets
- bromfiets
- motorfiets
- voortbewegingstoestel
-
horizontaal
afmetingen (BHAV)- breedte
- hoogte (gemeten vanaf de grond)
- achteraan
- vooraan
Auto mag dus 2,55 meter maar vanaf 2,50 meter omtreklichten verplicht

art. 45-48.
Lading van de voertuigen
algemene regel
De lading van een voertuig moet zodanig geschikt zijn zodat vermeden wordt dat ze bij normale wegomstandigheden: (6)
- de zichtbaarheid van de bestuurder hindert
- gevaar vormt voor
- bestuurder
- vervoerde personen
- andere weggebruikers
- schade veroorzaakt aan
- openbare weg,
- zijn aanhorigheden,
- de erin liggende kunstwerken
- openbare of privé-eigendommen;
- op openbare weg sleept of valt
- stabiliteit van voertuig in gedrang brengt
- onzichtbaar maakt
- lichten
- reflectoren
- inschrijvingsnummer
art. 47.
Lading van de voertuigen
signalisatie achteraan uitsteken
Lading mag achteraan uitsteken
-
1 meter
standaard -
tot 3 meter
indien voertuig “met lange ondeelbare stukken beladen”
Signalisatie indien méér dan 1 meter:
-
altijd
vierkant wit bord (50x50 cm) met schuine rode strepen- aan uiterste punt
- 40 - 160 cm boven de grond
-
als voertuig verlicht moet zijn
bijkomend- naar achteren gericht rood licht
- oranje reflector aan elke zijkant

art. 47bis.
Lading van de voertuigen
signalisatie laadplatform / bedieningstoestellen
indien
- beweegbaar laadplatform of
- enig ander achteraan aan het voertuig bevestigd middel en bestemd om het laden en lossen te vergemakkelijken
moeten ten minste de buitenste hoeken ten behoeve van de andere weggebruikers worden gesignaleerd door hetzij … (of combinatie van)
- retro-reflecterende verkeerskegels
- retro-reflecterende stroken
- oranjegele knipperlichten
Bij gebruik beweegbare bedieningstoestellen => werkgebied signaleren met
- retro-reflecterende verkeerskegels
- oranjegele knipperlichten
art. 48bis.
Vervoer van gevaarlijke goederen
algemene regel
Bestuurders die A.D.R. gevaarlijke stoffen vervoeren
- moeten de autosnelwegen volgen
- behalve in geval van noodzaak.
Verkeersborden kunnen hen de doorgang verbieden
- C24 a / b /c

art. 49.1-2.
Slepen
aantal voertuigen trekken
+ uitzonderingen
Mogen slechts één voertuig trekken:
- gespan
- motorvoertuig
-
beperking:
motorfiets met zijspanwagen mag alleen een aanhangwagen trekken indien het zijspanwiel uitgerust is met een rem
-
beperking:
Uitzonderingen
-
takelwagen
- mag geleed voertuig trekken
- uitsluitend om naar plaats van herstelling te brengen
- voertuigen openbaar nut (ik term zelf verzonnen)
- toezicht en onderhoud wegennet (mag 2 trekken)
- politie
- leger
-
KLAMP-voertuigen (denk Rudi term zelf verzonnen)
- voorwaarden
- max. 25km/u rijden
- max. 25 meter totale lengte
- types
- Kermisvoertuigen
- Landbouwvoertuigen
- Aannemersvoertuigen
- Miniatuurtreinslepen
- Publiciteitsmaterieel
- voorwaarden
art. 49.3.
Slepen
mag welke voertuigen slepen?
uitsluitend
-
auto of een vierwieler met motor die
- zich niet meer op eigen kracht kan verplaatsen
- of niet langer veilig is
(bv. defecte richtingaanwijzer)
-
aanhangwagen
- waarvan hoofdkoppeling of bevestiging ervan niet langer veilig is
art. 49.4.2.
Slepen
signalisatie wanneer en hoe?
-
wanneer
Signalisatie verplicht indien meer dan drie meter afstand tussen- trekkend voertuig
- aanhangwagen / gesleepte voertuig
-
hoe
- __als het voertuig niet moet verlicht zijn:
(overdag met goede zichtbaarheid)- rode lap
- als het voertuig moet verlicht zijn:
- van opzij zichtbaar oranje licht
- tenzij de koppeling verlicht is
(bv. door dimlicht getrokken voertuig)
- __als het voertuig niet moet verlicht zijn:
art. 49.5.
nood- of hulpkoppeling
- wat?
- wanneer toegestaan?
-
noodkoppeling
- kabel
- stang
-
hulpkoppeling
- bijkomende ketting naast de vaste dissel
-
zijn enkel toegestaan
- overmacht
- max. 25km/u
- tot plaats herstelling
- niet op autosnelwegen en op autowegen
Hefsysteem van takelwagen is geen noodkoppeling.
art. 50.
Snelheidswedstrijden, sportwedstrijden
Behoudens speciale toelating van de wettelijk gemachtigde overheid zijn alle wedstrijden verboden op de openbare weg
- snelheids-
- sport-
inzonderheid ritten en wedstrijden
- snelheids-
- regelmatigheids-
- behendigheids-
art. 51.
Defect voertuig, op de openbare weg gevallen lading
wanneer veiligheidsvest verplicht?
- uitsluitend bestuurder
- die pechvoertuig verlaat
- op autowegen en autosnelwegen
- waar stilstaan of parkeren verboden
art. 51.1.
Defect voertuig, op de openbare weg gevallen lading
aanpak auto of aanhangwagen met enkel defecte verlichtings- of signalisatiemiddelen
Mag niet mee rijden!
aanpak idem zoals elk defect voertuig:
- reglementair opstellen zoals een geparkeerd voertuig
- indien verplaatsen
niet mogelijk
of alleen op plaats waar stilstaan en parkeren verboden : moet signaleren- verplicht gevarendriehoek
- mag bijkomende signalisatiemiddelen
- vier richtingsaanwijzers
- draagbaar oranjegeel knipperlicht
- …
indien voertuig niet duidelijk kan worden opgemerkt van op een afstand van ongeveer 100 meter
- reflecterende veiligheidsvest dragen indien verplicht!
art. 51.1.
Defect voertuig, op de openbare weg gevallen lading
hoofdtaak bestuurder
+ algemene aanpak
-
hoofdtaak
veiligheid en vlotheid van verkeer verzekeren -
aanpak defect voertuig
- opstellen zoals een geparkeerd voertuig
- indien niet mogelijk: signaleren
- verplicht gevarendriehoek
- mag bijkomende signalisatiemiddelen
- vier richtingsaanwijzers
- draagbaar oranjegeel knipperlicht
-
aanpak gevallen lading geheel of gedeeltelijk op openbare weg
- onmiddellijk wegruimen
- indien niet mogelijk: signaleren zoals hierboven
- reflecterende veiligheidsvest dragen indien verplicht!
art. 51.
Defect voertuig, op de openbare weg gevallen lading
hoe gevarendriehoek plaatsen?
- voor het pechvoertuig
- bebouwde kom of plaatsen waar 30 meter niet mogelijk:
minder dan 30 meter, desnoods op voertuig zelf - gewone wegen: 30 meter
- autowegen: 30 meter
- autosnelwegen: 100 meter
- bebouwde kom of plaatsen waar 30 meter niet mogelijk:
- in verticale stand
- zichtbaar vanop 50 meter
Noteer:
- reflecterende veiligheidsvest dragen indien verplicht!
- gevarendriehoek is verplicht boordmateriaal bij auto’s
art. 52.2.
Gedrag bij een ongeval
uitsluitend stoffelijke schade
overzicht stappen (VIP)
- voertuig
- identificeren
- ter plaatse
details
-
voertuig
-
posities voertuigen registreren
- foto’s
- krijt
- verplaatsen om veiligheid en vlotheid verkeer te verzekeren
- voertuig signaliseren indien verplaatsen niet mogelijk
- verplicht gevarendriehoek
- mag bijkomende signalisatiemiddelen
- vier richtingsaanwijzers
- draagbaar oranjegeel knipperlicht
-
posities voertuigen registreren
-
identificeren
- identiteitskaart tonen
- indien meer dan 15 jaar oud
- aan andere betrokkenen die er om vragen
- naam en adres achterlaten
- indien schadelijder niet aanwezig
- ter plaatse of via politie (zoniet: vluchtmisdrijf!)
- identiteitskaart tonen
-
ter plaatse blijven en nodige vaststellingen doen
- gezamenlijk aanrijdingsformulier invullen
- indien geen akkoord
- politie bellen
- aangifte doen bij politiebureau
- Indien er binnen een redelijke tijd geen bevoegd persoon kan worden bereikt.
- “zodra mogelijk”
- waar
- dichtstbijzijnde
- eigen woonplaats
art. 52.3.
Gedrag bij een ongeval
lichamelijk letsel
overzicht stappen (VhIP)
- voertuig
- hulp
- identificeren
- ter plaatse
details
- voertuig signaliseren en niet verplaatsen
- verplicht gevarendriehoek
- mag bijkomende signalisatiemiddelen
- vier richtingsaanwijzers
- draagbaar oranjegeel knipperlicht
-
verplaatsen zou mogen maar in praktijk beter wachten tot politie aanwezig
- posities voertuigen registreren indien wordt verplaatst
- foto’s
- krijt
- posities voertuigen registreren indien wordt verplaatst
- indien nodig hulp verlenen aan gekwetsten
-
identificeren
- identiteitskaart tonen
- indien meer dan 15 jaar oud
- aan andere betrokkenen die er om vragen
- naam en adres achterlaten
- indien schadelijder niet aanwezig
- ter plaatse of via politie (zoniet: vluchtmisdrijf!)
- identiteitskaart tonen
-
ter plaatse blijven
-
uitzondering
- hulp verlenen of
- “beroep doen op bevoegd persoon”
- moet dan wel eerst naam en adres opgeven aan aanwezige
-
praktijk
- politie bellen voor nodige vaststellingen
-
theorie
- mag ook aangifte doen bij politiebureau
- Indien er binnen een redelijke tijd geen bevoegd persoon kan worden bereikt.
- binnen 24 uur
-
waar
- dichtstbijzijnde
- eigen woonplaats
- mag ook aangifte doen bij politiebureau
-
uitzondering
Art. 54.
Handkarren
trekken of duwen?
- Wanneer een handkar of de lading hiervan
- niet voldoende zicht naar voren vrijlaat,
- moet de bestuurder zijn handkar trekken.
Art. 55.3.
Dieren
galopperen F1
Binnen de bebouwde kommen is het verboden de ingespannen of de bereden dieren te laten galopperen.
=> zou aan teugel mogen naast lopen
Art. 55.4.
Dieren
ruiters naast elkaar op rijbaan
De ruiters die de rijbaan volgen, mogen met tweeën naast elkaar rijden.
Art. 55bis.
Ruiters in groep
vanaf wanneer ‘groep’ ruiters?
+ gevolg
- vanaf ten minste 10 ruiters
- mogen begeleid door groepsleider
- -> niet belangrijk:
- min. 21 jaar oud
- band om linkerarm
- horizontaal nationale kleuren
- zwarte letters “groepsleider” op de gele strook
- mag verkeer stilleggen
Art. 59.1.
Allerhande bepalingen
verplichting identiteitskaart tonen
Elke persoon die meer dan 15 jaar oud is moet zijn
- identiteitskaart of
- het als zodanig geldend bewijs
vertonen op elk door een bevoegd persoon gedaan verzoek naar aanleiding van
- overtreding op de politie van het wegverkeer
- of verkeersongeval
Art. 59.
Allerhande bepalingen
signaalgevers wielerwedstrijden en niet-gemotoriseerde sportwedstrijden of -competities
vereisten en kentekens
De signaalgevers moeten
- tenminste achttien jaar oud zijn en
- gemachtigd zijn door de burgemeester.
- Zij dragen om de linkerarm een band met, horizontaal, de nationale kleuren en, in zwarte letters op de gele strook, het woord “signaalgever”.
Art. 59.
Allerhande bepalingen
gemachtigde opzichters groepen
vereisten en kentekens
De opzichters bedoeld in artikel 40bis.1.2° moeten
- ten minste 18 jaar oud zijn en
- gemachtigd zijn door de burgemeester van de gemeente waar zij hun taak uitoefenen,
- na een gepaste opleiding door de gemeentelijke politie of rijkswacht.
Zij dragen om de linkerarm een band met, horizontaal, de nationale kleuren en, in zwarte letters op de gele strook, de naam van de gemeente.
–>
40bis.1.2° Het is de weggebruikers verboden te breken door een groep kinderen, scholieren, personen met een handicap of bejaarden die de rijbaan oversteekt onder de controle van een
- jeugdverkeersbrigade
- leider
- gemachtigd opzichter
Art. 59.3.
Allerhande bepalingen
hoe maximumsnelheid voertuig aanduiden?
- snelheidsplaat conform voorschriften
- op het rechtergedeelte van het achtervlak van het voertuig
Art. 59.6.
Allerhande bepalingen
draagwijdte technische reglementen?
- Geen enkel voertuig dat niet aan beantwoordt mag in verkeer op openbare weg gebracht worden.
- uitz: voertuigen voorzien van pantsering of inrichtingen voor aanval of verdediging
exacte bewoordingen:
- Onder voorbehoud van de afwijkingen voorzien in artikel 81.5 van dit reglement en in het koninklijk besluit betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen, mag geen enkel voertuig in het verkeer op de openbare weg worden gebracht of gehouden, indien het niet beantwoordt aan de bepalingen van dit reglement, of van de technische reglementen van de auto’s of van de bromfietsen en motorfietsen.*
81. 5. Pantsering - Een motorvoertuig dat voorzien is van een pantsering of van enige inrichting waardoor het als aanvals- of als verdedigingsmiddel kan worden gebruikt, mag niet op de openbare weg rijden zonder speciale toelating van de Minister van Verkeerswezen of van zijn gemachtigde.*
bromfiets klasse A
kinderen vervoeren
- jonger dan 3 verboden
- 3 tot 8 jaar in kinderbeveiligingssysteem
bromfiets klasse A
minimumleeftijd
- 16 zonder passagier
- 18 met passagier
bromfiets klasse A
oversteken
verplicht oversteekplaatsen te gebruiken
bromfiets klasse A
verboden aan hand op trottoir
verplicht rijbaan volgen indien
- bromfiets aan de hand wordt gehouden
- EN er voorwerpen worden vervoerd die veel plaats innemenen en daarbij voetgangers zouden hinderen
bromfiets klasse A
gedrag rijden op F18
verplicht achter elkaar rijden op F18
moto parkeren - waar en hoe toegelaten?
- op trottoirs
- in de bebouwde kom zelfs op de verhoogde bermen,
op voorwaarde geen hinder voor andere weggebruikers - mag haaks op de rand van de rijbaan op voorwaarde
- geen aanhangwagen
- geen zijspan
-
parkeermeter-automaat
betalen maar mogen meerdere moto’s in 1 vak worden opgesteld waarvoor slechts 1x wordt betaald
speed pedelec - spatborden
verplicht
toelating elektrische fietsen en speed pedelecs op
- overlangse markering
- D7
- D9
- D10
elektrische fiets tot 25 km/u
gelijkgesteld met gewone fiets dus mag overal
speed pedelec
waar?
gelijkgesteld met bromfiets klasse B dus mag alleen op
* overlangse markering
* D7
wanneer?
* vrije keuze als rijbaan tot max. 50 km/u
* verplicht als rijbaan > 50 km/u
traject rijbewijs A (leeftijden)
16: bromfiets zonder passagier
18: bromfiets met passagier + A1
20: A2
21: driewielers A
22: A indien al 2 jaar A2
24: A
verkeerstaken agent (algemeen + specifiek)
toezicht uitoefenen op de naleving van de wetten en reglementen van het gebruik van de openbare weg
voornaamste verkeersopdrachten:
- Regelen van het verkeer
- Vaststellen van verkeersinbreuken
- Doen afladen van overtollige vracht
- Optreden bij verkeersongevallen
- Controle rijden onder invloed
- Verplicht tonen identiteitskaart
- Verplaatsen van voertuigen
geheugensteun Kurt:
aan Somedi
- oog
- mond breuk lachen
- buik overtollige vracht
- ongeval
- dronken (Zjakkamakka)
- eID
- verplaatsen