0. Examenvragen Open 3 december 2016 Flashcards

1
Q

Peters heeft voor zijn klussenbedrijf een nieuwe Ford Transit gekocht bij Blik BV. Zijn bestelbus is het uithangbord van zijn bedrijf, vandaar dat hij veel waarde hecht aan de uitstraling. De zorgvuldig met diverse luxe opties uitgeruste bestelbus wordt door de dealer besteld bij de Fordfabriek. Peters betaalt een bedrag van €20.000 aan. Inbegrepen in de koop was donkerbruine lederen bekleding met specifiek rood stiksel.

Op de dag van aflevering blijkt evenwel dat de bus niet beschikt over de bestelde donkerbruine lederen bekleding met rood stiksel, maar is voorzien van lichtbruin leer met zwart stiksel. Voor Peters is de bekleding een gruwel en hij weigert af te nemen.

Tussen de dealer en Peters ontstaat een discussie. De fout ligt bij de fabriek, omdat de dealer alles correct heeft doorgegeven. De dealer biedt Peters nog een gratis set lichtmetalen velgen aan om hem ertoe te bewegen de auto af te nemen. Peters weigert en stelt dat hij van de koop af wil. Hij heeft geen vertrouwen meer in de fabriek. De dealer stelt echter dat vanwege zo’n klein punt als de tint van het leer en de kleur van het stiksel niet zomaar onder een speciale bestelling kan worden uitgekomen.

Peters wil van de koop af en wil zijn betaalde voorschot terug. Hij wendt zich tot u en vraagt of u mogelijkheden ziet. Werk uit of Peters de koop kan ontbinden en of hij zijn geld terug kan krijgen.

A

Van belang voor de beantwoording van deze vraag is dat aan de hand van de bespreking van de eisen voor ontbinding een schatting van de goede en kwade kansen wordt gemaakt. Ontbinding vereist een tekortkoming (die niet toerekenbaar hoeft te zijn). In beginsel levert elke tekortkoming een ontbindingsgrond op. Toerekenbaarheid is daarvoor niet vereist. Wel is in sommige gevallen verzuim noodzakelijk om een niet-nakoming een tekortkoming in de zin van art. 6:265 lid 1 BW te laten zijn. Levering van een andere kleur stiksel is wel een tekortkoming; de vraag is echter of verzuim noodzakelijk is. Wellicht kan de bekleding nog worden vervangen. (4 punten)

De vraag is echter of de tekortkoming wel van voldoende gewicht is om de ontbinding te rechtvaardigen. Dat is ook het verweer van de garagehouder. Daarover kan verschillend gedacht worden. Wat het standpunt ook is, het zal goed moeten worden beargumenteerd. (2 punten)

Bij ontbinding ontstaan ongedaanmakingsverplichtingen (art. 6:271 BW). Blik moet het bedrag van de aanbetaling terugbetalen (art. 6:271 BW). (4 punten)
Art. 6:271 brengt mee dat de rechtsgrond voor nakoming in stand blijft. Dus kan er nooit sprake zijn van onverschuldigde betaling. Dat wordt nadrukkelijk fout gerekend.

Overigens behoefde Peters geen genoegen te nemen met de set lichtmetalen velgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Peters heeft voor zijn klussenbedrijf een nieuwe Ford Transit gekocht bij Blik BV. Zijn bestelbus is het uithangbord van zijn bedrijf, vandaar dat hij veel waarde hecht aan de uitstraling. De zorgvuldig met diverse luxe opties uitgeruste bestelbus wordt door de dealer besteld bij de Fordfabriek. Peters betaalt een bedrag van €20.000 aan. Inbegrepen in de koop was donkerbruine lederen bekleding met specifiek rood stiksel.

Op de dag van aflevering blijkt evenwel dat de bus niet beschikt over de bestelde donkerbruine lederen bekleding met rood stiksel, maar is voorzien van lichtbruin leer met zwart stiksel. Voor Peters is de bekleding een gruwel en hij weigert af te nemen.

Tussen de dealer en Peters ontstaat een discussie. De fout ligt bij de fabriek, omdat de dealer alles correct heeft doorgegeven. De dealer biedt Peters nog een gratis set lichtmetalen velgen aan om hem ertoe te bewegen de auto af te nemen. Peters weigert en stelt dat hij van de koop af wil. Hij heeft geen vertrouwen meer in de fabriek. De dealer stelt echter dat vanwege zo’n klein punt als de tint van het leer en de kleur van het stiksel niet zomaar onder een speciale bestelling kan worden uitgekomen.

Stel in afwijking van het voorgaande dat de monteur tijdens de proefrit is aangereden door een vrachtauto van Oudewater Transport BV, bestuurd door Arie Ammeling. Ammeling is een chauffeur die als uitzendkracht voor Oudewater werkt. Ammeling heeft de dagen voorafgaand aan het ongeval de voorgeschreven rij- en rusttijden nauwelijks in acht genomen. De directe oorzaak van het ongeval is volgens de politie dat hij in slaap is gevallen. De bestelbus van Peters is volledig tenietgegaan.

De betrokkenen bij het ongeval proberen allen de schuld in de schoenen van een ander te schuiven. Oudewater stelt dat zij niet voor de fouten van een uitzendkracht kan worden aangesproken en dat Peters maar bij het uitzendbureau of Ammeling moet zijn. Ammeling stelt dat hij zich weliswaar niet aan de rusttijden heeft gehouden, maar dat hij niet in slaap is gevallen; de monteur in het busje van Peters reed vlak voor hem en trapte keihard en zonder zichtbare aanleiding zomaar op de rem. De monteur stelt dat hij bij het inhalen van de vrachtauto al zag dat deze aan het slingeren was en ook dat hij op een normale wijze heeft afgeremd voor langzaam rijdend verkeer. Stel dat de monteur niets te verwijten valt.

Geef gemotiveerd aan wie Peters op welke grondslag aansprakelijk kan houden. Geef aan wat daarvoor volgens de hoofdregels gesteld en zo nodig bewezen moet worden en bespreek voor zover relevant of de gevoerde verweren van invloed zijn op de bewijslast.

A

Aansprakelijkheid Ammeling (2pt)

Op grond van 6:162 BW (1pt)

Wat moet gesteld worden? (1pt)

Onrechtmatige handeling

Toerekening (op grond van schuld)

Schade

Causaal verband bewijzen (evt. relativiteit).

Wie moet bewijzen? (3pt)

Peters moet stellen en bewijzen, zie: 150 Rv

Het verweer van Ammeling is een gemotiveerde betwisting

Worden feiten, waarvoor de eiser stelplicht heeft, gemotiveerd betwist, dan heeft de eiser immers bewijslast voor die feiten.

Vgl. Asser Procesrecht/Asser 3 2013/288 en GS Onrechtmatige daad, artikel 162 Boek 6 BW, aant. 104.1.

Aansprakelijkheid Oudewater (3pt)

Op grond van artikel 170 (1pt)

Wat moet gesteld worden? (2 pt)
Fout onderschikte (uitzendkracht is ook ondergeschikte)
Fout door verrichten van de taak vergroot
Zeggenschap over de gedragingen waarin de fout was gelegen

Wie moet bewijzen? (2pt)

Peters moet stellen en bewijzen, zie: 150 Rv

Het verweer van Oudewater is niet in overeenstemming met het recht en leidt niet tot een verzwaring van de bewijslast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ineke Voorst is een tuinhobbyist die erg trots is op haar biologische tuin in Engelse cottagegarden-stijl, met een grote verzameling rozen van de veredelaar David Austin. Naast Voorst woont Jeroen van Diepen. Hun tuinen grenzen direct aan elkaar. Tot haar grote schrik constateert Voorst dat een groot deel van haar rozencollectie dood is. De schade bedraagt €5.000. Zij beschuldigt Van Diepen van het onkundige gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel Rond-Op. Van Diepen stelt echter dat de schade niet door hem is veroorzaakt, maar door het sproeien met zilt water door Voorst zelf.

Ter beëindiging van hun geschil hebben Voorst en Van Diepen een vaststellingsovereenkomst ad art. 7:900 BW gesloten. In deze overeenkomst staat vermeld dat 50% van de schade is veroorzaakt door Van Diepen. Ook is overeengekomen dat Van Diepen €2.500 zal betalen aan Voorst. Na ontvangst van de betaling verlenen partijen elkaar finale kwijting. Kort na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst krijgt Voorst bewijs in handen dat de schade voor 100% is te wijten aan het gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel door Van Diepen. Van Diepen dacht dit altijd al, omdat zilt water over het algemeen niet zo schadelijk is. Voorst voelt zich bedonderd en wil de vaststellingsovereenkomst vernietigen op grond van dwaling.

Beargumenteer of Voorst de vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling kan vernietigen. Geef ook aan of er in het algemeen nog een andere ontsnappingsmogelijkheid bestaat om onder een vaststellingsovereenkomst uit te komen.

A

Elementen

Titel 7:15 bevat geen eigen regeling voor de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst wegens dwaling. Het is dus mogelijk dat een vaststellingsovereenkomst wordt vernietigd wegens dwaling, indien is voldaan aan de vereisten van art. 6:228 BW. Die vereisten van lid 1 en de beperkingen in lid 2 moeten worden vermeld.
3 punten

Partijen hebben echter een vaststellingsovereenkomst gesloten. Uit de casus kan worden opgemaakt dat geen van beide partijen ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst wist wat de werkelijke oorzaak van de vervuiling is. Weliswaar Van Diepen ‘dacht’ dat de vervuiling te wijten was aan het gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel, maar dit duidt op een vermoeden en geen kennis (‘weten’). Gezegd kan worden dat beide partijen over de oorzaak van de vervuiling in onzekerheid verkeerden en om een einde aan die onzekerheid te maken zij de vaststelling hebben gesloten. Partijen zijn ook aan de vaststellingsovereenkomst gebonden, als later blijkt dat de vastgelegde toestand (50% van de schade is veroorzaakt door Van Diepen) afwijkt van de werkelijkheid. Zie art. 7:900 lid 1 BW.
2 punten

De rechter moet terughoudendheid betrachten bij het honoreren van een beroep op dwaling. Vernietiging van de vaststellingsovereenkomst is niet mogelijk als wordt gedwaald over hetgeen partijen als onzeker hebben beschouwd. Zie HR 15 november 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC4400 (Ebele Dillema II). Voorst kan zich niet met vrucht op dwaling beroepen, als blijkt dat zij over de oorzaak van de vervuiling heeft gedwaald. De dwaling komt in verband met de aard van de overeenkomst voor rekening van de dwalende (art. 6:228 lid 2 BW).
2 punten.

In het algemeen zijn er nog een andere ontsnappingsmogelijkheid om onder een vaststellingsovereenkomst uit te komen:

  • bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden (art. 3:44 BW);
  • de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW);
  • strijd met de goede zeden of de openbare orde (art. 7:902 jo 3:40 lid 1 BW)

Als twee voorbeelden worden genoemd, dan 3 punten

Opmerking

Niet juist zijn:

  • art. 7:904 BW: deze bepaling ziet enkel op de beslissing van een partij of van een derde ter uitvoering van de vaststellingsovereenkomst en niet op de vaststellingsovereenkomst zelf;
  • art. 7:909 BW idem;
  • art. 7:905 BW: deze bepaling ziet op de ontbinding wegens wanprestatie; de casus ziet niet op de uitvoering van de overeenkomst maar op het ontsnappen aan (de uitvoering van) de overeenkomst;

Voor onderstaand antwoord wordt maximaal 3 punten toegekend, maar uiteraard kan de totale beoordeling maximaal 10 punten bedragen.

In subsidiair verband – dus voor het geval de rechter voorbij gaat aan de terughoudendheid bij de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst (hiervoor onder 2 en 3) - kan worden gesteld dat de vaststellingsovereenkomst niet kan worden vernietigd wegens schending van een mededelingsplicht door Van Diepen. Van Diepen dacht (vermoedde) dat de vervuiling was veroorzaakt door het gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel, omdat zilt water over het algemeen niet zo schadelijk is. Daar staat echter tegenover dat Voorst zelf ook onderzoek had kunnen en moeten doen alvorens de vaststellingsovereenkomst te sluiten. De eigen onderzoekplicht weegt in deze verhouding zwaarder dan de onderzoekplicht ten behoeve van een mededelingsplicht.

3 punten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ineke Voorst is een tuinhobbyist die erg trots is op haar biologische tuin in Engelse cottagegarden-stijl, met een grote verzameling rozen van de veredelaar David Austin. Naast Voorst woont Jeroen van Diepen. Hun tuinen grenzen direct aan elkaar. Tot haar grote schrik constateert Voorst dat een groot deel van haar rozencollectie dood is. De schade bedraagt €5.000. Zij beschuldigt Van Diepen van het onkundige gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel Rond-Op. Van Diepen stelt echter dat de schade niet door hem is veroorzaakt, maar door het sproeien met zilt water door Voorst zelf.

Stel dat Voorst en Van Diepen geen vaststellingsovereenkomst sluiten. Voorst start een procedure om haar volledige schade van €5.000 op Van Diepen te verhalen. Uit het rapport van een onafhankelijk deskundige blijkt dat of het onkruidbestrijdingsmiddel van Van Diepen de schade heeft veroorzaakt of het gebruik van landbouwgif door een nabijgelegen aardappelteler. Het gebruik van zilt sproeiwater wordt in het rapport met zekerheid uitgesloten als oorzaak van de schade. Zowel de aardappelteler als Van Diepen hebben in strijd gehandeld met de veiligheidsvoorschriften ten aanzien van het gebruik van de betreffende bestrijdingsmiddelen.

Analyseer het causaliteitsprobleem en beargumenteer wat Voorst in beginsel moet aantonen om tot volledige vergoeding van haar schade te komen. Beargumenteer daarbij hoe volgens de hoofdregel de bewijslast is verdeeld.

A

Eerste onderdeel

Voorst spreekt Van Diepen aan tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad (art. 6:162 BW). Ingevolge art 150 Rv moet Voorst onder meer aantonen dat Van Diepen de schade aan haar rozen heeft veroorzaakt door onrechtmatig gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel: het condicio-sine-qua-non verband.
2 punten

Voorst heeft een bewijsprobleem omdat er meer mogelijke oorzaken zijn (alternatieve causaliteit): het gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel door Van Diepen en het gebruik van het landbouwgif door de aardappelteler.
2 punten

Tweede onderdeel

De wetgever is de benadeelde die wordt geconfronteerd met een dergelijk causaliteitsprobleem tegemoet gekomen in art. 6:99 BW.
2 punten

Voor toepassing van art. 6:99 BW moet Voorst aantonen dat:
- de schade aan de rozen veroorzaakt is door ten minste een van beide oorzaken (gebruik onkruidbestrijdingsmiddel of gebruik van het landbouwgif);

  • voor elke gebeurtenis een andere persoon (Van Diepen resp. De aardappelteler) aansprakelijk is; i.c. hebben beiden de veiligheidsvoorschriften genegeerd.

2 punten

Als aan de vereisten van art. 6:99 BW is voldaan, moet Van Diepen de schade van Voorst vergoeden, tenzij Van Diepen bewijst dat de schade niet het gevolg is van de gebeurtenis waarvoor hij aansprakelijk is, te weten het onrechtmatige gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel. Een omkering van de bewijslast (en het bewijsrisico).
2 punten

Voor onderstaand antwoord wordt maximaal 4 punten toegekend, maar uiteraard kan de totale beoordeling maximaal 10 punten bedragen.

Het ligt niet voor de hand om in plaats van beroep te doen op art. 6:99 BW het bewijsvermoeden van art. 150 Rv in te roepen. Als de stagiaire alleen het bewijsvermoeden aanvoert, dan maximaal 4 punten.

  • Op grond van art. 150 Rv moet dan worden aangevoerd:

Van Diepen heeft een norm geschonden, i.c. een veiligheidsvoorschrift bij het gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel;
de geschonden norm strekt tot bescherming tegen een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade, i.c. schade aan de rozen van Voorst;
voldoende aannemelijk is dat dit specifieke gevaar waartegen de norm beoogt te beschermen zich heeft verwezenlijkt.

In het derde vereiste ligt een probleem voor Voorst. Hij zou dan moeten stellen dat het specifieke gevaar van het onrechtmatige gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel door Van Diepen zich heeft verwezenlijkt. En dat kan hij niet zo maar stellen, omdat uit het deskundigenrapport dat hij ter beschikking heeft, volgt dat de schade aan de rozen kan zijn ook kan zijn veroorzaakt door het landbouwgif dat de aardappelteler heeft gebruikt. Voorst mag de bevindingen in de rapport niet verzwijgen (art. 21 Rv). Zie HR 24 oktober 1996, NJ 1998/45.

2 punten

  • Als aan de vereisten is voldaan, wordt voorshands aangenomen dat de schade aan de rozen door het gebruik van het bestrijdingsmiddel door Van Diepen is ontstaan. Van Diepen moet ‘tegenbewijs’ leveren, dat wil zeggen het bewijsvermoeden ontkrachten.

2 punten

NB. Opmerking

Onjuist is als de proportionele causaliteit wordt genoemd. Deze ziet in principe op de verhouding aansprakelijkheid-eigen schuld en leidt tot een verdeling van de schade over de aansprakelijke partij en de benadeelde partij. In casus 6 gaat het om de mogelijke aansprakelijkheid van derden. Externe oorzaken dus.

Proportionele causaliteit wordt slechts terughoudend toegepast. Zie HR 21 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7491 (Deloitte/H&H Beheer), rov. 3.5.2:

Voor het aanvoeren van de proportionele causaliteit geen puntentoekenning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ineke Voorst is een tuinhobbyist die erg trots is op haar biologische tuin in Engelse cottagegarden-stijl, met een grote verzameling rozen van de veredelaar David Austin. Naast Voorst woont Jeroen van Diepen. Hun tuinen grenzen direct aan elkaar. Tot haar grote schrik constateert Voorst dat een groot deel van haar rozencollectie dood is. De schade bedraagt €5.000. Zij beschuldigt Van Diepen van het onkundige gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel Rond-Op. Van Diepen stelt echter dat de schade niet door hem is veroorzaakt, maar door het sproeien met zilt water door Voorst zelf.

Stel: Voorst heeft tot zekerheid van verhaal van haar schadevergoedingsvordering van €5.000 op Van Diepen conservatoir verhaalsbeslag laten leggen op de betaalrekening van Van Diepen bij NBA Bank. Ten tijde van de beslaglegging bedroeg het positieve saldo op de betaalrekening €75.000. Van Diepen wil vervolgens een girale betaling aan TUI doen van €10.000 ten laste van de beslagen bankrekening. NBA Bank weigert, ook al legt Van Diepen omstandig uit dat het saldo ruimschoots voldoende is voor zowel de vermeende vordering van Voorst als zijn betaling aan TUI. Van Diepen vraagt advies aan een advocaat.

Geef aan of NBA Bank is gehouden de betaalopdracht van Van Diepen uit te voeren en zo nee, geef aan langs welke weg en onder welke voorwaarden Van Diepen kan bewerkstelligen dat hij toch kan betalen ten laste van het saldo van de betaalrekening.

A

NBA Bank is niet gehouden de betaalopdracht uit te voeren. (2 punten)

Het beslag treft in beginsel het gehele saldo van de bankrekening, ook als de vordering waarvoor beslag wordt gelegd aanzienlijk lager is. Dit om het verhaalsrisico te verminderen in het geval derden nadien ook verhaalsbeslag op de betaalrekening leggen. Indien na de eerste beslaglegging de bank betalingen verricht, ontstaat de kans dat het saldo bij meerdere beslagleggingen onvoldoende zal zijn om de eerste beslaglegger te voldoen (dat is het gevolg van de regeling in onze wet dat schuldeiser onderling gelijk worden behandeld naar rato van hun vordering, maar wel elk hun eigenbeslag vervolgen). De bank kan dan door de eerste beslaglegger genoodzaakt worden om aan hem het ontbrekende of een deel daarvan te betalen (afhankelijk van de hoogte van de door haar in weerwil van het beslag gedane betalingen). De enkele omstandigheid dat de beslagen vordering veel groter is dan de vordering waarvoor het beslag is gelegd, beperkt het beslag dus niet. (3 punten)

Van Diepen kan opheffing van het beslag vorderen op grond van art. 705 Rv. (2 punten).
Een grond hiervoor is blijkens lid 2 van dit artikel als Van Diepen voor de (vermeende) geldvordering van Voorst voldoende zekerheid stelt. (3 punten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

C32_Bloementuin

Ineke Voorst is een tuinhobbyist die erg trots is op haar biologische tuin in Engelse cottagegarden-stijl, met een grote verzameling rozen van de veredelaar David Austin. Naast Voorst woont Jeroen van Diepen. Hun tuinen grenzen direct aan elkaar. Tot haar grote schrik constateert Voorst dat een groot deel van haar rozencollectie dood is. De schade bedraagt €5.000. Zij beschuldigt Van Diepen van het onkundige gebruik van het onkruidbestrijdingsmiddel Rond-Op. Van Diepen stelt echter dat de schade niet door hem is veroorzaakt, maar door het sproeien met zilt water door Voorst zelf.

De verhouding tussen beide buren is aanzienlijk bekoeld. Van Diepen baalt flink van de beschuldiging en gaat zich eens verdiepen in de ligging van de erfgrens. Beide percelen worden zichtbaar van elkaar gescheiden door een haag met allerlei heesters die in een onnatuurlijke lijn naar achteren loopt en die Voorst nu als haar eigendom beschouwt. De heesters zijn door haar 27 jaar geleden geplant ter vervanging van oude afscheiding van gevlochten wilgentenen. Zij had toestemming van de toenmalige buren om de grond daarvoor te gebruiken. Een uitmeting door een landmeter van het kadaster wijst uit dat Voorst een stuk ter grootte van 28 m2 van Van Diepens perceel in gebruik heeft. Van Diepen laat Voorst aanschrijven door een advocaat met het verzoek de strook te ontruimen. U bent de advocaat van Voorst.

Kan Voorst volgens u een beroep doen op verkrijging door verjaring en zo ja, vanaf welk moment?

A

Van belang bij deze vraag is inzicht in de verhoudingen van eigendom, bezit en houderschap tegen de achtergrond van de verjaring. Voorst stelt zich op het punt dat zij eigenaar is, maar zij heeft de grond niet door overdracht in eigendom gekregen. Zij heeft de grond van de toenmalige buren mogen gebruiken. Iemand die iets in bruikleen krijgt, wordt houder voor de ander. Hij wordt geen houder voor zichzelf, i.e. bezitter. Er heeft in deze casus geen bezitsinterversie plaatsgevonden. (5 punten voor overwegingen omtrent bezit/houderschap van Voorst)

Voor de verkrijgende verjaring van art. 3:99 BW is in elk geval bezit vereist. Daarvan is in beginsel geen sprake tenzij er bezitsinterversie heeft plaatsgevonden (zie art. 3:111 BW); echter daarbij kan geen sprake meer zijn van goede trouw. Als er geen bezitsinterversie heeft plaatsgevonden, dan kan er ook geen sprake zijn van verkrijging ten gevolge van extinctieve verjaring (art. 3:105 BW). De rechtsvordering van Van Diepen om in rechte op te kunnen treden tegen de inbreuk is echter wel verjaard, maar leidt niet tot eigendomsverkrijging. (5 punten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly