1. Rechtsingang en Bewijs Flashcards
Wat is een verweer van processuele aard ?
Versus inhoudelijk verweer?
Een exceptief verweer is processueel van aard en strekt ertoe dat de rechter niet tot de beoordeling van het geschil zelf kan komen (Bijv gebrek dagvaarding). Hierbij geldt even concentratie van verweer (art 128 rv): gedaagde brengt ten principale (tot CvA) alle excepties tegelijk in het geschil op straffe van verval.
Principale verweren strekken tot een inhoudelijke beoordeling (Bijv verjaring). Dit verweer mag alleen na de CvA indien al enig principaal verweer in de CvA staat. Anders pas in hoger beroep 348 Rv.
Benoem verschillende type vonnissen.
Declaratoir: vaststellen van bestaande toestand/ verhouding (verklaring van recht). Krijgt pas kracht op het moment dat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
constitutief: wijziging, opheffing of in het leven roepen van een bepaalde toestand. Krijgt pas kracht op het moment dat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij uitvoerbaar bij voorraad.
condemnatoir: veroordelend vonnis. Krijgt direct na wijzen van vonnis werking. Alleen condemnatoire vonnissen bij kort-geding.
Inhoud van van dagvaarding. Noem een petitum
Algemeen 45-66 rv
Inhoud 111-124 rv (op straffe van nietigheid 120 lid 1 rv)
Petitum=
“Moge het de rechtbank behagen om bij vonnis, voor zover mogelijk Uitvoerbaar bij voorraad (bij kort geding alleen voor de duur van het geding) (233 of 258 Rv) gedaagde te veroordelen tot (Hoofdvordering):
A. veroordeling tot nakoming (NB. Geen wijziging rechtsverhouding bij kort geding)
B. overlegging van..
C. betaling van een geldsom (excl oplegging van een dwangsom (611a Rv))
D. verklaring voor recht (niet bij kort geding)
Gedaagde hoofdelijk te veroordelen in de Proceskosten (237 Rv) alsmede in de gebruikelijke nakosten en te vermeerderen met de Wettelijke rente 6:119 BW vanaf 14 dagen na de uitspraak en de Buitengerechtelijke kosten (237 lid 4)”
Voordelen oproepen in vrijwaring
Zie artikelen 210-216 Rv
- Waarborg kan steun verlenen aan gedaagde (gewaarborgde) in de hoofdzaak.
- Waarborg wordt niet onkundig gelaten en kan verweer voeren
- Bij zakelijke vrijwaring kan de waarborg de hoofdzaak overnemen (212-213rv)
- Voorkomt tegenstrijdige vonnissen
- Bij toewijzing in beide zaken verkrijgt gewaardborgde een executoriale titel jegens de waarborg.
Hoe moet een procedure worden ingeleid (rechtsingang)?
Er zijn diverse rechtsingangen:
- dagvaardingsprocedure of een verzoekschriftprocedure (art. 78 lid 1 Rv.)
- aanvang met een renvooi (verwijzing) door een rechter-commissaris (art. 122 Fw),
- een eis in reconventie (art. 136 e.v. Rv)
- een tegenverzoek (art. 282 lid 4 Rv)
- een incidentele conclusie (bijv. art. 218 Rv)
- vrijwillige verschijning in kort geding (art. 255 lid 2 Rv)
- een proces-verbaal houdende bezwaren (art. 438 lid 4 Rv).
Wordt de verkeerde rechtsingang gekozen, dan heeft dat geen fatale gevolgen. Met behulp van de wisselbepaling van art. 69 Rv zal de rechter de procedure op het juiste spoor zetten. De aanhangigheid blijft daarbij gekoppeld aan de datum van de oorspronkelijke rechtsingang. Dat kan van belang zijn voor bijvoorbeeld verjaring of rechtsgeldigheid van een conservatoir beslag.
Wat zijn de regels met betrekking tot de dagvaardingsprocedure / vorderingsprocedure in eerste aanleg?
OPEN
Wat zijn de regels met betrekking tot de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg?
In het verzoekschrift staat een verzoek en de gronden daarvoor (art. 278 lid 1 Rv). Voorts vermeldt het verzoekschrift de voornamen en woonplaats (of plaats van verblijf) van de verzoeker. Het verzoekschrift richt zich tot de rechter en wordt door de verzoeker of de advocaat ondertekend. In rechtbankzaken wordt het ondertekend door een advocaat (art. 278 lid 3 Rv). Indien het verzoekschrift ten onrechte niet is ondertekend door een advocaat dan kan dit worden hersteld binnen een door de rechter te bepalen termijn.
In het algemeen geldt dat indien het verzoekschrift niet aan de eisen van artikel 278 Rv voldoet, dit geen nietigheid tot gevolg heeft. De rechter kan de mogelijkheid tot herstel bieden of de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek verklaren.
welke fouten / onvolkomenheden kun je identificeren in de procesinleiding en beschrijf daarvan de gevolgen.
Let bij het identificeren van fouten en onvolkomenheden in een dagvaarding met name op de volgende aspecten:
Dagvaarding:
- Aanzeggingen
- Eis en gronden
- Bevoegde rechtbank en de roldatum
- Bevoegde rechter
- Wijze van verschijning (advocaat of in persoon)
- Rechtsgevolg niet verschijnen (1 verschenen, vonnis op tegenspraak, allen niet gekomen dan verstekvonnis). Verstek kun je nog zuiveren
- Verschuldigde griffierechten
- Substantiëringsplicht (verweren): de bij jou bekende verweren noemen en weerleggen.
- Toevoegen van bewijsmiddelen’
Fout in de dagvaarding? Dan moet je dit als verweer aanvoeren. De vereisten voor de dagvaarding zijn op straffe van nietigheid (art. 66 lid 1 en art. 120 lid 1 Rv), behalve de substantiëringsplicht en bewijsaandraagplicht (art. 120 lid 4 Rv).
Verzoekschrift
In het algemeen geldt dat indien het verzoekschrift niet aan de eisen van artikel 278 Rv voldoet, dit geen nietigheid tot gevolg heeft. De rechter kan de mogelijkheid tot herstel bieden of de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek verklaren.
Wat zijn de gevolgen en remedies bij niet verschijnen in een procedure?
Er zijn 3 opties:
- 1 gedaagde: niet verschenen = verstekvonnis –> zuiveren of verzet.
- meer dan 1 gedaagde en allemaal niet verschenen = verstekvonnis –> zuiveren of verzet
- meer dan 1 gedaagde en 1 daarvan wèl verschenen = vonnis op tegenspraak –> hoger beroep.
Verstek zuiveren? Alleen tot het vonnis.
Verstekvonnis gewezen? Alleen verzet mogelijk
Vonnis op tegenspraak? Alleen hoger beroep mogelijk.
Let op: Verstek geldt alleen bij dagvaarding, niet bij verzoekschriftprocedure.
Indien de rechter een comparitie gelast maar een partij op de comparitie zitting niet verschijnt, kan de rechter daaraan op grond van art. 88 lid 4 Rv de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
formuleer een deugdelijke vordering en verzoek (incl. wettelijke rente en uitvoerbaar bij voorraad).
Het de rechtbank moge behagen om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad,
- Gedaagden te veroordelen tot betaling van het bruto equivalent van EUR
26.388,37 netto ter zake het achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke
rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de bruto equivalent van EUR X netto
vanaf [datum] tot aan de dag van algehele voldoening; - Gedaagden te veroordelen tot overlegging van een bruto/netto specificatie van de
hierboven onder A en B genoemde bedragen aan X binnen veertien dagen na de
datum van het vonnis op straffe van een dwangsom van EUR 500,00 voor iedere
dag na deze veertien dagen dat Gedaagden hier niet volledig aan voldoen. - Voor recht te verklaren
o dat tussen A en B een distributieovereenkomst is gesloten voor onbepaalde
tijd, uit hoofde waarvan aan B het exclusieve recht is toegekend tot distributie
van de A generatoren in Nederland;
o dat A toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de genoemde
distributieovereenkomst door deze eenzijdig, zonder inachtneming van een
opzegtermijn en zonder betaling van een redelijke vergoeding te beëindigen; - A te veroordelen tot vergoeding van de door B als gevolg van voormelde
tekortkoming geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de
wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na
de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding, alsmede in de gebruikelijke nakosten (zowel zonder als met betekening), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van de uitspraak.
wanneer is het raadzaam om een derde in vrijwaring op te roepen?
Vrijwaring is geregeld in art. 210 – 216 Rv.
Vrijwaring is een vorm van onvrijwillige deelname aan een procedure van een door een procespartij aansprakelijk geachte derde op initiatief van die procespartij.
De noodzakelijke voorwaarde voor toewijsbaarheid van een incidentele vordering van eiser of gedaagde tot oproeping in vrijwaring is dat de in vrijwaring opgeroepen waarborg, krachtens zijn rechtsverhouding met de gewaarborgde, verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen (denk wederom aan de hulppersoon die op grond van 6:74 BW aansprakelijk is jegens zijn opdrachtgever).
De vordering tegen de waarborg moet afhankelijk zijn van de vordering in de hoofdzaak in die zin, dat eerstgenoemde vordering alleen toewijsbaar zal zijn, omdat in de hoofdzaak een voor de gewaarborgde ongunstig vonnis wordt gewezen. Let op: De grondslag van de vordering in de hoofdzaak kan een geheel andere zijn dan die in de vrijwaring.
NB.
Aan oproeping in vrijwaring in een verzoekschriftprocedure is in principe geen behoefte. Een met vrijwaring enigszins vergelijkbaar resultaat kan een partij bereiken door een tweede procedure te entameren waarin men de waarborg als verweerder noemt om vervolgens (verwijzing en) voeging te vragen met de reeds eerder geëntameerde procedure (art. 285 Rv). Voorts kan de verweerder in de verzoekschriftprocedure in zijn verweerschrift een zelfstandig verzoek opnemen (art. 282 lid 4 Rv), dat zich richt tegen een derde (art. 282 lid 4 Rv), die aldus als waarborg optreedt.
welke regels zijn van toepassing op een eiswijziging?
Zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen mag de eiser zijn eis (i) verminderen, (ii) veranderen of (iii) vermeerderen (art. 129, resp. 130 Rv).
(i) Een eisvermindering gebeurt op de wijze zoals door artikel 82 Rv voorgeschreven. Een gedaagde kan zich niet tegen een eisvermindering verzetten.
(ii) + (iii) Een eisverandering (doorgaans ‘eiswijziging’ genoemd) of ‐vermeerdering dient schriftelijk, bij conclusie of akte, te gebeuren. Een gedaagde kan hiertegen bezwaar maken wegens strijd met een goede procesorde. De rechter kan ook ambtshalve een verandering of vermeerdering buiten beschouwing laten. Tegen een beslissing van een rechter over het al dan niet toelaten van een eisverandering of ‐ vermeerdering staat geen hogere voorziening open. Indien de gedaagde verstek heeft laten gaan dient een eisverandering of ‐vermeerdering bij exploot aan de gedaagde kenbaar te worden gemaakt.
Artikel 129 Rv: Eis verminderen kan altijd en in kantonzaken zelfs mondeling (82 lid 2 Rv)
Artikel 130 Rv: Een verandering of vermeerdering van eis kan alleen schriftelijk (hetzij bij conclusie, hetzij bij akte) omdat het belangrijk is dat de omvang van het geschil duidelijk is.
Gedaagde kan bezwaar maken tegen een verandering of vermeerdering indien hij/zij vindt dat dit in strijd is met de eisen van de goede procesorde. Dit gaat op de wijze waarop in het algemeen proceshandelingen moeten worden verricht, dus bij conclusie of bij akte.
Art. 95 Rv: de kantonrechter verliest zijn bevoegdheid als hij na een wijziging van eis niet meer bevoegd zou zijn over een zaak op grond van art. 93 en 94 Rv. Na een eiswijziging moet de kantonrechter dus nagaan of hij nog wel bevoegd is. De rechter moet dan volgens art. 71 Rv verwijzen
Leg uit: de procedures en mogelijkheden met betrekking tot voorlopige bewijslevering.
Voordat een geding aanhangig is, maar ook parallel aan een geding, kan de rechter op verzoek van een belanghebbende een (i) voorlopig getuigenverhoor (art. 186-193 Rv), (ii) een voorlopig deskundigenbericht (art. 202-207 Rv) of een (iii) voorlopige descente (art. 202-207 Rv) gelasten.
Wanneer zinvol?
(a) Als een belanghebbende vooraf wenst in te schatten of hij in het bewijs van door hem te bewijzen feiten zal slagen;
(b) Om schikkingsmogelijkheden te bevorderen, omdat voorlopige bewijslevering zonder escalatie van het conflict de sterkte van de rechtspositie van partijen bloot kan leggen;
(c) Als bewijsmogelijkheden tijdens de hoofdprocedure feitelijk verloren dreigen te gaan (bijv. hoogbejaarde of ernstig zieke getuige).
Zie de procedures in art 186-188 en 202-204 Rv.
Leg uit: de wijze van procesrechtelijke informatie- en bewijsvergaring (artikel 843a Rv, voorlopig getuigenverhoor, geschreven getuigenverklaringen, Wbp)
Artikel 843a Rv
Een belanghebbende kan o.g.v. art. 843a Rv in of buiten rechte inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden, van degene die deze bescheiden onder zich heeft. Deze vordering kan worden ingesteld als (i) incidentele vordering of in een (ii) afzonderlijke procedure. De daarvoor geldende vereisten zijn dat het moet gaan om (a) bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij degene die het vordert partij is (dat hoeft niet een contract te zijn, het mag ook een rechtsbetrekking uit bijvoorbeeld onrechtmatige daad zijn) en (b) degene die het vordert moet een rechtmatig belang bij zijn vordering hebben. In de praktijk worden 843a‐vorderingen regelmatig afgewezen omdat het in de ogen van de rechter om een ‘fishing expedition’ zou gaan.
Voorlopig getuigenverhoor
Voordat een geding aanhangig is, kan de rechter op verzoek van een belanghebbende een voorlopig getuigenverhoor (art. 186 lid 1 Rv) bevelen. Op deze manier kan een belanghebbende inschatten of hij in het bewijs van door hem te bewijzen feiten zal slagen. Binnen een reeds aanhangig geding kan de rechter op verzoek van een partij een voorlopig getuigenverhoor bevelen (art. 186 lid 2 Rv).
Geschreven getuigenverklaringen
Partijen kunnen schriftelijke verklaringen van potentiële getuigen zonder bewijsopdracht overleggen in een procedure. Met deze verklaringen kan in een vroeg stadium van de procedure het voorhanden zijnde bewijs door de rechter worden beoordeeld. Buiten rechte opgemaakte verklaringen van potentiële getuigen moeten met terughoudendheid worden beoordeeld.
Inzage persoonsgegevens Wpb
Op grond van art. 35 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) heeft een ieder het recht om inzage te krijgen in de eigen persoonsgegevens die over hem door een ander worden verwerkt.
Let op!
De wettelijke bewijsregels zijn geschreven voor de gewone dagvaardingsprocedure. In verzoekschriftprocedures zijn zij van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet - art. 284 Rv.
benoem de hoofdregels en beginselen van de stelplicht (bewijsrecht).
De stelplicht houdt in dat een partij (volledig en naar waarheid) de feiten en subjectieve rechten moet aangeven waarop hij zijn vordering baseert (art. 21 Rv).
De stelplicht wordt bepaald door het beoogde rechtsgevolg.
Genoemde feiten die niet voldoende worden betwist worden als vaststaand worden beschouwd (149 Rv).
Denk ook aan de omkering van bewijslast en de omkeringsregel.
De rechter kan vervolgens in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde bescheiden te overleggen. Partijen kunnen dit weigeren indien daarvoor gewichtige redenen zijn of de rechter mededelingen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de toelichting onderscheidenlijk de bescheiden. Vervolgens beslist de rechter of de weigering dan wel beperking van kennisneming gerechtvaardigd is (art. 22 Rv).
Hoe kun je bewijsmiddelen kan inzetten, mede tegen de achtergrond van de stelplicht en de exhibitieplicht?
Voor bewijsrecht zie 149 - 207 Rv
Bewijsmiddelen kunnen op alle mogelijke wijzen worden geleverd tenzij de wet anders bepaalt. (zie 152 Rv). Waaronder:
- schriftelijk
- getuigenbewijs
- deskundigenbewijs
- gerechtelijke plaatsontneming
- voorlopige bewijslevering
- bewijs door boekhouding.
843a Rv Exhibitieplicht. een partij kan onder de volgende voorwaarden inzage van bewijs vorderen.
- rechtmatig belang
- moet gaan om bepaalde akte of bescheiden
- aangaande een rechtsbetrekking waarbij hij partij is.
formuleer een toereikend bewijsaanbod.
“Eiser/gedaagde biedt aan om al zijn stellingen te bewijzen met alle middelen
rechtens, in het bijzonder door het horen van getuigen en het overleggen van
nadere schriftelijke stukken, zonder daarmee enige onverplichte bewijslast op zich
te willen nemen”.
“Eiser/gedaagde meent dat op hem geen bewijslast rust. Maar voor het geval
daarover anders geoordeeld mocht worden, biedt hij bewijs aan van zijn stellingen,
door alle middelen, waaronder bewijs door getuigen. De stellingen die
eiser/gedaagde in het bijzonder aanbiedt te bewijzen en wie daarover kunnen
verklaren zullen hieronder worden aangeduid”.
beschrijf de wettelijke regeling omtrent het horen van getuigen
Getuigenbewijs (art. 163 - 185 Rv)
- Ex art. 166 Rv vindt het horen van getuigen plaats na rechterlijk bevel in
een tussenvonnis, ambtshalve of na een bewijsaanbod.
- De getuige is verplicht te getuigen tenzij deze zich kan beroepen op het
verschoningsrecht.
- Een getuigenverklaring kan alleen tot bewijs dienen als deze betrekking heeft op
de aan de getuige uit eigen waarneming bekende feiten (art. 163 Rv).
Voorlopige bewijslevering: voorlopig getuigenverhoor (art. 186 - 193 Rv),
Welke 3 gewone rechtsmiddellen kunnen worden ingesteld bij een dagvaardingsprocedure en binnen welke termijn?
Werking van gewoon rechtsmiddel: Schorsing van verdere executie, tenzij de uitspraak uitvoerbaar bij
voorraad is verklaard (art. 145, 350, 404). Dit uitgangspunt van schorsende
werking geldt niet voor buitengewone rechtsmiddelen.
- Verzet (143-148 Rv)
(i) termijn: 143 Rv: Binnen 4 weken na (i) de betekening van het vonnis/ ter
uitvoering van vonnis strekkende akte, of (ii) het plegen van enige daad waaruit bekendheid met vonnis voortvloeit, of (iii) na
tenuitvoerlegging vonnis. - Appel (332-356 Rv )
(i) termijn: 339 Rv
i.b. 3 maanden vanaf datum van vonnis
HB tegen kort geding: termijn 4 weken (339 lid 2)
Bij overlijden in het ongelijk gestelde partij verlengde termijn (341
Rv)
Incidenteel beroep mogelijk na alle termijnen (en zelfs in geval van
berusting), mits bij memorie van antwoord (339 lid 3) - Cassatie (398-425 Rv)
(i) Termijn: 402 Rv.
I.b. 3 maanden, maar: als de termijn voor HB korter is, wordt de
termijn voor cassatie ook korter ( dubbele van de HB termijn;
bijv. bij kort geding wordt cassatietermijn dan 8 weken) (402 Rv).
In geval van overlijden in ongelijk gestelde verlengde termijn (403)
Deze termijn gelden ook voor cassatie tegen beschikkingen
(uitspraken in verzoekschriftprocedures (426)