1. Verkeersreglement - Titel 1 - Inleidende Bepalingen (art. 1 - 6) Flashcards

1
Q

art. 1

toepassingsgebied verkeersreglement

+ toelichting openbare weg

A

Dit reglement geldt voor het verkeer op de openbare weg en het gebruik ervan, door

  • voetgangers,
  • voertuigen,
  • trek-, last- of rijdieren en vee.

Spoorvoertuigen die van de openbare weg gebruik maken, vallen niet onder de toepassing van dit reglement.

toelichting:

Het verkeersreglement geldt voor alle weggebruikers die gebruik maken van de openbare weg. Nochtans definieert het verkeersreglement NIET wat de openbare weg is. Artikel 28 van de Verkeerswet bepaalt daarentegen wel wat een openbare plaats is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

art. 2.1

“rijbaan”

+ toelichting drie kernbegrippen

A

het deel van de openbare weg dat voor het voertuigenverkeer in het algemeen is ingericht

toelichting:

  • DEEL van de openbare weg
  • voertuigenverkeer: zowel motorvoertuigen als motorloze (fiets, auto, bromfiets moto)
  • is ingericht: er werd verharding aangebracht zoals kasseien, klinkers, asfalt maar geen losliggende keien of aangestampte aarde want dan is het een aardeweg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

art. 2.10

“plein”

+ toelichting rechts, regels

A

elke open ruimte

  • waarop een openbare weg uitkomt of
  • meerdere openbare wegen samenkomen
  • en waar de plaatsgesteldheid het mogelijk maakt dat het verkeer en andere activiteiten er tezamen georganiseerd worden

Het plein is een openbare weg onderscheiden van die welke er op uitkomen.

_____________________

toelichting:

  • niet verplicht om zo rechts mogelijk te rijden
  • is toch een openbare weg
  • andere verkeersregels zoals kruisen en inhalen blijven wel gelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

art. 2.11

“overweg”

A
  • de gehele of gedeeltelijke kruising
  • van een openbare weg
  • door een of meer buiten de rijbaan aangelegde sporen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

art. 2.12

“bebouwde kom”

A
  • een gebied met bebouwing
  • waarvan de invalswegen aangeduid zijn met de verkeersborden F1, F1a of F1b
  • en de uitvalswegen met de verkeersborden F3, F3a of F3b

De verkeersborden F1 en F3 mogen behouden worden tot 1 juni 2015.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

art. 2.13

“bestuurder”

+ toelichting moet, geen, duwt, gesleept

A

al wie een

  • voertuig bestuurt of
  • trek-, last- en rijdieren of vee geleidt of bewaakt

________________

toelichting:

  • ELK voertuig IN BEWEGING MOET een bestuurder hebben.
  • Dat geldt ook voor trek-last-en rijdieren en voor vee (afzonderlijk of in kudde).
  • Geen bestuurder: fiets, 2-wielige Bromfiets A en B, voortbewegingstoestel of ander motorloos voertuig niet breder dan de voor voetgangers vereiste ruimte aan de hand leidt (bv een rijwiel)
  • Een persoon die zijn eigen voertuig duwt blijft bestuurder.
  • Een persoon die zich aan het stuur bevindt van een voertuig dat op de openbare weg door een ander voertuig wordt gesleept is een bestuurder.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

art. 2.14 “voertuig” + toelichting niet

A

elk middel van vervoer te land, alsmede alle verrijdbaar landbouw- of bedrijfsmaterieel.

toelichting:

  • Om het even welk middel, zowel MET motor als ZONDER motor.
  • VERVOER betekent: goederen, dieren, personen.
  • Te land: boten en vliegtuigen zijn uitgesloten
  • Verrijdbaar landbouw-of bedrijfsmaterieel: bv pikdorser, hooikeerder, kraan, ongeacht het ZELF kan rijden of wordt GETROKKEN.
  • NIET bereden tweewielige bromfietsen, rijwielen en voortbewegingstoestellen worden NIET beschouwd als VOERTUIGEN.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

art. 2.15.1

“rijwiel”

+ toelichting naast elkaar, fietspad, voetgangerszone, opstelvak

–> “aandachtig lezen”

A

rijwiel: elk voertuig met twee of meer wielen, dat wordt voortbewogen door middel van pedalen of van handgrepen door één of meer van de gebruikers en niet met een motor is uitgerust, zoals een fiets, een driewieler of een vierwieler.

ligfiets: een rijwiel met een bestuurder in bijna liggende positie.

velomobiel: een ligfiets met een carrosserie.

De bevestiging van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen, brengt geen wijziging in de classificatie als rijwiel.

Het niet bereden rijwiel wordt niet als voertuig beschouwd.

Drie- en vierwielers die een breedte hebben van maximum 1 meter worden gelijkgesteld met fietsen.

toelichting:

  • Kan 2 of meer wielen hebben in tegenstelling tot een fiets (heeft slechts 2 wielen)
  • Een fiets is een rijwiel maar een rijwiel kan meer zijn dan een fiets (bv gocart)
  • Voortbeweging geschiedt door middel van pedalen of handgrepen
  • Bepaalde regels in het verkeersreglement hebben ENKEL betrekking op FIETSERS en NIET op RIJWIELEN.
  • Even een opsomming:

o Fietsers mogen onder bepaalde voorwaarden met 2 naast elkaar rijden, RIJWIEL NIET

o Fietsers moeten gebruik maken van het fietspad, RIJWIELEN mogen dat NIET, uitgezonderd maximum 1m breed

o Wegen speciaal voorbehouden voor FIETSERS (F99 a en b), NIET voor RIJWIELEN.

o Fietsers hebben toegang tot speelstraten, tot uitgezonderd plaatselijk verkeer of tot uitgezonderd plaatselijke bediening, RIJWIELEN NIET.

o Door plaatsing van onderborden kunnen FIETSERS toegang verkrijgen tot voetgangerszones, enkelrichtingsstraten of F17 en F18, RIJWIELEN NIET.

o Fietser mag plaats nemen in een opstelvak voor fietsers, rijwielen NIET.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

art. 2.15.2

“voortbewegingstoestel”

+ toelichting 1 wiel, kracht, snelheid

–> “aandachtig lezen”

A

ofwel een “niet-gemotoriseerd voortbewegingstoestel”, dit wil zeggen elk voertuig dat niet beantwoordt aan de definitie van rijwiel, dat door de gebruiker of de gebruikers door middel van spierkracht wordt voortbewogen en niet met een motor is uitgerust.

ofwel een “gemotoriseerd voortbewegingstoestel”, dit wil zeggen elk motorvoertuig met één of meer wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 25 km per uur, onder meer:

a) elektrische rolstoelen;
b) elektrische rolwagens voor personen met verminderde mobiliteit;
c) gemotoriseerde autopeds;
d) zelf balancerende een- of tweewielige elektrische toestellen.

Voor de toepassing van dit besluit worden de gemotoriseerde voortbewegingstoestellen niet gelijkgesteld met motorvoertuigen.

Het niet bereden voortbewegingstoestel wordt niet als voertuig beschouwd.

toelichting:

  • Indien NIET gemotoriseerd:

o Kan éénwielig zijn

o Voortbewogen door SPIERKRACHT en GEEN pedalen/handgreep

o Niet uitgerust met een motor, bv. skateboard

  • Indien gemotoriseerd:

o Kan 1 of meer wielen hebben (nieuwe regel), bv. Segway.

o Indien het voortbewegingstoestel SNELLER dan 25 km/h zou kunnen rijden is het GEEN voortbewegingstoestel meer en valt het onder de categorie van bromfiets klasse B (tot 45km/h)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

art. 2.15.3

“gemotoriseerd rijwiel”

+ toelichting

–> “aandachtig lezen”

A

elk twee- , drie- of vierwielig voertuig met pedalen, uitgerust met een hulpaandrijving met als hoofddoel trapondersteuning waarvan de aandrijfkracht wordt onderbroken bij een voertuigsnelheid van maximum 25 km per uur, met uitsluiting van de rijwielen bedoeld in artikel 2.15.1, tweede lid.

De cilinderinhoud van een motor met inwendige verbranding bedraagt ten hoogste 50 cm³ en het netto-maximumvermogen 1 kW. Voor een elektrische motor bedraagt het nominaal continu maximumvermogen ten hoogste 1 kW.

Het niet bereden gemotoriseerd rijwiel wordt niet als een voertuig beschouwd.

___________________

toelichting:

gemotoriseerd rijwiel: = een nieuwe categorie van voertuigen!

  • kan 2, 3 of 4 wielig zijn
  • hoofddoel = trapondersteuning
  • heeft dus PEDALEN -maximum snelheid = 25km/h
  • vermogen is meer dan 0,25 KW tot maximum 1 KW bv. de elektrische fiets.
  • indien het maximum vermogen slechts 0,25 Watt bedraagt en de maximum snelheid 25kmh bedraagt , zijn deze voertuigen gelijkgesteld met een gewoon rijwiel zoals omschreven in art.2.15.1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

art. 2.16

“motorvoertuig”

+ toelichting

A

elk voertuig

  • uitgerust met een motor
  • bestemd om op eigen kracht te rijden

__________________

toelichting:

  • Moet uitgerust zijn met een motor en deze motor moet het voertuig in beweging kunnen brengen.
  • Type heeft geen belang: benzine, diesel, gas.
  • Een grasmachine met een motor om de snijmessen aan te drijven is geen motorvoertuig, maar een zelftrekkende grasmachine met een zetel (zitmaaier) is WEL een motorvoertuig en moet zodoende verzekerd zijn als het op een openbare plaats rijdt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

art. 2.17

“bromfiets”

+ toelichting: verschil tussen klasse A en B

A

1) ofwel een “bromfiets klasse A”, dit wil zeggen elk twee- of driewielig voertuig uitgerust met een motor met inwendige verbranding waarvan de cilinderinhoud ten hoogste 50 cm³ bedraagt met een netto-maximumvermogen van ten hoogste 4 kW, of met een elektrische motor met een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 25 km per uur, met uitsluiting van de gemotoriseerde voortbewegingstoestellen;

2) ofwel een “bromfiets klasse B”, dit wil zeggen:

a) elk tweewielig voertuig, met uitsluiting van de bromfietsen klasse A en van de gemotoriseerde voortbewegingstoestellen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 km per uur en met de volgende kenmerken:

  • een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm³ met een netto-maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een motor met inwendige verbranding betreft, of
  • een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft;

b) elk drie- of vierwielig voertuig, met uitsluiting van de bromfietsen klasse A, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 km per uur en met de volgende kenmerken:

  • een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm³ met een netto-maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een motor met elektrische ontsteking betreft, of
  • een netto-maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een motor met compressieontsteking betreft, of
  • een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft.

Voor vierwielige bromfietsen met een gesloten bestuurders- en passagiersruimte die maximaal van drie zijden toegankelijk is, bedraagt het netto-maximumvermogen of het nominaal continu maximumvermogen ten hoogste 6 kW.

3) ofwel een “speed pedelec”, dit wil zeggen elk tweewielig voertuig met pedalen, met uitsluiting van de gemotoriseerde rijwielen, met een hulpaandrijving met als hoofddoel trapondersteuning waarvan de aandrijfkracht wordt onderbroken bij een voertuigsnelheid van maximum 45 km per uur, en met de volgende kenmerken:

  • een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm³ met een netto-maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een motor met inwendige verbranding betreft, of
  • een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft.

De maximale lege massa van de driewielige bromfietsen is beperkt tot 270 kg; deze van de vierwielige bromfietsen tot 425 kg; voor de elektrische voertuigen geldt die massa evenwel zonder de batterijen.

Drie- en vierwielige bromfietsen zijn uitgerust met maximaal twee zitplaatsen, inclusief de bestuurderszitplaats.

De driewielige bromfiets met twee wielen die op dezelfde as zijn gemonteerd en waarvan de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 0,46 m, wordt beschouwd als bromfiets met twee wielen.

De niet-bereden tweewielige bromfiets wordt niet als voertuig beschouwd.

Bevestiging van een aanhangwagen aan een bromfiets brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig.

De voertuigen bestuurd door personen met een handicap, uitgerust met een motor die niet toelaat zich sneller dan stapvoets voort te bewegen, worden niet als bromfiets beschouwd.

___________________

toelichting:

(!) speed pedelec belangrijk

!! VERSCHIL tussen Bromfiets klasse A en B:

Bromfiets klasse A *** B

  • Maximum 25km/h *** Maximum 45km/h
  • 2 of 3 wielen *** 2 of 3 of 4 wielen
  • Vroeger achteraan geel plaatje 8x8cm maar inmiddels afgeschaft. *** Niet voorzien
  • Moet het fietspad gebruiken *** 2-wielige klasse B = snelheid maximum 50km/h Ze hebben de keuze om het fietspad te volgen Snelheid HOGER dan 50km/h = VERPLICHT het fietspad volgen. Drie-of 4-wielige bromfietsen moeten altijd de rijbaan volgen.
  • Geen rijbewijs *** Wel rijbewijs AM indien geboren na 14/02/1962 (–> denk moet 14/02/1961 zijn)
  • Nummerplaat beginnend met SA *** Nummerplaat beginnend met SB 2.17

Enkele overeenkomsten tussen Klasse A en B: - Leeftijd is 16 jaar zonder passagier en moet 18 jaar zijn met passagier (max 50cc)

  • Bestuurder en passagier moeten valhelm dragen
  • Kinderen jonger dan 3 jaar mogen niet vervoerd worden op een tweewielige bromfiets A of B
  • Opmerking:

o tweewielige bromfietsen moeten bestendig met de dimlichten rijden (art.30 bis) 3- en 4-wielige niet.

o Tweewielige bromfietsen mogen een aanhangwagen trekken, 3 en 4-wielige niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

art. 2.18

“motorfiets”

A

elk tweewielig motorvoertuig met of zonder zijspanwagen dat niet beantwoordt aan de bepaling van de bromfiets

Bevestiging van een aanhangwagen aan een motorfiets brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

art. 2.19

“driewieler met motor”

–> “lezen”

A

elk driewielig motorvoertuig dat niet beantwoordt aan de bepaling van de bromfiets en waarvan de maximale ledige massa niet meer dan 1.000 kg bedraagt.

Bevestiging van een aanhangwagen aan een driewieler met motor brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig.

Behoudens bijzondere bepalingen, moeten de bestuurders van driewielers met motor dezelfde regels naleven als de bestuurders van auto’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

art. 2.2

“rijstrook”

+ toelichting

A

elk deel van een rijbaan die in haar langsrichting verdeeld is door:

a) één of meer witte doorlopende of onderbroken strepen. Deze strepen mogen beter zichtbaar gemaakt worden door retro-reflecterende middelen;
b) voorlopige markeringen die bestaan uit:

  • hetzij oranje doorlopende of onderbroken strepen;
  • hetzij doorlopende of onderbroken strepen gevormd door oranje spijkers.

toelichting:

  • DEEL van de RIJBAAN
  • als er geen rijbaan is kunnen er ook geen rijstroken zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

art. 2.20 “vierwieler met motor” –> “lezen”

A

elk vierwielig motorvoertuig, andere dan die welke als bromfietsen worden beschouwd, met een lege massa van ten hoogste 450 kg of 600 kg voor voertuigen gebruikt voor het goederenvervoer en met een netto-maximumvermogen van de motor van ten hoogste 15 kW. Voor de elektrische voertuigen geldt die massa zonder de batterijen.

Bevestiging van een aanhangwagen aan een vierwieler met motor brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig.

Behoudens bijzondere bepalingen, moeten de bestuurders van die vierwielers met motor dezelfde regels naleven als de bestuurders van auto’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

art. 2.21

“auto”

A

elk motorvoertuig, met inbegrip van de trolleybus, dat niet beantwoordt aan de bepalingen van de

  • bromfiets,
  • motorfiets,
  • drie- en vierwieler met motor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

art. 2.22

“stilstaand voertuig”

A

een voertuig dat niet langer stilstaat dan nodig is voor

  • het in- of uitstappen van personen of
  • het laden of lossen van zaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

art. 2.23

“geparkeerd voertuig”

A

een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het

  • in- of uitstappen van personen of
  • het laden of lossen van zaken

Tanken of de batterij van een elektrisch of hybride elektrisch voertuig opladen wordt beschouwd als parkeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

art. 2.24

“aanhangwagen”

A

elk voertuig dat bestemd is om door een ander te worden voortbewogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

art. 2.25

“sleep”

+ toelichting

A

elke groep voertuigen die aan elkander gekoppeld zijn met het doel door een en dezelfde kracht te worden voortbewogen.

__________________________

toelichting:

  • 2 of meer voertuigen aan elkaar gekoppeld. (
    • kunnen er 3 of 4 of …. zijn)
  • Voortbewogen door 1 trekkend voertuig, bv:
    • auto + caravan
    • trekker + oplegger.
    • maar ook een fiets + aanhangwagen vormt een sleep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

art. 2.26

“technisch reglement van de auto’s”

A

het algemeen reglement dat de technische eisen bepaalt waaraan

  • auto’s
  • en hun aanhangwagens

moeten voldoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

art. 2.27

“technisch reglement van de bromfietsen en motorfietsen”

A

het algemeen reglement dat de technische eisen bepaalt waaraan

  • bromfietsen
  • motorfietsen
  • en hun aanhangwagens

moeten voldoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

art. 2.28

“M.T.M.”

–> belangrijk

A

de maximale totale massa van het voertuig

  • bepaald volgens de weerstand van de onderdelen van het chassis
  • overeenkomstig de voorschriften van het technisch reglement van de auto’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

art. 2.29

“eigen massa”

–> belangrijk

A

de massa van een rijklaar voertuig

  • met carrosserie, uitrusting en toebehoren
  • dat brandstof, water en smeerolie heeft ingenomen
  • echter zonder inbegrip van de vervoerde personen of goederen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

art. 2.3

“autosnelweg”

A

de openbare weg waarvan het

  • begin of de oprit aangeduid is met het verkeersbord F5
  • en het einde met het verkeersbord F7
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

art. 2.30

“ledige massa”

+ toelichting

–> “belangrijk”

A

de eigen massa van het voertuig

  • zonder brandstof
  • met de aanvullende uitrusting voor zijn normaal gebruik
    • alsook met de reglementaire uitrusting,
    • met uitzondering van bijkomende benodigdheden

___________________

toelichting:

= eigen massa ZONDER brandstof en eveneens ZONDER personen /goederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

art. 2.31

“M.B.T.”

+ toelichting

–> “belangrijk”

A

“massa in beladen toestand”:

het geheel van de

  • eigen massa van het voertuig
  • massa van zijn lading, van de bestuurder en van elke andere vervoerde persoon

____________________

toelichting:

totale massa van

  • eigen massa (rijklaar: carrosserie + getankt + uitrusting …)
  • lading
  • alle personen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

art. 2.32 “woonerf en erf”

A

één of meer speciaal ingerichte openbare wegen waarvan de

  • toegangen zijn aangeduid met verkeersborden F12a
  • uitgangen met verkeersborden F12b

In het “woonerf” overweegt de woonfunctie.

Het “erf” is een

  • zone waarvan de
  • kenmerken overeenstemmen met die van het woonerf
  • maar waar de activiteiten verruimd kunnen zijn tot
    • handel
    • onderwijs
    • recreatie
    • toerisme
    • ambacht

_________________________

→ HORTA, zoals Horta Plan: “Van mijn erf!”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

art. 2.33

“betalend parkeren”

–> niet zo letterlijk, gewoon begrijpen

A

elke reglementering

  • met betrekking tot een parkeerplaats of een geheel van parkeerplaatsen
  • waarvan tegen betaling gebruik mag worden gemaakt
  • op de wijze en onder de voorwaarden die ter plaatse ter kennis worden gebracht van de betrokkenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

art. 2.34

“weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs”

+ toelichting

A

een openbare weg of een deel van de openbare weg waarvan het

  • begin aangeduid is met het verkeersbord F99a of F99b en het
  • einde met het verkeersbord F101a of F101b

______________________

(!) toelichting:

  • F99a en F99b: geen bromfietsen A of B (behalve als daar woont), maar wel speed pedelecs toegestaan!
  • F99b is misleidend bord, speed pedelecs toegestaan!
  • verschil tussen bord F99b en D9!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

art. 2.35

“voetgangerszone”

A

een of meer openbare wegen waarvan de

  • toegang aangeduid is met het verkeersbord F103 en de
  • uitgang met het verkeersbord F105
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

art. 2.36

“speelstraat”

A

een openbare weg waar

  • tijdelijk en tijdens bepaalde uren
  • aan de toegangen
  • een hek geplaatst is
  • met het verkeersbord C3
  • voorzien van een onderbord met daarop de vermelding “speelstraat”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

art. 2.37

“schoolomgeving”

+ toelichting snelheid

A

zone van een of meerdere openbare wegen of gedeelten ervan

  • waarin de toegang tot een school is inbegrepen en
  • waarvan het begin en het einde afgebakend zijn door de verkeersborden F4a en F4b (begin en einde zone 30)
  • Het verkeersbord A23 (plaats waar speciaal veel kinderen komen) wordt bij het verkeersbord F4a gevoegd.

__________________________

toelichting

  • snelheid = 24/7 beperkt tot 30 km/u
  • behalve bij elektronische borden met veranderlijke informatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

art. 2.38

“straat”

A

een openbare weg

  • in een bebouwde kom
  • die geheel of gedeeltelijk omgeven is met bebouwing en
  • met toegangen tot activiteiten langs de weg en die
  • gekenmerkt is door het gedeeld gebruik van de ruimte door verschillende soorten weggebruikers

+

wegen in een

  • zone 30
  • (woon)erf
36
Q

art. 2.39

“rotonde”

+ toelichting vorm, rijstroken en gebruik richtingaanwijzer

–> “belangrijk”

A

weg

  • waarop het verkeer in één richting geschiedt
  • rond een aangelegd middeneiland
  • gesignaleerd met verkeersborden D5 (rotonde)
  • waarvan de toegangswegen voorzien zijn van verkeersborden B1 (omgekeerde driehoek) of B5 (stop)

_____________________

toelichting:

  • hoeft niet rond te zijn van vorm
  • kan verdeeld zijn in rijstroken
  • gebruik richtingaanwijzer:
    • oprijden toegestaan maar niet verplicht
    • berijden: niet verplicht, eerder zinloos
    • verlaten verplicht
37
Q

art. 2.4

“autoweg”

A

de openbare weg waarvan het

  • begin aangeduid is met het verkeersbord F9 en het
  • einde met het verkeersbord F11
38
Q

art. 2.40

“trottoir”

+ toelichting uitzicht, gebruikers

A

het gedeelte van de openbare weg

  • al dan niet verhoogd aangelegd ten opzichte van de rijbaan
  • in ’t bijzonder ingericht voor het verkeer van voetgangers;
  • het trottoir is verhard en
  • de scheiding ervan met de andere gedeelten van de openbare weg is duidelijk herkenbaar voor alle weggebruikers
  • Het feit dat het verhoogd trottoir over de rijbaan doorloopt, brengt geen wijziging aan zijn bestemming.

____________________

toelichting:

  • verhard
  • al dan niet verhoogd
  • duidelijk herkenbaar
  • voor voetgangersverkeer
  • soms ook andere weggebruikers (bepaalde voorwaarden)
39
Q

art. 2.41

“gelijkgrondse berm”

+ toelichting

A

de ruimte

  • onderscheiden van het trottoir en het fietspad,
  • begrepen tussen enerzijds de rijbaan en anderzijds
    • een sloot
    • een talud
    • de grenzen van eigendommen
  • die zich op hetzelfde hoogteniveau bevindt als de rijbaan en
  • gevolgd mag worden door de weggebruikers, bepaald onder de voorwaarden van dit besluit

De gelijkgrondse berm is meestal niet met verhard materiaal aangelegd en moeilijk begaanbaar voor de voetgangers.

__________________

toelichting:

  • zelfde niveau als rijbaan
  • geen trottoir of fietspad
  • mag gevolgd worden door weggebruikers (zie voetgangers én bestuurders)
  • meestal niet verhard (maar is wel mogelijk) + moeilijk begaanbaar voor voetgangers
40
Q

art. 2.42

“verhoogde berm”

+ toelichting niveau

A

een ruimte

  • onderscheiden van het trottoir en het fietspad
  • begrepen tussen enerzijds de rijbaan en anderzijds
    • een sloot
    • een talud
    • de grenzen van eigendommen
  • die hoger ligt dan de rijbaan

De verhoogde berm is meestal niet met verhard materiaal aangelegd en moeilijk begaanbaar voor voetgangers.

__________________

toelichting:

idem als gelijkgrondse berm maar VERHOOGD niveau tov de rijbaan

41
Q

art. 2.43

“verkeersgeleider”

A

een inrichting die

  • op de rijbaan is aangebracht en
  • die bestemd is om het voertuigenverkeer te kanaliseren

de verkeersgeleider bestaat uit

  • een wegmarkering
  • ofwel uit een verhoging op de rijbaan
  • ofwel uit beide elementen samen.
42
Q

art. 2.44 “middenberm” + toelichting voorbeeld

A

elke aanleg

  • in de lengterichting
  • om de rijbanen te scheiden
  • behalve wegmarkeringen

__________________

toelichting

  • bv. grasperk of klinkers
  • met of zonder vangrail
43
Q

art. 2.45

“weggebruiker”

A

elke persoon die gebruik maakt van de openbare weg

44
Q

art. 2.46

“voetganger”

–> belangrijk

A

een persoon die zich te voet verplaatst

worden gelijkgesteld met voetgangers:

  • De personen die aan de hand leiden
    • fiets
    • gemotoriseerd rijwiel
    • tweewielige bromfiets
    • of enig ander voertuig zonder motor dat geen bredere dan de voor de voetgangers vereiste ruimte nodig heeft, bv:
      • kruiwagen,
      • kinderwagen,
      • rolstoel

__________________

  • vroegere opmerking:
    quasi zeker ook persoon niet sneller dan stapvoets met voortbewegingstoesel (?)
45
Q

art. 2.47

“plaatselijk verkeer”

A

of “plaatselijke bediening”

  • de voertuigen van de bewoners en hun bezoekers,
    de voertuigen voor levering inbegrepen
  • de voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer
  • de voertuigen voor onderhoud en toezicht, wanneer de aard van hun opdracht dit rechtvaardigt
  • de prioritaire voertuigen bedoeld in artikel 37
  • en fietsers en ruiters
46
Q

art. 2.48

“verblijfsgebied”

–> onbelangrijk, gewoon lezen

A

gebied bestaande uit een of meer straten waarin de verblijfsfunctie door de wegbeheerder belangrijker gesteld wordt dan de verkeersfunctie.

  • “Verblijfsfunctie” is de rol die een straat of een weg speelt als drager voor niet gemotoriseerde verplaatsingen en activiteiten.
  • “Verkeersfunctie” is de rol die een straat of een weg speelt als drager voor gemotoriseerde verplaatsingen.
47
Q

art. 2.49

“vakantiezone”

–> onbelangrijk, gewoon lezen

A

zone waarin tijdelijk veel vakantiegangers verblijven en waarbinnen veel voetgangers en fietsers op de openbare weg, en zelfs meer bepaald op de rijbaan, aanwezig kunnen zijn.

Deze zone omvat één of meer openbare wegen of gedeelten ervan, die afgebakend zijn met

  • het verkeersbord F4a en F4b (‘begin en einde zonde 30’) indien het om een zone binnen de bebouwde kom gaat,
  • of met het verkeersbord zonale C43 met de vermelding 50 of zonale C43 met de vermelding 70 indien het om een zone buiten de bebouwde kom gaat, gecombineerd met het verkeersbord A51 (‘uitroepteken’) voorzien van een onderbord met de vermelding “vakantiezone”.
48
Q

art. 2.5

“pad”

+ toelichting

A

een smalle openbare weg die alleen het verkeer toelaat van voetgangers en van voertuigen die geen bredere dan de voor voetgangers vereiste ruimte, nodig hebben.

toelichting:

  • SMALLE openbare weg
  • Is een echte openbare weg en vormt bij de uitmonding op een andere openbare weg een kruispunt.
  • Een pad hoeft niet verhard te zijn.
  • Enkel voor voetgangers of voertuigen die niet breder zijn dan een voetganger (fiets) –> denk fiets, bromfiets en zelfs moto
49
Q

art. 2.50

“autodelen”

A
  • het systematisch en beurtelings
  • door vooraf bepaalde personen
  • gebruiken van één of meerdere auto’s
  • tegen betaling via een vereniging voor autodelen
  • met uitzondering van het gebruik van voertuigen bestemd voor gewone verhuur of huurkoop.
50
Q

art. 2.51

“gemeentelijke parkeerkaart”

A
  • een door de gemeente uitgereikte kaart
  • die de houder ervan recht geeft op een bijzondere parkeerregeling inzake
    • beperkte parkeertijd
    • of betalend parkeren
    • en hem desgevallend toelaat te parkeren op voorbehouden plaatsen overeenkomstig de bepalingen opgenomen in het door de gemeenteraad vastgestelde reglement.
51
Q

art. 2.52 “bewonerskaart”

A

een gemeentelijke parkeerkaart specifiek bestemd voor personen

  • die hun hoofdverblijfplaats of domicilie hebben
  • in de op de kaart vermelde gemeente, zone of straat
52
Q

art. 2.53

“parkeerkaart voor autodelen”

A

een gemeentelijke parkeerkaart specifiek bestemd voor autodelen

53
Q

art. 2.54

“lading”

–> “onbelangrijk”

A

elk goed of materiaal dat door een voertuig wordt vervoerd

54
Q

art. 2.55

“stouwvoorziening”

–> onbelangrijk

A

element dat specifiek ontworpen en vervaardigd is om een lading

  • vast te maken,
  • op haar plaats te houden
  • of te stouwen

met inbegrip van de structurele elementen van het voertuig

55
Q

art. 2.56

“geïntegreerde vergrendelvoorziening”

–> “onbelangrijk”

A

voorziening die ontworpen is en gebruikt wordt

  • om een lading vast te zetten
  • door de bevestigingspunten van de lading te verbinden met de verankeringspunten van het voertuig en te vergrendelen
56
Q

art. 2.57

“maximale nominale last”

–> “onbelangrijk”

A

maximale last

  • die op een element van een ladingzekeringssysteem mag worden toegepast
  • in normale gebruiksomstandigheden
57
Q

art. 2.58

“verankeringspunt”

–> “onbelangrijk”

A
  • deel van
    • de structuur
    • de apparatuur
    • of het toebehoren
  • van een voertuig of van een lading
  • waaraan een stouwvoorziening wordt vastgemaakt
58
Q

art. 2.59

“ladingzekeringssysteem”

–> “onbelangrijk”

A

uitrusting of combinatie van uitrustingen

  • die wordt gebruikt om een lading vast te zetten of te stouwen
  • met inbegrip van
    • de stouwvoorzieningen van de lading
    • evenals alle samenstellende delen ervan
59
Q

art. 2.6

“aardeweg”

+ toelichting

A

een openbare weg die

  • breder is dan een pad en
  • niet voor het voertuigenverkeer in het algemeen is ingericht.

De aardeweg verliest zijn hoedanigheid niet zo hij enkel bij zijn aansluiting met een andere openbare weg het uitzicht van een rijbaan heeft.

__________________

toelichting:

  • Een openbare weg en heeft “GEEN” rijbaan en is niet verhard.
  • Blijft een aardeweg ook als hij bij de aansluiting van een rijbaan verhard is
  • Vormt bij die aansluiting WEL een kruispunt.

–> is openbare weg dus

  • voorrang van rechts
  • moet nodige rijbewijs hebben
  • … enz.
60
Q

art. 2.60

“primaire verpakking”

–> “onbelangrijk”

A

verpakking die de goederen als eerste omsluit

61
Q

art. 2.61

“fietszone” + regels

(“fietsstraat” werd verwijderd)

A

één of meer openbare wegen

  • waar specifieke gedragsregels gelden voor wat betreft de fietsers
  • Het begin is aangeduid met het verkeersbord F111 en het einde met het verkeersbord F113.

gedragsregels :
(art. 22novies. “Verkeer in fietszones”)

  • In fietszones mogen de fietsers de ganse breedte van de rijbaan gebruiken voor zover deze slechts opengesteld is in hun rijrichting en de helft van de breedte langs de rechterzijde indien de rijbaan opengesteld is in beide rijrichtingen.
  • Motorvoertuigen hebben toegang tot fietsstraten. Zij mogen de fietsers evenwel niet inhalen.
  • De snelheid mag in een fietsstraat nooit hoger liggen dan 30 kilometer per uur.

Worden voor de toepassing van dit artikel met fietsers gelijkgesteld: de bestuurders van

  • rijwielen
  • speed pedelecs
62
Q

art. 2.62

“pechstrook”

+ toelichting waar, links, rijden

A

de strook gelegen rechts van de rijbaan van de

  • autosnelweg of
  • autoweg

toelichting:

  • Indien stroken links van de autosnelweg of autoweg zouden liggen zijn dit geen pechstroken.
  • Geen enkele andere weg dan een autosnelweg of autoweg heeft een pechstrook.
  • geldige pech = defect voertuig of probleem bestuurder (onwel, gekwetst, …)
  • Op pechstroken mag niet worden gereden (dus bv. ook niet ‘turbo defect en kan maar 50 km/u’) behalve door:

a) prioritaire voertuigen met dringende opdracht
b) personen of diensten opgeroepen door politie of Parket

  • enkel bij sterk vertraagd of stilstaand verkeer
  • naar plaats van incident begeven dat zich op of langs auto(snel)weg heeft voorgedaan

c) takelwagens

→ zelfde voorwaarden als ‘opgeroepen’ maar hoeven niet opgeroepen te zijn

63
Q

art. 2.63

“lage emissiezone”

A

een zone waarin

  • omwille van de leefbaarheid, in het bijzonder de milieu- en gezondheidshinder door een slechte luchtkwaliteit
  • een selectief toelatingsbeleid voor motorvoertuigen wordt gehanteerd in relatie tot de door die voertuigen veroorzaakte milieuhinder
  • het begin ervan is aangeduid met het verkeersbord F117 (‘LEZ-zonebord’) en het einde met het verkeersbord F118
64
Q

art. 2.64

“spitsstrook”

–> “belangrijk”

A

deel van de openbare weg afgebakend door de wegmarkering bedoeld in artikel 72.7:

een onderbroken streep met

  • kortere tussenafstanden en
  • langere trekken (12 m)

dan de gewone rijstrookmarkering op de autosnelweg

65
Q

art. 2.65

“autobus”

→ belangrijk

A

elk motorvoertuig

  • ontworpen en gebouwd
  • voor het vervoer van zittende en staande passagiers
    verschil met ‘autocar’
  • met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend
    bestuurder + 9 of meer
66
Q

art. 2.66

“autocar”

→ belangrijk

A

elk motorvoertuig

  • ontworpen en gebouwd
  • voor het vervoer van uitsluitend zittende passagiers
    verschil met ‘autobus’
  • met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend
    bestuurder + 9 of meer
67
Q

art. 2.67

“landbouwvoertuig”

→ belangrijk

A

elk landbouw- of bosbouwvoertuig

  • op wielen of rupsbanden
  • met motor
  • ten minste twee assen
  • en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h,

dat voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is ontworpen

  • voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd
  • of voor het trekken van aanhangwagens of uitrustingsstukken voor de land- of bosbouw;

het kan zijn aangepast om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleinden

en kan zijn uitgerust met één of meer zitplaatsen voor passagiers.

68
Q

art. 2.68

“schoolstraat”

→ belangrijk

A

een openbare weg

  • in de nabijheid van een onderwijsinstelling
  • waar tijdelijk en tijdens bepaalde uren aan de toegangen motorvoertuigen geweerd worden
  • door een verkeersbord C3 voorzien van een onderbord met daarop de vermelding “schoolstraat”
  • tenzij het onderbord in een uitzondering voorziet voor bepaalde motorvoertuigen
69
Q

art. 2.7

“fietspad”

+ toelichting borden, gebruik, rechts

A

het deel van de openbare weg dat voorbehouden is voor het verkeer van

  • fietsen en
  • tweewielige bromfietsen klasse A

door

  • verkeersbord D7
  • verkeersbord D9 of
  • door de wegmarkeringen bedoeld in artikel 74
    (→ lijnen van 1m25)

Het fietspad maakt geen deel uit van de rijbaan.

___________________________

toelichting:

  • D10 is geen fietspad (!)
  • Een fiets is een rijwiel met slechts 2 wielen
    => rijwiel met 3 of meer wielen (bv. gocart) mag niet op een fietspad rijden tenzij het minder dan 1meter breed is (zie art. 9.1.2.1°)
  • tweewielige bromfietsen klasse A => geen 3-wielige en ook geen klasse B
  • Klasse B mogen onder “bepaalde voorwaarden” gebruik maken van een fietspad
    • zoals omschreven in artikel 74
    • of een D7
      (nooit van een D9)
  • Gebruikers van voortbewegingstoestellen moeten gebruik maken van het fietspad als zij sneller dan stapvoets rijden.
  • Als een fietspad niet berijdbaar is (bv. sneeuw) dan moet het niet worden gevolgd.
  • Op een fietspad is er geen verplichting om rechts te rijden => (brom)fietsers mogen met 2 naast elkaar rijden.
  • Op de rijbaan mogen alleen fietsers naast mekaar rijden, bromfietsers niet.
  • Andere voertuigen mogen niet over het fietspad rijden, stilstaan of parkeren.

art. 74:

Het deel van de openbare weg dat

  • afgebakend is door twee evenwijdige witte onderbroken strepen
  • niet breed genoeg is voor het autoverkeer

is een fietspad.

70
Q

art. 2.8

“bijzondere overrijdbare bedding”

A

het deel van de openbare weg

  • dat voorbehouden is aan het verkeer van
    • voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer
    • alsook voor voertuigen voor schoolvervoer van personen met een handicap
  • door middel van de wegmarkeringen bedoeld in de artikelen 72.6. en 77.8.
  • en waarvan het begin is aangeduid door het verkeersbord F18

De bijzondere overrijdbare bedding maakt geen deel uit van de rijbaan.

71
Q

art. 2.9

“kruispunt”

+ toelichting (incl. vb. wel en niet)

A

de plaats waar twee of meer openbare wegen samenlopen

________________________

toelichting:

twee of meer openbare wegen, vorm en grootte hebben geen belang => kruising van

  • pad met rijbaan of aardeweg of ander pad = kruispunt
  • openbare weg met private weg is geen kruispunt.
72
Q

art. 3

bevoegde personen

taak?

A

toezicht uitoefenen op de naleving van de

  • wetten betreffende de politie op het wegverkeer
    • aka de “verkeerswet”
    • KB van 16 maart 1968
    • handelt vooral over
      • dronkenschap/vluchtmisdrijf
      • de wet op het rijbewijs
  • reglementen
    • aka de “wegcode”
    • o.a. verkeersreglement KB van 1 december 1975 over
      • regels van het gebruik van de openbare weg
      • verkeerstekens
      • technische voorschriften

voornaamste verkeersopdrachten:

  1. Regelen van het verkeer
    (art.4 verkeersreglement en art.11 van de verkeerswet)
  2. Vaststellen van verkeersinbreuken
    (art. 62 verkeerswet)
  3. Doen afladen van overtollige vracht
    (art.62 verkeerswet)
  4. Optreden bij verkeersongevallen
    (art.52 verkeersreglement)
  5. Controle rijden onder invloed
    (art.59 verkeerswet)
  6. Verplicht tonen identiteitskaart
    (art.59.1 verkeersreglement)
  7. Verplaatsen van voertuigen
    (art 4.4 en 51.5 verkeersreglement)

geheugensteun Kurt:

aan Somedi

  1. oog
  2. mond breuk lachen
  3. buik overtollige vracht
  4. ongeval
  5. dronken (Zjakkamakka)
  6. eID
  7. verplaatsen
73
Q

art. 3

bevoegde personen

categorieën

A

De bevoegde personen worden ingedeeld in 3 categorieën:

  1. algemene bevoegdheid
    bv. federale / lokale politie
  2. in tijd beperkte bevoegdheid
  • bv. tijdens uitoefening van dienst:
    • douane
    • militaire politie
      (mogen wel geen bestuurder bevelen tot verplaatsen van stilstaand of geparkeerd voertuig)
  • bv. tijdens interventie
    • brandweer
    • civiele bescherming
  1. in ruimte beperkte bevoegdheid
    bv. spoorwegpolitie
74
Q

art. 3

bevoegde personen

gemachtigde personen?

A

Gemachtigde personen zijn geen bevoegde personen.

=> Zij kunnen

  • het verkeer niet regelen
  • enkel aanwijzingen geven
    • moeten wel gevolgd worden door weggebruikers
    • moeten bordje C3 gebruiken om verkeer stil te leggen

voorbeelden:

  • militairen
    • militaire colonne
  • signaalgevers
    • wielerwedstrijden
    • sportieve evenementen
  • wegkapitein
    • groep
      • fietsers
      • motorfietsers
  • groepsleider
    • groep
      • voetgangers
      • ruiters
  • werfopzichters
    • personeel van werken op openbare weg
  • opzichters
    • groepen
      • kinderen
      • scholieren
      • bejaarden
      • personen met een handicap

geheugensteun:

MEGO - militaire evenementen van groepen(2) opzichters(2)

75
Q

art. 4

bindende kracht van de bevelen van bevoegde personen

-

wie moet bevelen volgen?

A
  • Alle weggebruikers (incl. voetgangers en spoorvoertuigen) moeten onmiddellijk gevolg geven aan bevelen
    • zoals inzonderheid (dus niet uitsluitend, ook andere begrijpelijke tekens mogelijk)
      • arm rechtop
        • alle weggebruikers stoppen
        • behalve personen op kruispunt: vrijmaken
      • arm(en) horizontaal
        • alle weggebruikers stoppen wiens richting armen dwarst
      • dwars zwaaien met rood licht
        • stoppen voor bestuurders naar wie gekeerd is
  • wel onderscheid tussen weggebruikers
    • in beweging
      • dag en nacht herkenbare kentekens (uniform)
      • bevelen uitsluitend met gebaren
    • niet in beweging
      • kentekens niet noodzakelijk, wel bevoegdheid bewijzen (bv. dienstkaart of -medaille, armband)
      • bevelen met gebaren of mondeling
76
Q

art. 4

bindende kracht van de bevelen van bevoegde personen

-

stilstaand of geparkeerd voertuig verplaatsen

A

Uitsluitend bevoegd persoon kan voertuig laten verplaatsen (wegslepen) op kosten van

  • bestuurder als deze
    • weigert
    • afwezig en in fout
  • Belgische Staat als
    • afwezig en reglementair geparkeerd
77
Q

art. 5

bindende kracht van de verkeerstekens

A

weggebruikers moeten verkeerstekens in acht nemen, zijnde:

  • verkeerslichten
  • verkeersborden
  • wegmarkeringen

indien deze

  • voldoende zichtbaar
    • bv. ongeldig bij roest, takken, modder, sneeuw, weggesleten wegmarkeringen
    • uitz: stopbord B5 unieke vorm
  • reglementair uiterlijk
    • vorm, kleuren, symbolen zoals verkeersreglement
  • reglementair aangebracht
    • door bevoegde overheid
78
Q

art. 6

waarde van de verkeersvoorschriften

A

volgorde verkeersvoorschriften:

  • bevelen van bevoegde personen
  • verkeerstekens
    • verkeerslichten
    • verkeersborden betreffende voorrang
    • wegmarkeringen
  • verkeersregels

uitz. voorrangsborden boven verkeerslichten:

  • verkeerslichten boven rijstroken
  • oranjegeel knipperlicht
  • voorrangsborden
    • B22: fietsers mogen toch naar rechts
    • B23: fietsers mogen toch rechtdoor
79
Q

art. 2.69

“luchthavengebied”

A

een zone

  • rond of in de nabijheid van een luchthaven
  • waar de bepalingen van dit algemeen reglement
    • niet van toepassing kunnen zijn
    • of gewijzigd zijn voor bepaald verkeer
  • het begin ervan is aangeduid met het verkeersbord F119 en het einde met het verkeersbord F120.
80
Q

art. 2.70

“reddingsstrook”

A

de vrije ruimte

  • tussen twee rijstroken in een file
  • die door de prioritaire voertuigen zoals bedoeld in artikel 37 gebruikt kan worden
  • wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt
81
Q

art. 2.71

“middenrijbaan”

A

deel van de openbare weg

  • afgebakend door de wegmarkeringen bedoeld in artikel 75.3 (“markeringen die de middenrijbaan aanduiden”)
  • die aan beide kanten de denkbeeldige rand van de rijbaan aanduiden
82
Q

art. 2.72

“zijdelingse strook”

A

de strook gelegen langs de middenrijbaan

→ maakt geen deel uit van de rijbaan

83
Q

art. 2.73

“parkeerstrook”

A

de strook gelegen langs de rijbaan

  • op een andere openbare weg dan een autosnelweg of autoweg
  • die is afgebakend door de witte doorlopende streep bedoeld in artikel 75.2 (“markeringen die de denkbeeldige rand van de rijbaan aanduiden”)
  • die de denkbeeldige rand van de rijbaan aanduidt
84
Q

2.70 “reddingsstrook”

A
  • de vrije ruimte tussen twee rijstroken in een file
  • die mag gebruikt worden door
  1. prioritaire voertuigen zoals bedoeld in artikel 37 (“prioritaire voertuigen”) wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt
  2. voertuigen van personen of diensten opgeroepen door het openbaar ministerie of door de federale of lokale politie om zich naar de plaats van een incident te begeven
  3. takelwagens die zich naar een incident begeven
85
Q

Wat is een trolleybus?

(zelf opgezocht, wordt niet uitgelegd in Wegcode)

A

Een trolleybus is een door elektromotoren aangedreven bus die van spanning voorzien wordt met behulp van een tweedraads bovenleiding.

Arnhem is de enige stad in Nederland waar nog trolleybussen rijden. In de jaren zestig stopten andere steden met trolleyvervoer, omdat de aanleg van de noodzakelijke bovenleidingen lastig en duur was.